vrijdag 25 december 2015

Wonderlijke gebeurtenissen in het openluchtmuseum

Het gebeurde in die dagen toen Mark Rutte minister-president was van Nederland, Willem Bijleveld directeur van het Openluchtmuseum en Suzanne en Anneke landvoogdessen van de rondleiders, dat de engel Gabriel naar Beuningen gelegen een weinig boven de spreng, werd gezonden naar een meisje dat Maria heette.
Gabriel ging het boerderijtje binnen en zei: gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.
Maria schrok hevig, maar de engel sprak tot haar:
Vrees niet, God heeft je zijn gunst geschonken.
Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Staande in het schemerduister van het boerderijtje  vroeg Maria aan de engel:
Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?
De engel antwoordde:
De Heilige Geest zal op je neerdalen  enz. enz.
En zie, je bloedverwant Elisabeth in het waldhuisje uit het Friese Damwoude heeft in haar ouderdom ook een zoon ontvangen, ze is in haar zesde maand want bij God is niets onmogelijk.
Toen sprak Maria , staande op de keitjesvloer tussen de bedstee en de vuurplaats in alle ernst de gevleugelde woorden:
Zie, de dienstmaagd des heren, mij geschiedde naar uw woord
Enige dagen later spoedde zij zich over de stuwdam naar het armetierige waldhuisje . De vrouwen begroetten elkaar en even later klonk het sindsdien bekende lied:
Mijn ziel prijst groot de heer!
Machtigen haalt hij neer van hun tronen
en hij verheft de geringen.
enz. enz.

Maria bleef ongeveer drie maanden in het waldhuisje, toen ging ze terug naar Beuningen.
Een half jaar later verscheen er een besluit van de minister president om een volkstelling te houden.
Allen gingen op reis om zich aan te geven in de stad van herkomst
En omdat Jozef uit het huis en het geslacht van David was, vertrok hij uit Beuningen boven de spreng, naar het boerderijtje uit Vierhouten om zich te melden, met Maria, die hoogzwanger was.
Terwijl ze daar aankwamen brak de dag van haar bevalling aan.
Ze baarde haar eerstgeborene in een nabijgelegen schaapskooi uit Ederveen, wikkelde hem in doeken, en legde hem in een kribbe, want in de herbergen was geen plaats voor hen.
Niet ver daarvandaan, op de Grote Weide, brachten herders de nacht door in het veld.  Opeens verscheen er een engel bij hen, en – zoals Dick Bruna schreef - nóg een, en nóg een, en nóg een, tot heel de lucht vol was van engelen.
En ze zongen: Eer zij God in de hoge en op aarde vrede aan alle vluchtelingen en allen die hen opvangen!
En de herders op de Grote Weide zeiden tot elkaar: Kom laat ons naar Vierhouten gaan en zien wat er gebeurd is.
Ze vonden achter in de schaapskooi Maria en Jozef met het kindje dat in de kribbe lag.
Ze vertelden wat er was gebeurd. Maria glimlachte vermoeid en overwoog alles in haar hart.

Later kwamen er wijzen bij het administratiegebouw. Ze vroegen : waar is de nieuwgeboren koning, we hebben zijn ster gezien en zijn gekomen om hem eer te bewijzen.
De directie stuurde hen naar Vierhouten met de woorden: stel een nauwkeurig onderzoek in en bericht ons zodra u het kind gevonden hebt. Dan zullen ook wij het eer bewijzen.
De wijzen gingen heen, en zie: de ster die ze in het oosten hadden gezien ging weer voor hen uit, totdat ze kwam boven de plaats waar het kind was, daar bleef ze staan.
Toen ze de schaapskooi waren binnengetreden, vonden ze het Kind met Maria , ze knielden neer en aanbaden het.
Ze boden geschenken aan: goud, wierook en een ipad ! 
Daarna, in een droom gewaarschuwd niet opnieuw naar het administratiegebouw te gaan, verlieten ze het Nom via een andere uitgang.
Toen ze waren heengegaan verscheen een engel in een droom aan Jozef en sprak: sta op, neem het kind en zijn moeder en vlucht naar de boerderij uit Beerta, en blijf daar tot ik het u zeggen zal.
Hij stond op, en vluchtte midden in de nacht, met Maria en het kind gezeten op een ezel, naar Beerta, gelegen in de uiterste hoek van het museum.

Jaren later toen de bevolking van het administratiegebouw had plaatsgemaakt voor vluchtelingen en ontheemden keerden naar Beuningen terug. Jezus groeide er op in het tot een timmerij verbouwde boerderijtje, gelegen een weinig boven de spreng.


dinsdag 8 december 2015



Dag lieve Tom…

Ik loop langs de Vinkenbaan terug naar het entreeplein van het Openluchtmuseum. Bij het naderen van de trambaan valt mij de kale grijze muur van de panden uit de Amsterdamse Jordaan op. Hoe authentiek de voorpanden er ook uitzien, die zijkant die is nu na drie jaren nog steeds veel te mooi, vind ik. Waar in Amsterdam vond je in de roerige jaren zeventig / tachtig, precies de jaren die wij hier in die panden presenteren, zo’n fraai gestukadoord maagdelijk grijs oppervlak? Daar horen toch graffiti op? Al die spuitgrage echte of vermeende artiesten lieten toch op elk stukje muur hun handtekening achter? Als vanzelf gaan mijn gedachten terug naar de Schelmseweg. Zolang ik rondleider ben fiets ik daar regelmatig onder het viaduct van de Apeldoornseweg door.  En tijdens de wintermaanden als het te donker is om over de Posbank te hollen, last het loopgroepje  waartoe ik behoor er graag een korte rustpauze in. Altijd als we er dan staan en altijd als ik er op de fiets passeer zag ik het staan:  Dag lieve Tom onthou het zingen  Ik vind het een pracht tekst, je reinste poëzie! Zes woorden slechts, maar zwanger van betekenis! Verdriet, weemoed, schuldgevoel, troost ? Vul maar in, je kunt er van alles bij denken. Zes woorden slechts maar een meer evocatieve tekst is bijna niet te formuleren. Ik weet zeker dat ik niet de enige ben die het bijzonder karakter van dit zinnetje onderkende. Want nooit, nooit in al die jaren is er ook maar één graffiti spuiter geweest die deze tekst heeft beroerd. Dag lieve Tom onthou het zingen werd door iedereen gespaard. Er is heel wat gekalkt en gespoten op wanden van dat viaduct maar nooit over dit zinnetje. En terecht, want wat mij betreft is het van hetzelfde allure als de geheimzinnig poëtische  tekst hebban olla vogulas nestas hagunnan  etc. (alle vogels zijn al aan het nestelen)  die iemand in de middeleeuwen in de kantlijn van een Latijns getijdenboek krabbelde. Maar twee weken geleden was de gehele wand in plastic gepakt. Meteen bekroop mij een naar gevoel, het zou toch niet? Maar het zou wel degelijk, zo bleek vorige week toen ik weer voor een rondleiding naar het museum fietste: Dag lieve Tom onthou het zingen, is niet meer…Heeft iedereen jaren en jaren piëteitsvol zijn handen thuis gehouden, is er een wegwerker die nietsontziend zijn opdracht uitvoert… Het viaduct moet netjes opgeleverd worden, toch? Barbarisme vind ik het!
En ziedaar die maagdelijk, veel te schone muur van dat stukje Jordaan…
Zou daar, zou daar..?
Ja dat is het! Ik zie het voor me: Dag lieve Tom onthou het zingen  fraai in schuine letters  aangebracht op die muur van ons stukje Jordaan.
Ik zie de reacties van dat half miljoen trampassagiers dat elk jaar rakelings langs die wand scheert. Ik zie voor me hoe ze elkaar aanstoten en wijzen. En zeg nou zelf: authentieker Amsterdams kun je het toch niet krijgen?


