donderdag 15 november 2012



Een ervaren collega 

De laatste zaterdag van het zomerseizoen is het slachtdag in het museum. In de boerderij uit het Betuwse Varik hangt het varken hangt aan het leer, zoals dat heet. Het zal er druk zijn dus ik ga met mijn groep maar een andere kant uit.

Ik neem ze mee in de tram, vermaan ze wijzend op het verdict verboden te spuwen nadrukkelijk om geen tabak of kauwgom te consumeren, laat ze uitstappen bij halte Dingenliefde en zet de stoet in beweging richting Groene Kruisgebouw. Weer is er iemand die opmerkt dat de wijkzuster met haar solex is verdwenen. Opvallend hoeveel bezoekers haar missen, ze is echt geliefd bij ons publiek. Ik verzoek de mensen om bij het betreden van het gebouw even goed de neus op te halen, maar helaas, vandaag is er nauwelijks lysol te bespeuren. Niet getreurd, de man in bad brengt ons tot serieuze zaken. Jazeker, ze herinneren zich nog heel goed dat er thuis geen douche was. Via de badscene, het consultatiebureau en de uitleen van de verpleegartikelen komen we te spreken over het belang van de kruisverenigingen in vroeger jaren. Omdat het een groep van de vakbond betreft noem ik in één adem ook het belang van de vakbonden voor de ontwikkeling van de volksgezondheid. Je moet immers steeds afstemmen op je groep. We zijn het roerend eens. En ook in mijn voorstel verder te wandelen richting brouwerij kan dit gezelschap zich goed vinden.

Onderweg doen we eerst even de huisjes uit Tilburg aan. Geen groep kan daar immers aan voorbij.  Daar zorgt de ooievaar die voor een van de huisjes staat wel voor. Hij/zij vervult dezelfde rol als vroeger onze wijkzuster.  Ook nu weer blijken sommigen in een bedstee te hebben geslapen. Maar ik ontmasker ze: ‘ja, als logeetjes bij een oom en tante zeker?’ Dat blijkt het geval. Maar één man, ik schat een jonge veertiger, doet een kleine bekentenis in mijn oor: ‘onze oudste is in de bedstee verwekt!’‘Wat zegt u?’ Hij herhaalt , met nadruk op het laatste woord. Ik heb het dus goed gehoord. Knap stukje werk, denk ik, staande bij die toch wel erg krappe ruimte in het eerste huisje. Omdat hij dit zo fluistert deel ik dit maar niet met de groep. Als rondleider moet je je publiek immers aanvoelen, ‘lezen’ noemen we dat.

Na afloop deel ik het wel met een oudere, ervaren collega. Tussen een slok en een hap reageert hij terwijl hij peinzend in de verte kijkt, op de wijze waarop hij talloos andere feitelijkheden in het museum toelicht:’t zal wel zittend gebeurd zijn’.

Het is duidelijk: voor hem is het slechts een detail uit het dagelijks leven dat we hier presenteren.