woensdag 26 juni 2013


Baldewijn

Omar en Tinus lopen in de wei. Niemand van mijn gasten besteedt aandacht aan ze. Waarom zouden ze ook? Je reist niet naar het openluchtmuseum voor een paar paarden. Sinds enkele jaren lukt het mij echter niet om achteloos aan onze zwarte Omar voorbij te lopen. Omar vertegenwoordigt het Groninger paard, en het had maar een haar gescheeld of er was geen Omar geweest, en geen enkel ander Groninger paard. 
Dat weet ik omdat ik een paar jaar geleden een artikel heb gelezen over hengst Baldewijn de laatste hengst van het NWP fokprogramma en grondlegger voor het huidige stamboek "Groninger Paard". Hij leefde van 1966 tot 1983.
In het artikel stond dat het moeilijk was om Groninger merries bij Baldewijn te krijgen. Waarom? Zo vroeg ik me af. Aan zijn naam zal het niet gelegen hebben, Baldewijn, zeg nou zelf: voor zo’n naam staan de merries toch in rijen van drie? Lag het aan zijn figuur misschien? Zeker niet, op internet vond ik een foto van hem, hij ziet er prima uit. Echt een vent van je bent jong en je wilt wat, dus daar zal het ook niet aan gelegen hebben. Hoewel, ik me kan vergissen natuurlijk want bij paarden lijkt het me toch wel een heel gedoe. Maar misschien waren er gewoon geen Groninger merries meer te vinden, dat zou ook nog kunnen. En als ze er niet zijn, dan kun je ze ook niet bij Baldewijn brengen. Hoe dan ook: het (fokken van het) Groninger paard heeft toch een doorstart gemaakt. Aldus begreep ik uit het artikel.
Terug naar Omar en Tinus. Twee jaar geleden – ik zie het nog voor me – stonden ze aangespannen op het entreeplein. Een moeder en een dochter stappen in. Terwijl  de koetsier wacht op nog enkele passagiers, kan ik weer eens mijn mond niet houden en vertel ze dat het niet zomaar willekeurige viervoeters zijn, nee het zijn  bedreigde Nederlandse huisdierrassen. Ma lacht ongelovig : een paard is dat een huisdier?  Haha!  Ik doe mijn best om het begrip huisdier uit te leggen, maar ik maak geen indruk. Dochterlief voelt met moeder mee: in welke slaapkamer slaapt ie? Ze moeten allebei hard lachen. Een IsraĆ«lisch gezinnetje staat erbij en kijkt niet begrijpend naar het gelach. Ik voel me niet geroepen om zoveel dommigheid te vertalen in het Engels.
Mijn gasten hebben uiteraard geen weet van de herinneringen en associaties waarmee ik in het museum rondwandel. Ze zien de paarden niet of nauwelijks. Wel de imposante Stolpboerderij. Wat zit er achter die raampjes van dat gebouw?
Moet ik die dommigheid uitleggen..