zondag 22 november 2015


Scheefwonen

In het museum staat een vissershuisje van het eiland Marken. Het is eigenlijk een huisje van niks: opgetrokken van hout en helemaal scheefgezakt. Maar als het huis kon praten! Het heeft heel wat meegemaakt. In de 18e eeuw gebouwd op een terp want de Zuiderzee kon spoken, regelmatig stroomde het eiland over, en je wilt toch wel droge voeten houden! Nog in 1916 werden er 30 huizen door het water verzwolgen!
Naar ik heb begrepen  werden er twee rijtjes van drie huizen neergezet. Maar alleen dit huisje is in 1931 overgebracht naar Arnhem. Het heeft dus nooit zo allenig de wind getrotseerd als hier in ons museum. Aanvankelijk kreeg het hier de plaats waar nu ongeveer het cafetaria staat. Toen de operatie Market Garden mislukte en heel Arnhem moest evacueren heeft het een tijdje dienst gedaan als winkel, want ook het openluchtmuseum kreeg honderden evacuees. Later, in 1948 werd het huisje op de huidige plek gezet.
Als het eens kon praten… ergens na 1850 – dan staat het er al 100 jaar! – wonen Jan en Lijsbeth De Waard er, met hun kinderen Jan, Annetje en Sijmon, én oma, Bessie genoemd op Marken! Jan en Lijsbeth waren nl. bij hun ouders ingetrouwd. Zes personen dus in dat huisje! Stel je dat eens voor als je naar binnen gaat: Die mooie waterput om het regenwater op te vangen(geen WC !) dat gaat nog wel, maar die ene woonkamer/keuken/slaapkamer! Jazeker, er zijn twee vertrekken, maar die ene is toch vooral om te pronken. De typisch geel en blauwe kleuren ogen fris en vrolijk (heel contrasterend met de zwart geteerde buitenkant van het hout.) Dat geel/blauw is de kleur van Zweden. Niet toevallig, want ze visten veel in de Oostzee. En probeer eens te zien hoe op een koude, natte,  winderige dag Lijsbeth hier de boel warm probeert te houden, de luiers probeert te drogen, eten te bereiden, kortom het hele spul draaiend te houden. De netten aan de hanenbalken zullen ook niet veel frisheid aanbrengen, denk ik. De kist (het luik in het dak) zal wel vaak open staan om wat trek te houden. Het hele gezin slaapt in de bedstee in de achterwand. De kleinsten in de ruif boven het voeteneind van pa en ma, de grootsten in de ruimte onder de bedstee ,‘de koets’. Bessie  heeft dan een ruimte helemaal links achter naast de bedstee. De beste kamer, de pronkkamer, is natuurlijk niet voor dagelijks gebruik, die is om te pronken. Je wilt immers  niet onderdoen voor de rest op het eiland! Ze haalden uit Amsterdam spullen van over de hele wereld, en de vissers brachten ook zelf wel spullen mee uit Scandinavië. In ons huisje staan vooral heel veel spaandozen, die komen uit Duitsland, en zijn geschilderd door huisschilders uit Hindelopen die hier en daar rondtrokken. Het blauw in de kamer werd tweemaal per jaar fris geverfd met blauwsel door de kalk: witwassen noemden ze dat. Het zal ook wel nodig geweest zijn want deze huisjes werden niet voor niets rookhuisjes genoemd: er brandde in die ene woonkamer/keuken/slaapkamer altijd een open vuur!

Met een hoofd vol indrukken loop ik van het rokerige huisje naar de poffertjeskraam. Daar kijk ik nog eens om en zie hoe scheef het huisje staat. Vanmorgen las ik in de krant over nieuwe woorden in nieuwe Van Dale. ‘Scheefwonen’ is een van de nieuwe woorden, zo las ik. Kijkend naar het huisje denk ik: hoezo nieuw? Jan en Lijsbeth hebben nooit anders gedaan! Ze hebben altijd scheef gewoond! 

dinsdag 3 november 2015


Twintig jaar lang …
Van mijn eerste salaris heb ik ooit op aanraden van mijn vrouw een toerfiets gekocht. Jaren achtereen heb ik vele, vele toertochten gereden. Altijd 100 kilometer of meer. De elfstedenrijwieltocht was (en is) zelfs 230 kilometer! Heerlijk vond ik het. Mijn vrouw iets minder want 100 kilometer daar ben je toch gauw een halve zaterdag mee zoet. Maar goed, het was ooit haar idee om zo’n fiets met smalle bandjes aan te schaffen.
Tot ongeveer 20 jaar geleden mijn oudste dochter het in haar hoofd haalde om te gaan hardlopen. (En ik had toch echt wel tijdig ook voor haar een racefiets aangeschaft). Wat gebeurde laat zich raden. Ook ik schafte me een paar loopschoenen aan. Vroeger op de middelbare school was ik  altijd een goede loper geweest, herinnerde ik me. Dus waarom zou ik het niet nog eens proberen?
En zo kon het gebeuren dat ik me aan de hand van dochterlief weer op het loperspad begaf. En… ik heb de toerfiets zo goed als nooit meer aangeraakt! (Behalve dan die ene maand op de wegen naar Santiago, maar dat was op een andere fiets). Twintig jaar lang was ik twee- driemaal per week te vinden op de parcoursen van de Veluwezoom. Heerlijk is dat: een uurtje hardlopen, alleen of in gezelschap van de Bedriegertjeslopers. Zo noemen we ons, naar de kleine, volgens sommigen lullige fonteintjes in het park van kasteel Rosendael.
Twintig jaar lang, maar de laatste tijd geven mijn kuiten en knieën signalen dat ze mijn hoofd niet meer kunnen volgen. Probleempje, want ik kan ze moeilijk thuis laten, ze moeten wel mee. Na diep beraad heb ik met ze afgesproken ze voortaan iets minder te belasten, wel op voorwaarde dat ze dan nog jaren hun best blijven doen. En zo kon het gebeuren dat ik op een mooie herfstdag de fiets weer eens besteeg en een rondje Doesburg heb gefietst. Hoe dat was? Schitterend, in één woord schitterend. Het voelde heerlijk, mijn kuiten en knieën hebben me laten weten hieraan met graagte mee te werken en ik moet bekennen: je ziet nog eens wat. Dat wil zeggen: er was zware mist. Maar dat was juist zo bijzonder. Honderden ganzen hoorde ik boven me zonder dat ze zich lieten zien. Het was een gekakel van jewelste. Op de brug bij Doesburg kon ik het silhouet van een boot onderscheiden en bij Bingerden stonden de koeien tot hun uiers in de mist. De vuilverbranding bij Westervoort heb ik niet gezien, maar daar in de buurt waar de mist om mij een plezier te doen even optrok, stonden wel plotseling een bok en drie geiten trots op een plateautje in de wei. Wat wil een mens nog meer?
Wat ik nu maar zeggen wil: luister goed naar je benen en je blijft je verbazen!


woensdag 21 oktober 2015


Over concentratiekampen en een nieuw woord.

Onlangs heb ik Gedänkstette Esterwegen bezocht. Het is een informatie en herdenkingscentrum  voor de concentratiekampen in het Emsland. (Het gebied langs de grens met Groningen en Drenthe.) Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam begon hij meteen tegenstanders van het Nationaal Socialisme gevangen te zetten. Tot de eerste kampen behoorden er enkele in het Emsland. In totaal kwamen er vijftien (15 !) concentratiekampen op slechts enkele kilometers van de Nederlandse grens. (Het kamp Esterwegen ligt het verst van de grens) De gevangenen moesten voornamelijk dwangarbeid verrichten in het veen. Soms maar een paar honderd meter van de grens vandaan, maar wie vluchtte werd ter plekke neergeschoten. En wie erin slaagde Nederland te bereiken werd teruggestuurd…! Van 1933 tot 1945 hebben er ongeveer 200.000 mensen vast gezeten!  Waaronder 100.000 Russische krijgsgevangenen die als honden werden behandeld. Tussen de 14.000 en 26.000 Russen zijn er gestorven, doodgehongerd, mishandeld, ziek… Naamloos want slechts ‘Untermenschen’! (En nog 10.000 anderen zijn er omgekomen)
Waarom zijn deze Emslandkampen bijna volledig onbekend? Waarom kennen we wel Dachau, Neuengamme, Buchenwald etc., maar niet deze kampen net over de grens? Waarom heb ik hier op school nooit een woord over gehoord? Het moet toch bekend geweest zijn in de grensstreken van Drenthe en Groningen? Collectief afwenden en stilzwijgen…Terwijl ik in het herdenkingscentrum rondliep bedienden zich de demonstranten van Pegida in Dresden ( tegen de opvang van vluchtelingen) opnieuw van symbolen van het Nationaal Socialisme…

