Een Africaansche Moor op Rozendaal
Ik loop in het museum langs het koopmanshuis waar in een presentatie aandacht wordt besteed aan het slavernijverleden van ons land. Ik kan hier niet meer passeren
zonder aan Quaco te denken. O zeker,
de dialoog die er te volgen is tussen de bezorgde ouders die op het punt staan hun zoon naar een
plantage te sturen intrigeert me. Maar enkele maanden terug heb ik het
stripverhaal Quaco, Leven in Slavernij
van Eric Heuvel en Ineke Mok gelezen. Het levensechte, geheel gedocumenteerde
verhaal over een jongeman, Quaco, die als kind in de binnenlanden van
West Afrika toen hij aan het spelen was met
zijn twee broertjes, werd gestolen. Dat moet ongeveer in 1770 zijn gebeurd. Hij wordt
een eind in een zak meegevoerd, komt in bezit van een koning of chief, en wordt
verkocht aan een kapitein van een slavenschip. Geen zeldzaamheid in die tijd.
Bij duizenden werden jonge kinderen weggevoerd. Ze waren geliefd omdat ze
sneller dan de volwassen slaven wenden aan een nieuwe omgeving. Quaco overleeft
de overtocht. Hij komt op een plantage en wordt later lijfknecht van legerkapitein
Stedman die jaagt op gevluchte marrons, zijn lotgenoten dus eigenlijk. Na
enkele jaren neemt Stedman hem mee naar ons land en komt hij terecht in het Gelderse Rozendaal bij de
familie Torck op kasteel Rosendael. Jawel, op een steenworp van het openluchtmuseum! Ik had er geen idee van
toen wij rondleiders in september jongstleden tijdens ons jaarlijks uitje ronddwaalden
door dat kasteel en de bijbehorende tuinen. Quaco, het uit Afrika geroofde kind
als zwarte bediende op het kasteel in Rozendaal! De kleine fonteintjes - De Bedriegertjes - en de schelpengalerij
bestonden toen al. Quaco heeft er gewerkt. Hij is zelfs in de kerk van
Rozendaal gedoopt! Bij die gelegenheid kreeg hij de naam Willem Stedman! Het
doopboek vermeldt: op 13 Novb is op belijdenis
gedoopt een Afrikaansche moor in dienst alhier van ..etc. Een ‘Afrikaansche
moor’ op Rozendaal! Het moet een gebeurtenis van de eerste orde zijn
geweest, van de hors categorie om in
wielertermen te spreken. Hadden we het tijdens ons rondleidersuitje geweten dan was Willem, alias Quaco beslist onderwerp van gesprek
geweest!
Maar de zwerftocht van onze Quaco / Willem gaat nog verder. Op
het kasteel krijgt hij zijn vrijbrief en in 1792 vertrekt hij blijkens de
archieven van de VOC naar Batavia. Enkele jaren daarna verdwijnt hij uit ons
beeld.
Dit alles, en nog veel meer, voltrekt zich tussen 1770 en
1795. In 25 jaar tijd word je gekaapt in Afrika, weggevoerd naar Zuid Amerika waar je je
pubertijd op een plantage beleeft (of overslaat) om via kastelen in Nederland,
als christen gedoopt als matroos op een VOC-schip op Java terecht te komen.
Het kan verkeren! En denk niet dat Quaco de eerste en enige geroofde
Afrikaan was die via deze route in het 18e eeuwse Nederland terecht
kwam. Er moeten er enkele honderden zijn geweest.
Maar of hun aanwezigheid aanleiding tot ophef heeft gegeven,
tot een Zwarte Piet discussie avant la
lettre , ik vraag het me af. Een
ding weet ik wel: telkens als ik op weg
naar het museum langs het kasteel fiets of als gids langs het koopmanshuis loop is deze
‘Afrikaansche moor’ in mijn gedachten.
Echter niet als ik op zaterdagochtenden met mijn loopvrienden door de bossen van datzelfde kasteel struin. Dan is er iets anders dat aandacht vraagt: het vermijden van verborgen boomwortels ...