donderdag 27 februari 2014

Een roofoverval
Knooppunt Waterberg bij Arnhem geniet landelijke bekendheid vanwege de files. Het knooppunt ontleent haar naam aan het vroegere landgoed De Waterberg. Dat landgoed heeft nooit goed willen gedijen. Niet toevallig heet de naast gelegen wijk van Arnhem ‘Alteveer’, lees: al te ver. Het was blijkbaar onbegonnen werk om kruiwagens met mest helemaal tot daar te brengen. Rond 1900 waren de toenmalige eigenaren dan ook blij dat ze een deal konden sluiten met een stichting die op zoek was naar een terrein om in Nederland naar Scandinavisch voorbeeld een openluchtmuseum te beginnen. Eén gebouw stond er al: de boerderij die hoorde bij het voormalig landhuis. De pachters konden gewoon blijven wonen. Waarschijnlijk de eerste boeren die boerden’ in een museum! Het witte boerderijtje staat er nog steeds,  als naaste buur kreeg het een papiermolen en in later jaren een Rietveld-vakantiehuisje. (Ik denk dat de boer het maar een-huisje-van-niks gevonden zal hebben, maar dit terzijde.)  In een bijgebouw werden een Hindeloper stijlkamer en een grutterij ingebouwd.
Tegenwoordig is de boerderij in gebruik als dienstgebouw. Het heeft dus de hele honderdjarige geschiedenis van het openluchtmuseum meegemaakt. Haar bewoners zijn goeddeels vergeten. (Met dank aan de slag om Arnhem waarbij een groot deel van het Arnhemse bevolkingsregister verloren is gegaan.)
Onlangs werd mijn belangstelling gewekt toen ik las dat de boer nog vele jaren na de oorlog op de boerderij, dus in het museum is blijven wonen. Daar moest ik meer van weten. Het is immers te gek voor woorden dat ik hele verhalen vertel over de bewoners van allerlei panden op het terrein, maar niet de bewoners van onze eigen boerderij ken!  Wat blijkt: nog bijna 20 jaar na de oorlog hebben hier de broers Lodewijk gewoond. In 1958 is Jan Lodewijk overleden. Johannes bleef er wonen en werd enkele maanden later het slachtoffer van een nachtelijke roofoverval waarbij de goede man behoorlijk is toegetakeld. En dat in ons zo vredig openluchtmuseum!! 
De komende zomer heb ik dus de bezoekers een interessant verhaal te vertellen. Daar staande onder de bomen, dezelfde bomen die ook de gebroeders Lodewijk van schaduw voorzagen, zie ik me al een spannend verhaal vertellen over twee rovers sluipend naar de deur van de boerderij… Aanschouwelijk onderwijs over waarden en normen in optima forma! En ik zal vertellen over de bommen die hier zijn gevallen en die de molen hier naast nog danig schade heeft toegebracht. Ik zal wijzen naar die andere molen, daar, die grote stenen molen. Staande tussen groepjes kinderen en volwassenen zal ik vertellen over de evacués die hier woonden,  - wel 600 in getal! - ,  ze waren verdreven uit Arnhem. Een van hen, hij sliep in die grote stenen stellingmolen,  is door de Duitse soldaten  ter plekke doodgeschoten! 
De vroegere bewoners van De Waterberg, de gebroeders Lodewijk incluis:  ik verlang ernaar ze na de winter weer tot leven te brengen. Hoe ze hier liepen, met hun kalktenen in de sokken, klompen aan hun voeten, een juk met twee melkemmers aan de schouders. Hoe hun moeder hier kookte  en water haalde uit put.
Misschien heette ze wel Marie. In dat geval zullen ze vast wel eens in een vrolijke bui gezongen hebben
Als hier een pot met bonen staat
en daar een pot met brie,
dan laat ik brie en bonen staan
                                                         en dans met mijn Marie…

dinsdag 4 februari 2014


Hoeveel gaat me dit kosten?

Met mijn hoofd vol gedachten, beelden en herinneringen aan flarden van gesprekken ga ik huiswaarts. Het is midden augustus 2013, een prachtige zomerdag. Ik heb een gezelschap uit Tilburg rondgeleid in het openluchtmuseum. Van de Zonnebloem waren ze. De Zonnebloem dat zijn meestal wat oudere, degelijk rooms katholiek opgevoede moeders, de kinderen de deur uit, maar nog vitaal en vooral erg sociaal. De ruggengraat van het dorp of de parochie zullen we maar zeggen, in elk geval goud waard. Ze doen veel bezoekwerk aan zieken en ouderen. Eenmaal jaarlijks mag dat wel beloond worden met een gezamenlijk uitje. Ik heb al meermalen het genoegen gehad zo’n groep rond te leiden.
In het Amsterdams café druk ik op de button van Tante Leen en even later op  die van Willy Alberti.  Het kan niet mis natuurlijk: de hele groep zingt en deint uit volle borst. De sfeer zit er goed in. Vervolgens leid ik ze langs een portret van Aletta Jacobs. Even uitleg. Ja dat is toch wel aardig van het museum dat ze haar zo een ereplaats geven. Toegegeven, met zo’n groep is het voor een rondleider makkelijk scoren. Zij hun uitje en ik mijn ego als rondleider, denk ik dan maar.
In de tram verlies ik ze een beetje, maar de tuinkabouters bij Dingenliefde zijn altijd behulpzaam om de groep weer bij de les, c.q. de rondleider te krijgen, want waarom staan die tuinkabouters nou hier?
Bij de wijkzuster (met solex) en het kruisgebouw komen de verhalen vanzelf. In het huisje uit de zestiger jaren: het rotan, de weckflessen, het oranje, het macramé, de babykamer: leuk om daar met deze groep rond te lopen. Je hoeft maar één vraagje op te werpen of de verhalen barsten los. Witte-ge-nog-zus en witte-ge-nog-zo?

Goed, ik zit dus in de auto met een hoofd vol gedachten, ik betrap me erop dat de tulpen uit Amsterdam door de auto schallen. En dan plotseling, op de tweede rotonde in Rozendaal een lazerpistool op me gericht….
Meneer weet u hoe hard u reed?   71 Kilometer dus, in de bebouwde kom.
Mag ik uw rijbewijs zien? Ik kan alleen het pasje van het museum tevoorschijn toveren. Dat is geen rijbewijs maar gevoegd bij mijn eerlijk voorkomen blijkbaar toch vertrouwenwekkend.
Hoeveel gaat me dit kosten?  De agente is de beroerdste niet, ze kan dat wel even voor me nazien:  151 Euro vermeerderd met 7 euro administratie …
Enkele weken later komt de bevestiging middels een acceptgiro. De dames uit Tilburg worden bedankt, heb ik een heel jaar voor noppes rondleidingen gegeven!
Eenmaal thuis begrijpt Marian – als ervaringsdeskundige – mijn gevoelens maar al te goed, maar ze kan enig leedvermaak toch niet helemaal verhullen.