Om toch maar met iets luchtigers te eindigen:  de nieuwe Van Dale is uit! Allerlei nieuwe woorden staan erin. Maar het nieuwste woord staat er niet in. Dat is – met dank aan Volkswagen – sjoemelsoftware. Het is zeker een blijvertje want nog veel meer concerns ‘besjoemelen’ de boel. Wen er dus maar aan.
Leuk spelletje: probeer eens tienmaal luid en snel achter elkaar sjoemelsoftware sjoemelsoftware  sjoemelsoft   je weet niet wat je hoort!


zaterdag 3 oktober 2015


Dan toch maar liever de mannen in huis

Ik loop in het Openluchtmuseum door de Gelderse buurt terug naar de entree. Ter hoogte van het boerderijtje uit Vierhouten nadert een drietal dames van 35 – 40 lentes naar ik schat. Twee snellen naar voren en stellen zich op voor de voorgevel van de boerderij. De derde maakt een foto van het vrolijke duo. Ik blijf even staan en geniet van het tafereel: een plaatje om te zien. Dan - ik had het kunnen vermoeden – vraagt dame drie me of ik een foto van alle drie samen wil maken. Natuurlijk wil ik dat. De dames stellen zich op naast elkaar onder de druivenrank. Ze hebben de grootste lol samen en de zon beschijnt het tafereel feeëriek. Als ik ze op de gevoelige plaat heb vereeuwigd en denk aan afscheid nemen verrast dame drie me nogmaals: ook nog een foto op de rand van de waterput! Ik weet niet of het een vraag of gebod is, maar ik voldoe er maar al te graag aan. De dames schikken en schuiven zich samen op de rand van de waterput. De hoofden ietwat in de schouders getrokken vanwege de balk boven de put. Een pracht schouwspel met het boerderijtje op de achtergrond. En ik mag de fotograaf zijn, wat kan het leven toch mooi zijn! Tuurlijk maak ik niet een maar twee foto’s en dan bekijken we het resultaat. Om het moment even te rekken vraag ik belangstellend of ze ‘iets hebben’ met het boerderijtje. Ja, zegt een van de dames , ons droomhuis.
Hoe zegt u?
Ons droomhuis, maar onze mannen willen niet!
Tja, zeg ik, dat is een probleem waar ik liever buiten blijf. (Als museumedewerker hecht ik eraan enig afstand te bewaren in dit soort gesprekken.) Maar gelukkig rekt dame drie wederom even ons samenzijn. Ze vraagt me zonder omwegen: kunnen we hier misschien logeren als we onze mannen zat zijn?

Tja, zeg ik, ik wil niet…maar u kunt eens informeren. En dan vertel ik over ons Waldhuisje uit Damwoude. Dat daar eens een familie met een aantal kinderen een week lang heeft gelogeerd. Misschien zou u dat ook mogen, maar dan wel in de omstandigheden van toen, dus zonder water in huis, en zonder elektra. (Damwoude had dat laatste wel, maar Vierhouten volgens mij niet). Ik vertel ze dat ik eens een brief heb gelezen van een kleindochter van de laatste bewoners aan het museum, waarin ze de weekdagen van haar oma beschrijft: naaien, breien, kousen stoppen, het vee verzorgen, wassen (alles met de hand !!) koken, boenen, te voet met een mand eieren naar de markt in Harderwijk (15 kilometer heen en terug) en – zo voeg ik toe -  uiteraard half rechtop dicht tegen elkaar slapen in de bedstee. Daar schrikken ze toch wel een beetje van. Ze kijken elkaar eens aan en besluiten : ‘dan toch maar liever de mannen in huis’.

zaterdag 29 augustus 2015


                                            Een boeket in de boom en een mes in het zand

Na het wandelen van de Vierdaagse heb ik begin augustus het lopen weer opgepakt. Er meldt zich nog maar een klein groepje, maar het weerzien is allerhartelijkst. Ook Irma is er weer, lang niet gezien, maar ze loopt als een kievit onverdroten het Kerkepad omhoog. En dat is geen kattenpis kan ik u verzekeren. Dat Kerkepad is een lang aanhoudende klim diagonaal over het Rozendaalse Veld. En altijd, altijd als wij er lopen is het zand rul!  Inwendig zuchtend en steunend tracht ik haar bij te houden. Dat was nooit een probleem, maar nu... Is Irma zo bijzonder getraind of heb ik zoveel ingeleverd? Dat laatste is uitgesloten natuurlijk, anderen worden ouder, ik niet, zo is dat toch?
Hoe dan ook: boven aan de Koningsweg staan we uit te hijgen en verzamelen we ons. Vaste prik, niets bijzonders. Maar dan, plotseling wijst W. op een mes dat daar in het zand ligt. Een mes! Zomaar in het zand op de Koningsweg! Dat is vreemd, wat doet dat aardappelschilmes daar? Dat verwacht je eventueel iets terug bij het bankje, maar hier?  Bloedsporen of afdrukken van een worsteling zijn niet te zien in het rulle zand. Het blijft ons bevreemden. Iemand suggereert de politie te bellen, maar die doet niets natuurlijk, de politie voert actie. Ze begeleidt geen voetbalwedstrijden en dreigt zelfs de Tour de France in het honderd te laten lopen. Het valt wel op dat bij ons geanimeerd gesprek W (ik noem zijn naam hier niet) terzijde blijft staan en zich niet in het gesprek mengt. Dat is verdacht natuurlijk… Maar goed, we besluiten het mes het mes te laten.
Volgt het onvermijdelijk gesprek over het vervolg van het parcours. Uiteraard ga ik vandaag met de langzame groep mee die vanaf hier een korte route kiest. Maar als het eind van die korte route bijna in zicht komt vraagt Bas me : zou jij het leuk vinden als we nog een lusje zouden lopen? Enig medelijden met wie net terugkomt van vakantie is hem ten enen male vreemd. Er moet gelopen worden, anders moet je niet komen. Dat is nu eenmaal de heersende moraal in onze groep. Ik zeg heel empathisch : nou of ik het leuk vind weet ik niet maar misschien bedoel je te zeggen dat jij het wel heel leuk zou vinden om nog een extra lusje te doen?
Om kort te gaan: het lusje blijkt nog een hele lus te zijn. Als we terug op de parkeerplaats komen staat de groep van de langere route al uitgebreid te genieten van de koffie van Wilma.
Iets verder op de parkeerplaats staat iemand ‘boerenijs’ te verkopen. Teruglopend naar huis bedenk ik: boerenijs, dat bestaat helemaal niet, dat is pure nonsens, er is geen boer die ijs maakt. Er zijn blijkbaar mensen die je open en bloot knollen voor citroenen kunt verkopen, maar ik laat me die niet aansmeren.
Het kan echter nog gekker. Een week later lopen we in de buurt van de brandtoren. En wat zien we daar op een vijftiental meters bezijden het zandpad op ooghoogte in een vertakking van een boomstam gestoken? Jawel: een prachtig boeket bloemen. Zo te zien nog een vers boeket, met zorg achtergelaten in deze boom…   Onwillekeurig denken we terug aan het aardappelschilmesje van vorige week…  Zou er een verband bestaan..? Of heeft iemand hier tevergeefs een huwelijksaanzoek gedaan…?   Of…al mijmerend draven we terug.
Wat ik nu maar zeggen wil: een rondje met de Bedriegertjeslopers is nooit saai.


dinsdag 25 augustus 2015


Naar de schoonheidssalon

Vandaag ga ik weer een rondleiding langs de Groene Route geven. De vorige keer liep er maar een heel klein groepje mee, dus ik ben benieuwd hoe de belangstelling vandaag zal zijn.
Nou, dat valt niet mee. Het aantal belangstellenden is op de vingers van een hand te tellen, sterker nog: er valt helemaal niet te tellen. Enig begrip heb ik er wel voor, wie naar het Openluchtmuseum gaat die komt voor gebouwen en molens, voor een rondje met de antieke tram, voor het kindererf waar zulke leuke dingen te doen zijn, voor de vriendelijke medewerkers die je overal ontmoet, voor vult u maar in. Maar de Groene Route? Onbekend maakt onbemind en dat zal nog wel een tijdje duren. Je hebt een nieuw product niet zomaar in de markt geplugd.
Terwijl ik dit bedenk passeert een jong stel met baby in een buggy. Ze kijken zoekend in het rond, zien mijn pasje, en lopen dan doelgericht op me af.
-Meneer, mogen we wat vragen? Tuurlijk, een rondleider mag je altijd wat vragen (en dan maar hopen dat je een kort antwoord krijgt. (Bij mij thuis hoor ik soms: ‘de korte versie graag, niet via de V.O.C.!’ Maar dit terzijde)
- Natuurlijk, zeg ik, wat wilt u weten?
- Hier moet ergens een blauw boerderijtje staan
- Ja dat klopt, kijkt u daar eens, de voorgevel is blauw, maar dat kunt u van hieraf net niet zien. Het is ons blauwe boerderijtje uit Harreveld
- Ja precies, dat zoeken we. Ik ben opgegroeid op de plek waar dat boerderijtje heeft gestaan.
- Hoe zegt u?
- Ja, ik heb daar gewoond.  Aan de Menschotterweg in Harreveld,
- Maar hier wordt altijd gezegd dat dit boerderijtje op Te Stroete stond, zeg ik,  en de laatste bewoner, Jan Reinders, werd daarom ook wel StrootJan genoemd.
- Ja, dat klopt, zegt hij, de Stroetweg loopt pal achter het huis langs, in een soort tip komen de beide wegen samen.
Hij vertelt dat na Reinders er een Klumperink heeft gewoond en daarna Bussink. Het erf heet nu ’t Klumperink vertelt hij me.
Nu ik toch geen gegadigden voor de Groene Route heb besluit ik van de nood maar een deugd te maken en genereus biedt ik ze een particuliere rondleiding aan door ‘hun’ blauwe boerderijtje. Dat vinden ze leuk, en zo vertoeven we enige tijd op de vloer bij de familie Reinders ofwel StrootJan en StrootJanna. Ik vertel ze over de kou in huis, de rook, de kookgelegenheid etc. Ze kunnen het zich moeilijk voorstellen en zijn zeer geïnteresseerd.
Sander, zo heet hij, Sander Bussink, vertelt dat zijn vader een foto van de verkoopakte van de boerderij aan de muur heeft hangen, en er uren over kan praten. De man schijnt alles wat hij maar kon vinden over het boerderijtje te hebben verzameld. Hij geeft me het 06-nummer van de man en laat weten dat we hem zeker een groot plezier zouden doen als we hem… Ik beloof Sander contact met zijn vader op te nemen.
Thuis ga ik googelen. En jawel hoor, tot mijn niet geringe verbazing verschijnt schoonheidssalon ’t Klumperink aan de Menschotterweg 15 in beeld. Je kunt er terecht voor allerlei gezichts-, huidverzorgende en huidverbeterende behandelingen.
StrootJan en StrootJanna zullen zich daar hoog boven ons in de hemel waarschijnlijk  vaak in de ogen wrijven bij het zien van deze onverwachte ontwikkeling.
Wellicht een goed idee om tijdens het jaarlijks uitje van ons rondleidersgilde de salon eens aan te doen. Parkeergelegenheid genoeg vermeldt de site, en misschien valt er te praten over een kleine reductie bij een collectieve antirimpelbehandeling…



zondag 9 augustus 2015


Vakantielol

Een mens maakt wat mee. Enkele herinneringen aan de laatste twee weken:
In de trein:
Dame tegen oudere man:
-Er is hier een nieuw station. Station Europaplein.
Weet je wat daar te zien is?
- Oudere man: Geen idee
- Dame: Ik ook niet, ik ben er nog nooit geweest.
Even later:
 - Dame: We kunnen er een keer uitstappen om alvast te kijken wat er te zien is
Misschien niets, maar dat is ook interessant! Hahaha!!

Tijdens de Nijmeegse Vierdaagse:
In Elst draait een kroeg, zeker weten, de hoogste omzet van het hele jaar. De mensen staan er lijf aan lijf, het terras puilt uit . Een etage hoger hangt in grote letters:
VIER DAGEN LOPEN
IS BEZOPEN
Je moet maar lef hebben!
‘sMorgens om 8 uur doet een vishandel in Nijmegen een poging een graantje mee te pikken:
Wil je geen blaren – koop een haring!
Of het helpt betwijfel ik, de man trekt weinig klandizie.
In Wijchen roept iemand door een megafoon:
Van wie is deze portemonnee?  Onmiddellijk roept de hele meute:  van mij!! Honderden wandelaars en honderden toeschouwers staan dubbel van het lachen.
Onder een viaduct zingt de hele meute, begeleid door een mondaccordionist uit Zoetemeer Glo oh- oh- oh- oh –oh // oh-oh-oh-oh-oh-r-ia// in excelsis de-o  het moet gezegd: je kunt er uitstekend op lopen!
In berg en Dal staat een dame met het zoveelste bord Free Hug. Plotseling draait ze het bord om en lezen we: gratis seks met die kale eronder een pijl richting wandelaars. Juist op dat moment passeert er een glad geschoren man. De meute komt niet meer bij van het lachen.

Op de terugreis na een bezoek aan een expositie over Werkman in het Gronings museum eten we in de trein een zelf meegenomen boterham. Twee jonge vrouwen stappen in. In het voorbijgaan zegt de een tegen de ander: Lief, die oudjes met die boterhammen!
Oké, dat zijn wij dus!


maandag 3 augustus 2015


De baard van Abraham

Ik loop met Jans door de Gelderse buurt. Hij weet veel van oude boerderijen in Drenthe. Vandaar dat we hadden afgesproken eens samen een middag in het museum te wandelen. Dat ‘eens’ werd dus vanmiddag. Ik heb geleerd voortaan anders naar de gebintbalken te kijken. Gebinten kun je ‘lezen’ zo werd ik gewaar. Als je dat doet zie je op verscheidene plekken geboorde of uitgebeitelde gaten in de balken (of boomstammen). Er is heel veel hergebruikt of veranderd in de loop der eeuwen, en waarschijnlijk ook regelmatig  gesjord en gesleept met (delen van) gebinten. Het was vroeger allemaal niet zo statisch als wij vaak denken. Maar daar wil ik eigenlijk niet over schrijven. Het meest werd ik getroffen door een anekdote die hij me vertelde.
Eens moest hij voor zijn werk in Staphorst zijn. Nu moet u weten dat Jans een mooie witte baard draagt. Een staphorster boer maakte hem bij de begroeting meteen duidelijk dat hij niets moest hebben van mannen met een baard. Wat moet ik daar nou mee aan, dacht Jans, en toen kreeg hij een geweldige inval. Hij besloot die man te antwoorden in zijn eigen Drents dialect en hem aan te spreken op zijn waarschijnlijk gelovige achtergrond. Staphorst en Drenthe, och dat verstaat elkaars dialect wel. Dus zei Jans: ‘muj us luustern. Ie weet dat Ooze Lieve Heer alles eschaopen hef. Hij hef ok Abraham eschaopen en Abraham – da weet ie toch – had ok een boad! Was die boad van Abraham dan ok nie goed?’
‘Nou’, zei Jans, ‘daar had die boer niet van terug. Alleen al het feit dat ik dialect met hem kon spreken ontdooide de hele sfeer. Ik heb een heel goed gesprek met hem gehad.’
Zelf heb ik ook zoiets meegemaakt. Het toeval wil dat ik een paar weken geleden gebeld werd door de entree: of ik iets vergeten was, er stond een groep op me te wachten! Ik dacht dat ik door de grond zakte! 10 Minuten later (ik wacht nog steeds op een bekeuring) stond ik op het entreeplein. Ik besloot maar open kaart te spelen en zei: ‘dames en heren ik ga maar gewoon met de billen bloot, wat me nu is overkomen hoop ik nooit weer mee te maken. Ik heb geen enkel excuus, ik was het gewoon vergeten. Ik hoop dat u niet boos op me blijft.’ Ze konden die openheid wel waarderen geloof ik. Vervolgens vroeg ik waar ze vandaan kwamen. Uit Luttenberg, zeiden ze. Ik was blij verrast en zei: ‘uut Lut’nbarg!! Da ken ie Harfte -Wietem wè, dao kom ik vanda.’
‘ Joa,’ zei een mevrouw: ‘dao hek nog ediend!’ 
Om het verhaal kort te houden: ze bleek een jaar inwonend dienstmeisje te zijn geweest op een van de tien boerderijen van dat gehucht waar ik een geweldige jeugd heb gehad. Ik zei: ‘aj eem wacht hef ze mie nog de luiers om edoan!’ De rondleiding kon niet meer stuk, dankzij enkele ogenblikken van contact in het dialect.
Vanmorgen kwam dit alles weer terug toen ik in de krant las over cirkels van taal waardoor volken zich verbonden weten en waardoor mensen bij elkaar willen blijven horen.
De boer in Staphorst zal zich dit niet bewust zijn geweest. Ook niet dat die baard van Abraham nergens in het scheppingsverhaal voorkomt. Ik meen te weten dat alleen ergens in de psalmen een keer sprake is over honing die druipt uit de baard van Abraham.
Nogal wiedes, ze kenden in die tijd nog geen scheerapparaten en bij gebrek aan papier ook geen WC-papier, laat staan servetten, toch?


woensdag 8 juli 2015


Links lullen – rechts mikken

Niets is meer zoals het was. Tientallen jaren liepen we na de start eerst langs het kerkhof omhoog om vervolgens op de kruising buiten adem elkaar weer op te wachten. Maar sinds de bestuurswisseling is alles anders. Geert-Jan voerde ons afgelopen zaterdag meteen langs het hek van de Oranjerie omhoog. Twee weken geleden stak hij zelfs de Schelmseweg over. Dat is sinds de Gekke Koeienziekte, toen heel de Veluwezoom was afgesloten, niet meer voorgekomen. Een ongeschreven wet: Bedriegertjeslopers steken de Schelmseweg niet over. Nu wel dus, Geert-Jan loopt voorop alsof hij nooit last van zijn heup heeft gehad. Ik vraag me af wat er tijdens de bestuursvergaderingen gebeurt, het is een andere Geert-Jan.
Tijdens onze ronde door het bos (vandaag geen hei of open veld) nemen we de week door: Oekraïne, Griekenland (vooral Griekenland) de Middellandse Zee, ISIS, ja zelfs  de rechtszaak van Urgenda tegen de staat passeren de revue. Vandaag voeren we ook medisch ethische discussies. Het gaat over PSA waarden (denk aan prostaataandoeningen, niet iets waar je als hardloper van loopt te dromen, toch?) Wil je die waarden weten, en waarom dan, of waarom niet?
Als we weer verder lopen en ik, zoals ik graag doe, weer een eindje in mijn uppie loop, bedenk ik dat het de laatste tijd steeds vaker over ziektes gaat. Zou dat te maken hebben met de gemiddelde leeftijd? Maar neem nou Jeannet, Tilly en Els, dat is toch jeugd? Of ligt het aan mij, hoor ik alleen maar de gesprekken van de pensionado’s?
Tilly en Els zijn er vandaag niet, dus besluit ik dat het aan mij is om een stukje jeugdig elan in te brengen. Bij de volgende stop  vat ik een aantal dennenkegels en als na enkele minuten Bas hijgend aan komt ijlen belaag ik hem daarmee. Ietwat verbaasd over de onverwachte agressie weet hij ze te ontwijken. Vervolgens daag ik de club uit om van enkele meters afstand de kegels tegen een boom te mikken. En het resultaat: Marinus niet, Bas niet, Jeannet niet. Allemaal een afwijking naar rechts! Een enkeling zelfs extreem rechts!
Het geeft wel te denken: onderweg links lullen maar als het puntje een paaltje zoekt dan rechts mikken….


zondag 28 juni 2015


Katjesmarkt

Achter in het museum loop ik met een aantal dames uit Limburg van restaurant de Hanekamp langs het hekwerk met de liefdesslotjes richting het Zeeuwse kerkje.
Ik vertel over de vele huwelijken hier, over mooie fotoreportages in het museumpark etc. Wekelijks, zo vertel ik,  beloven verliefde stellen hier elkaar eeuwig trouw en bevestigen als symbool daarvan zo’n slotje. Maar ja, mijmer ik, ik las ergens dat tegenwoordig ongeveer de helft van de huwelijken niet zo eeuwig meer is. Algemene herkenning, zo constateer ik.
In het kerkje - uitgelegd dat dit een protestantse kerk is - wil iemand biechten. Ik ben de beroerdste niet en zeg dat ze na de rondleiding wel even bij mij langs kan komen dan gaan we wel ergens aan een tafeltje zitten. Mijn aanbod valt in goede aarde zo te horen.
Even later bij de Jaknikker komt ook de sluiting van de mijnen ter sprake, deze groep komt immers uit Limburg. Een mevrouw interrumpeert mijn verhaal en zegt stellig:  “U moet ook vertellen dat Den Uyl uitverkoop heeft gehouden.”  Het zit haar hoog: ze herhaalt het nog eens.
In de boerderij uit Zeijen zegt een mevrouw: in zo’n schuur hielden wij de katjesmarkt (spreek uit: ketjesmarkt.)
“Wat zegt u?”
“De ketjesmarkt, weet ge niet wat dat is? Tegenwoordig noemen ze dat partnerruil.”
Later terug in de Hanekamp informeer ik of ze me dat van die ketjesmarkt even wil uitleggen.  Dat wil ze wel, ik begrijp dat de mannen  in het donker bij elkaar kwamen ergens in een schuur en dat ze dan de sleutel in een hoed deden. Vervolgens mocht ieder een sleutel trekken en als de sleutel paste dan mocht hij met die vrouw naar bed. Zo was ongeveer het verhaal, ik kon aan haar gezicht niet zien dat het om iets bijzonders ging. Tegenwoordig noemen ze dat geloof ik partnerruil, zegt ze, vragend rondkijkend. “Joa”, zegt een ander, “zo noemen ze dat.”
Ik begrijp dat Katjesmarkt en de kat in het donker knijpen verwant zijn.  Teruglopend denk ik:  een soort venstervrijen maar dan voor echtparen. Staphorst, Noord Nederland of Limburg, wat is eigenlijk het verschil?


woensdag 20 mei 2015


 En der wangen zachte gloed was hem een warme welkomstgroet.

  Ik weet niet of ik het helemaal correct citeer, maar ik vond en ik vind het schitterend. Vorig jaar is het verwijderd. Het stond in tegels gegrift in de tuin van de Staphorster boerderij in het museum. Ik mis het. Bijna altijd vroeg ik mijn gasten aandachtig naar die tegels te kijken.  Aandachtig lezend naderden ze dan de boerderij om vervolgens verrast bij elkaar te verifiëren of ze hetzelfde hadden gelezen. Want: zo’n tekst verwacht je niet in Staphorst. Staphorst is streng, orthodox, star, conservatief. Niet wulps, toch? Of toch wel? Vervolgens kon ik dan eenmaal binnen aan het schilderwerk laten zien dat  de effecten van Nederland immigratieland zelfs tot in Staphorst merkbaar zijn. Het ''typisch Staphorster bloemetjesmotief'' is namelijk geintroduceerd door Goldstein, een joodse huisschilder afkomstig uit het zuiden van Duitsland. et is allemaal niet zo star en onveranderlijk als wij vaak denken bij orthodox en klederdracht, ook niet anno 1900, zo was mijn insteek. Maar sinds begin vorig seizoen zijn de tegels weg en is Staphorst weer wat voorspelbaarder dan het was.
Met dit alles in gedachten stap ik de woonkeuken binnen waar ik gastvrouw Saskia tref. Ik deel mijn gedachten met haar. Ja, ze vindt het ook wel jammer. Maar, zegt ze, het klopte niet met Staphorst. Ze heeft begrepen dat de tegels daar lagen in verband met een project enkele jaren terug en gewoon wat te lang zijn blijven liggen. Samen komen we tot de conclusie dat het dan wel het thema ‘relaties’ zal zijn geweest. Daarom hebben we hier ook enkele jaren aandacht besteed aan het venstervrijen. Ook zo’n smeuïg maar bepaald niet exclusief Staphorster thema.  Maar voor mij als rondleider wel dankbaar om het beeld van Staphorst ietwat te ontmythologiseren. Tegenwoordig begin ik maar bij de opvallend grote rookvang boven het open vuur in het vertrek. Dat is degelijk maar niet verrassend.

Een "rondleider van buiten" – dus een concurrent van mij! – die met een groepje Duitstaligen komt binnenvallen, heeft van mooie versregels geen last. Ze vraagt Saskia of ze enige toelichting wil geven op haar kledij. Terwijl die dat op de haar eigen vriendelijke en rustige manier doet in haar beste Duits, let ik op de gasten, zeg maar een beetje mijn beroepstic als rondleider.  Ook nu weer valt het me op hoeveel belangstelling bezoekers hebben  voor de streekdracht.  Als eentje haar aanraakt, willen ze alle zes even haar kleding voelen. Het zal in onze gebouwen uit Vierhouten en Marken wel hetzelfde zijn, denk ik. Wat dat betreft ben ik blij dat ik niet in streekdracht rondloop, hoezeer ik hou van zachte gloed en warme groet, ze moeten me niet aan de kleren komen, aan mijn lijf geen polonaise!  Ze mogen me wel het hemd van mijn lijf vragen maar ze moeten me niet met zijn allen gaan bevoelen!
Zou dat het verschil zijn tussen een gastvrouw en een rondleider? Ik zal er de handboeken presentatie eens op naslaan. 

woensdag 6 mei 2015


Loopt een rondleider

met een groep buitenlandse scholieren over de bouwplaats bij de entree. Uit Nova Scotia komen ze, een provincie van Canada, jongens en meisjes van 14 -15 jaar. 
De students from Canada zijn een week te gast in Zwijndrecht. Redelijk op tijd komen ze het entreegebouw binnen. Ja, ze hebben een goede reis achter de rug, ze zijn al enkele dagen in Holland en hebben Rotterdam reeds bezocht. Vanmiddag gaan ze naar Oosterbeek, naar het oorlogsmonument en naar Hartenstein, zo begrijp ik. Erg, erg rustige jongelui, zo is mijn inschatting. Maar ik ben ook een tikkeltje argwanend, ik ben namelijk zelf ook wel met jongelui op stap geweest naar het buitenland en heb weet van zeer korte nachten. Did you get a good sleep last night?
Eh? O yes. Schaapachtig kijkend wachten ze een volgende vraag af. Het is me alras duidelijk. Volgzame sleepy wezens van over de oceaan. 
Via het post-office, het boarding house (ons gastarbeiderspension) en het café tante Stien gaan we naar het los hoes uit Harreveld. Warempel, als ik vertel over het in de schemer zitten naast het open vuurtje, aan één kant warm en aan één kant koud, begint er iets te leven. Uiteraard is ook de bedstee (het box bed)  eventjes interessant. Dan bega ik een fout door ze mee te nemen naar Kadoelen. De schoolmeester in me dacht ze oog te geven voor ongelijktijdige ontwikkelingen, voor zuivel en hygiëne, voor …etc. etc. Maar slapende kinderen interesseert dat niet, hier niet en in Canada niet. Ik vertel ze dat duizenden Nederlandse boerenzoons die in de vijftiger jaren naar Canada emigreerden van dit soort boerderijen kwamen. Het zegt ze niets, voor wie het nog niet weet: 1950 behoort tot de prehistorie. De brave, volgzame kids staan in hun schooluniform te tollen op hun benen. Even later bij de poldermolen toon ik ze een kaart van Nederland waarop de helft van ons land onder zeeniveau is te zien. Ik heb die kaart vaak bij me en altijd, altijd wordt me dan gevraagd waar Arnhem ligt en of we hier veilig staan. Maar nu: nobody die zich ook maar enige zorg maakt. Ook met de molens win ik het niet van hun slaapbehoefte. Maar dan, warempel:  de ophaalbrug. Ja de ophaalbrug dat is toch wel een aardig ding. En ook de  duiventil, die hebben de Schotten blijkbaar niet meegebracht naar Nova Scotia.

Naar huis fietsend weet ik dat ik geen museummeesterstuk heb afgeleverd. Over drie jaar komt er weer een groep van dezelfde school, zo begrijp ik. Ik troost me met de gedachte dat dan de presentatie van de canon van de Ned. geschiedenis klaar is. Die wordt zo digitaal, dat rondleiders daar ook tot prehistorie zijn verworden. 

zaterdag 28 maart 2015



Hardloper gaat wandelen

Van de nood een deugd maken, zo heet dat. Vanwege een staaroperatie vorige week lijkt het verstandig nog niet te gaan hollen. Mijn nieuw aangebrachte lens schijnt de eerste tijd niet van schokken te houden. Nu is de ondergrond op onze parkoersen natuurlijk wel zachter dan het asfalt waarmee de rest van Nederland het moet doen, maar ja, het is wel  overal klimmen en dalen. En dat dalen, probeer dat maar zonder schokbewegingen te doen als je als nestor mee holt in een groep jongere honden. Ik kan iedereen die niets van hardlopen weet (een uitstervend ras in het Nederland van de 21e eeuw, maar dit terzijde) verzekeren dat je knieën en de rest van je lijf tijdens elke afdaling rake klappen krijgen te verwerken. Hardlopen lijkt dus één week na de operatie geen optie. Maar kijk, elk nadeel heb z’n voordeel zei eens de grote voetballer. Sinds enige tijd kent ons kluppie op zaterdagochtend ook een wandelgroepje. Dit is dus een mooie gelegenheid om eens met de wandelaars mee te lopen.
Wie schetst mijn verbazing als ik merk dat er zich juist vanmorgen uitsluitend hardlopers op de verzamelplek melden. Zelfs Cor heeft haar man en stokken thuis gelaten om weer eens te gaan hollen. Oké, dan ga ik dus in mijn uppie een eindje wandelen, je kunt immers niet dagen achtereen alleen maar op je k … zitten, zo is het toch?
En zo geschiedt het dat ik op deze mooie zaterdagochtend, begeleid door vogelgeluid dat ik al rennend veel minder pleeg te horen, een heerlijke wandeling maak. Op de terugweg voel ik plotseling in een opwelling of het hek van de begraafplaats al open is. Dat blijkt het geval en ik besluit tot een rondje over deze bijzondere begraafplaats. Eens kijken of ik het graf van Koos nog terug kan vinden. Bijna dertig jaar geleden heb ik met hem een reis gemaakt naar het uiterste Noord-Oost Groningen van Ghana. Om er te komen reden we vanuit Ouagadougou zo’n 500 kilometer over de savannes van Burkina Fasso  Ik weet nog dat ik toen gezeten op de laadbak van een pick up wagen, steeds moest denken aan het Rozendaalse Veld. Daaraan denk ik terug als ik de begraafplaats betreed. 
Het pad dat ik kies leidt me naar een bijzonder graf. Het blijkt het graf van P.A. de Génestet , romantisch dichter met een grote reputatie, in leven predikant in Rozendaal. Hij leefde van 1829 tot 1861, hij is dus maar goed 30 jaar geworden. Een droevig leven, zo weet ik: ouders jong overleden, opgevoed door een tante, voor zijn dertigste ook al zijn vrouw verloren. Op zijn graf staat desalniettemin: fiat voluntas. Met open handen, kome wat komt, noemen wij dat vandaag de dag. Dertig jaar slechts, maar wel straten naar hem vernoemd en best verkochte dichter van zijn eeuw. Iets verder is Generaal Smits begraven, commandant van Bronbeek, ook 19e eeuw, gehuwd met Geertruida – zie ik het goed, ja ik zie het goed – Heineken. Kijk, wandelend over de Rozendaalse begraafplaats ontdek je nog eens wat!
Ik krijg trek in koffie, Koos moet maar even wachten, ik spoed me, nou ja, wandel terug naar huis. Onder het genot van koffie en een koek waar zelfs de zaterdagse koekjes van Wilma en Ronald niet tegenop kunnen, volg ik de samenvatting van het W.K. veldlopen. Een kleurrijk gezelschap Afrikanen leert de rest van de wereld wat hardlopen is. Hier kunnen zelfs de Rozendaalse Bedriegertjeslopers niet aan tippen.


zaterdag 14 maart 2015

Wat gij niet wilt dat U geschiedt

Er was eens een imker in een land heel ver weg. De hele winter was hij niet bij zijn bijtjes geweest. Die stonden nl. in een bijenstal in de grote stad. In die stal stonden wel 20 bijenvolken, maar die waren niet allemaal van onze imker. Onze imker, een beginnend imker nog, had er slechts twee volkjes staan.
Zo aan het eind van de winter, toen hij de eerste bijtjes ontwaarde rond de bloemen van de krokussen in zijn tuin, werd hij onrustig.  Hij moest nodig naar zijn volkjes kijken.
In de bijenstal was alles heel rustig. De zon scheen vredig en de bijtjes vlogen dat het een lieve lust was. Aha, de volkjes hadden de winter overleefd! Dat stemde onze imker blij en gelukkig. Maar wat zag hij daar? De hoofdimkers, die met de meeste ervaring hadden de broed- en de honingkamers al omgewisseld. O jé, dat moest onze imker dus ook gauw doen.
Dezelfde avond nog was hij terug in de bijenstal. Alle bijtjes zaten nu binnen, lekker dicht bijeen om zoveel mogelijk warmte vast te houden. Geen bijtje die ook maar een moment aan de imker dacht, en dat was precies wat de imker verlangde. Zo zou hij heel snel de beide kastkamers om kunnen verwisselen.
Bij het optillen bleken de kamers vast aan elkaar geplakt. Ja dat doen bijen, ze kitten alles vast en dicht zodat er geen warmte verloren gaat. Geen nood, dacht onze imker, daar hebben we wel een beiteltje en een plamuurmes voor. Hij trachtte het beiteltje op een van de hoeken tussen de twee kasten te wrikken. Dat viel nog niet mee. Maar na wat duwen en wringen lukte het. Een bijenkast heeft echter vier hoeken en tussen die hoeken vier lange zijden  die onze imker allemaal open moest wringen en snijden. Het koste wat moeite maar het lukte. Inmiddels waren de bijtjes natuurlijk wel wakker geworden van het trekken en duwen aan de buitenzijde van de kast. Ze schoten in de verdedigingstand maar dat had onze imker nog niet in de gaten, hij was immers nog een beginnend imker.
Toen alle zijden losgesneden waren tilde hij voorzichtig de bovenste kamer op en zette die opzij neer naast de onderste kamer. Tenminste dat was de bedoeling en dat lukte ook wel, maar nog voor hij de kast neer kon zetten prikten de eerste boze bijtjes al in zijn polsen en in zijn sokken net boven de schoenen. Oei, dat was niet de bedoeling!
Bijtjes toch, willen jullie dat wel eens laten!! 
Vlug veegde hij de bijtjes van zijn lijf. Inmiddels kwam het hele volkje verontwaardig zoemend naar buiten, zich afvragend welke onverlaat toch hun huiskamer zo bruut uiteen had getrokken.
Natuurlijk niet zo vreemd, zeg nou zelf: als ’s avonds je huis plotseling in tweeën  wordt gespleten ga je toch ook kijken welke onverlaat daar bezig is? Onze imker begreep het wel maar was toch niet erg amused.  Haastig probeerde hij de orde te herstellen maar dat viel te midden van het gezoem nog niet zo mee. Steeds weer prikten de diertjes in zijn polsen en door zijn sokken. Ja, ze verdedigden zich met verve!
Uiteindelijk had de imker het huisje weer hersteld en trok hij zich haastig terug. Een hoop ervaring rijker en twee polsen en twee enkels die in omvang waren verdubbeld  ….
Wat ik nu maar zeggen wil:
Wat gij niet wilt dat u geschiedt   Doe dat ook de bijtjes niet !



dinsdag 17 februari 2015


Opa heeft vaak een kissie moeten maken 

Het is stil in het museum. Het is midden in het winterseizoen, grijs en een beetje somber. Ik loop door de Gelderse buurt. Vanmorgen heb ik even zitten grasduinen in de documentatie van de boerderij uit Vierhouten. Ik ben dus nu met mijn gedachten bij Arie en Greet Van Essen, van ongeveer 1880 tot 1920 bewoners van onze boerderij. Die boerderij staat bij ons veel te mooi tussen de bomen. In Vierhouten, aan de Niersenseweg 20, stond hij midden op het zand, op de vlakte, hier en daar wat begroeiing. Als het gesneeuwd had of erg gewaaid, dan moest je zoeken waar de weg liep!
In de documentatie las ik de namen en geboortejaren van 5 kinderen. Maar in een brief lees ik over 10 kinderen waarvan er vijf zijn blijven leven. En inderdaad, dan staat er: “opa heeft vaak een kissie moeten maken.” De kinderen volgden kort op elkaar met soms een hiaat. Bijvoorbeeld tussen ’86 en ’91. Wat is er toen gebeurd? Ik blijf staan dromen.

Ik denk dat het winter 1889 is.
Het was een moeilijke, zware bevalling. Arie had de hele nacht gewacht. De buurvrouwen hadden hun best gedaan, en vooral Greet, ze was heel flink geweest, zeiden de vrouwen. Maar ze had veel geleden en moest rusten. Het baby’tje, het was een jongetje, had maar even geleefd. Arie had het in stilte aanhoord. Het was niet de eerste keer dat hij dit meemaakte.
Later vanmorgen was dominee langs geweest. Dominee had uit de bijbel gelezen, hij had gebeden en bij het weggaan had hij gezegd: de Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen. Arie had niets gezegd.
Kleine Arie (5 jaar) en Jannetje (3 jaar) had hij met buurvrouw meegegeven vanmorgen en  Teuntje had hij naar school gestuurd. Matje (van 11) had hij thuis gehouden om Greet te helpen en om de was te doen. Ze had Greet al zo vaak geholpen, dat kon ze wel.
Toen buurvrouw terugkwam zette ze gauw opnieuw thee, en daarna ging ze, zoals Arie had gezegd, met het koebeest aan touw door de berm lopen. Dat deed ze anders elke dag wat later in de middag. Het koebeest moest immers te eten hebben.
Terwijl buurvrouw bezig was met Greet, zocht Arie wat planken bij elkaar en liep met zijn timmerkist naar de aardappelopslag, een soort plaggenhut, zo’n 100 meter opzij van de boerderij. Daar op het aardappellandje voor dat optrekje verbouwde hij ’s winters wat winterrogge. Dat trok hazen en konijnen aan, maar ook wel reeën en herten. Arie heeft daar vele koude nachtelijke uren met zijn geweer in de aanslag doorgebracht, zo las ik in de documentatie. Wat moest hij anders, met zoveel monden om te voeden?
Hij wou niet dat Greet het getimmer kon horen. Het zou haar onnodig pijn doen, en ze had het al zo zwaar gehad, zei de buurvrouw. Dus hij liep naar de aardappelhut, om daar de planken te zagen. Het deed hem goed, daar even op zichzelf te zijn en zijn spieren te gebruiken. 
Tussen het zagen door zat hij even stil voor zich uit te staren. Hij slikte een keer. Dat herhaalde zich. Zijn maag voelde niet goed, hij had een brok in de keel.
Een uurtje later liep hij met het kissie naar de boerderij en zei tegen buurvrouw: zullen we dan maar? Samen legden ze het baby’tje erin op wat stro. Het was stil in huis. Dominee had gezegd dat tegen vier uur een grafje klaar zou zijn op het kerfhof.
Tegen drieën ging Arie met het kissie in een kruiwagen naar het dorp, zijn hoofd diep tussen de schouders want het was koud.
Teuntje had onderweg van school naar huis Matje ontmoet. Die had het ventje conform de opdracht van Arie naar de bakker in het dorp gestuurd om een brood te halen. Hij moest vragen of bakker zo goed wilde zijn om het op te schrijven en hij moest maar zeggen dat het baby’tje dood was. Ach jochie toch, zei de bakkersvrouw. Ze gaf hem een brood en stopte hem nog extra een half sneetje krentenbrood toe. Hier, dit is voor jou.  Buiten brak Teuntje het half sneetje doormidden en stak de helft in zijn broekzak. Dat zou hij aan moe geven.
Onderweg kwam hij Arie tegen met het kissie in de kruiwagen. Even stonden ze stil naast elkaar. Het ventje pakte de broekspijp van pa. Arie legde even een hand op het jochie zijn hoofd. Ga maar gauw naar huis, zei hij. En goed naar moe luisteren!.

Ja, dat zal ik doen, zei Teuntje, en hij voelde naar het stukje krentenbrood onder in zijn broekzak. Daar zou moe blij mee zijn. 

dinsdag 10 februari 2015

Gooise Vrouwen 2

Een fietser wordt aangereden door een auto. De afloop is fataal. De film schetst het effect van dit ongeluk in twee verschillende milieus, zeg maar: upperclass en middenklasse. In de uitwerking zit tevens wat kritiek verscholen op de Italiaanse samenleving.
Zo ongeveer werd de film ‘il capitale umano’ aangekondigd. Nou dat leek me wel iets. Zullen we? Ja, zegt Marian, daar wil ik wel heen.
Wij dus op zaterdagavond naar het filmhuis. Na 20 minuten bekroop me een gevoel van: vind ik dit boeiend? Nee dus. Ik kijk opzij en lees hetzelfde in het gezicht naast me.
Na de film lopen we allebei met een kater naar de auto, de film had ons geen moment kunnen boeien.
‘Ik had misschien nog beter naar Gooise Vrouwen kunnen gaan’ laat ik me ontvallen. Nou, zegt Marian, dat zou jij eens moeten doen, dan snap je misschien iets van waar al die mensen zich aan vergapen, want jij kijkt nooit naar dat soort programma’s. Je zou eens naar die film toe moeten gaan.’
En zo meldden we ons de volgende avond in het filmhuis voor de film ‘Gooise Vrouwen 2’
‘Heeft u gereserveerd?’
‘Nee, maar dat hoeft toch ook niet?’
‘Jawel, maar u heeft geluk want er zijn een paar kaartjes niet afgehaald.’
De zaal zit bomvol. Ongeveer 200 mensen, voor 80% vrouwen tussen 35 en 45 jaar. Slechts enkele mannen.
Het moet gezegd, ik vond het boeiend. Een prachtig ruim wit huis met grote tuin, rijke goed geklede dames, mooie auto’s, aan geld geen gebrek. Er spelen wat relaties, er gaat iemand dood en overheersend: we zijn vriendinnen. Het geheel in een luchtig komische enscenering, zelfs de wijze waarop de as van de overleden bruidegom wordt uitgestrooid is luchtig komisch.
Aan deze – niet bestaande - droomwereld die eigenlijk nergens over gaat, vergapen zich dus meer dan een miljoen mensen, zonder dat er ook maar één seksscene aan te pas komt!
Dat kan dus: massavermaak zonder seks.
Maar wat me het meest bezig houdt is de rol van de zwarte man uit Afrika in de film. Hij eet aan de sjiek gedekte tafel rijst met zijn handen uit de pan! In de confectiewinkel wordt hij neergezet als een spierenbundel en tijdens de crematie steekt hij de rouwkrans in de fik om het boze oog dwars te zitten. Zelden heb ik zo’n rolbevestigende karikatuur gezien! De aanbeden vrouwen uit Het Gooi hebben het blijkbaar een goede grap gevonden om deze figuur te introduceren. En het moet gezegd: de en masse opgekomen vrouwen hebben er uitbundig om gelachen, zoals waarschijnlijk overal elders in het land, want de film is een kaskraker.
Wat een land om lief te hebben : we discussiëren over Zwarte Piet en we klappen en masse voor deze vondst van de Gooise Vrouwen…



donderdag 29 januari 2015

Je ne suis pas Charlie..

Nu eens geen verhaal over het Openlucht Museum maar een verhaal over de gekte van deze wereld. De aanslagen in Parijs waren schokkend. Plotseling liep ieder met de tekst je suis Charlie. Ik kon mijn ogen en oren niet geloven. Ik geloofde en ik geloof er geen barst van dat iedereen zo vierkant achter dat voorheen onbeduidend Franse blaadje stond. Om twee redenen. Ten eerste omdat ik de kennis van de Franse taal bij de gemiddelde Nederlander bepaald niet hoog inschat. Ik meen te weten dat die bedroevend is. Velen zijn echt niet in staat om zelfstandig in het Frans te verklaren dat ze Charlie zijn of solidair zijn met Charlie. Wie van de vijftig-minners kan nog het werkwoord être vervoegen? Ik bedoel maar.
Toch was de massaliteit en de vanzelfsprekendheid dat je met zo’n bord liep zó groot dat je je er niet met goed fatsoen van kon distantiëren, zo heb ik gemerkt.
Ik heb ik dat wel gedaan. Nee, ik heb niet met een bord Non, je ne suis pas Charlie gelopen, want  zeg nou zelf, wie heeft nog Frans geleerd? De helft van de mensen zou niet weten wat ik met die tekst bedoel.  Maar er is een tweede veel belangrijkere reden. Over de vrijheid van meningsuiting kunnen we wat mij betreft kort zijn, ik ben niet voor niets actief lid van de locale werkgroep van Amnesty International. De vrijheid van meningsuiting is een van de grondrechten die wat mij betreft onopgeefbaar is. Maar dat betekent niet dat we de vrijheid van meningsuiting moeten insnoeren, bijna dogmatisch moeten verengen tot zeg maar recht voor zijn raap alles wat je denkt. Er is toch een onderscheid tussen wat juridisch gezien toelaatbaar is en wat wenselijk of nastrevenswaardig is? Krenken en schelden, trappen op wat mensen heilig is, om welke reden dan ook - ook als ik die niet begrijp – : ik voel me daar niet bij thuis. Volgens mij behoren we er in het publieke domein frank en vrij op los te discussiëren en vooral te dialogiseren. Scherpe vragen horen daarbij. Maar dat is heel wat anders dan krenken en beledigen. Een beetje zelfbeheersing bij het uiten van gevoelens en gedachten die wel eens bij je opkomen, juist in het publieke domein, is m.i. onontbeerlijk, willen we de boel bij elkaar houden. Het is toch niet voor niets dat iedereen dat zijn kinderen leert. Goede omgangsvormen gelden ook voor het publieke domein. Sterker nog: het is voorwaarde om diepgaand van gedachten te kunnen wisselen over tal van netelige kwesties die er spelen in het samenkomen van sterk verschillende culturen. 

Non, je ne suis pas Charlie, en ik zal het nooit worden ook. Maar ik ga wel door met Amnesty, en ik wil me ook richten op het in deze dagen van de Auschwitz-herdenking meermalen gehoorde elfde gebod : gij zult niet aan de kant blijven staan toekijken. 

zondag 18 januari 2015

Vingertopje

Een beetje in een uithoek van het museum staat een imposante boerderij uit Groningen.  Ik moet een reden hebben om erheen te gaan want je bent al gauw 20 minuten kwijt voor je er met een groep bent. Eigenlijk jammer, want er is daar in die Old Ambster boerderij een schat aan historie op te delven, zelfs van vóór de Republiek der Verenigde Nederlanden! De laatste keer dat ik er was waren we aan de achterzijde de grote graanschuur binnengegaan. Gezeten op strobalen hadden we genoten van de voorstelling die daar wordt gepresenteerd over het oproer van de landarbeiders in 1927. Daarna liepen we door de koeienstal naar voren.  In de keuken aangekomen roept een van de groepsleden: ‘hé moet je daar zien, zo eentje heeft mijn moeder ook gehad!’  Ze wijst naar de oude wasmachine die daar staat. Een met nog een houten kuip. Het is een Miele.  Ze wordt er helemaal lyrisch van, het voert haar terug naar haar vroegste  jeugdherinneringen. Dan plots wijst ze ook naar de mangel met het mooie gietijzeren onderstel. Nu gaat ze echt los, het roept een stroom aan emoties bij haar op.   Het apparaat blijkt debet aan het afgeronde vingertopje van haar moeders wijsvinger. Ze vertelt er plastisch over. Heel de groep raakt in de ban van het vingertopje, niet zo maar een topje, nee, moeders vingertopje! De vinger staat weer scherp op haar netvlies. Het was moeders rechterhand. Ze vertelt hoe haar moeder dikwijls met haar duim over haar kleine handje wreef. Ze moet toen drie à vier jaar geweest zijn. Ze heeft het als heel troostend en liefkozend ervaren. Het is haar aan te zien dat ze het al vertellend opnieuw beleeft. Heel de groep luistert aandachtig. ‘Gelukkig maar dat die duim niet is ingekort door die mangel!’, verklaart iemand.
De landarbeiders zijn plots ver naar de achtergrond gedrongen. Ook de wand met bedstedekasten krijgt nauwelijks aandacht. We lopen naar het woonhuis maar de groep blijft bij het wasgebeuren in vroeger dagen, en de impact daarvan op het dagelijks leven. Eigenlijk zouden we daar in die keuken ter plekke allemaal een stoel moeten vatten om de interessante uitwisseling van vroege herinneringen voort te zetten, hoe de afspraken over een rondleiding ook mogen zijn.  Maar dat kan niet, in het museum ga je niet met een groep achter het touw!
Bij het arbeidershuisje uit Damwoude en de plaggenhut van Fennechien komt het arbeidersvolk toch nog even terug in beeld, maar ik weet heel erg zeker dat hoeveel eye-catchers en highlights het museum ook heeft, het afgeronde vingertopje en moeders liefkozend strelende duim het hoogtepunt blijven in de herinnering aan dit museumbezoek. In verschillende huiskamers zal dat het emotionele logo van het museum blijven.