maandag 17 april 2017


En Johan zag de bal

Paasmaandag 2017. Het is bitterkoud. Diep weggedoken in mijn winterjas betreed ik de Molukse Barak in het openluchtmuseum. Ik geniet  van de Indische muziek uit de jaren zestig. Een man geeft zijn vrouw uitleg van de Molukse geschiedenis, (tenminste zijn beweringen zijn bedoeld als uitleg), een jong stel beluistert aandachtig het relaas rond de gijzelingen, bij de kelder van de beheerderswoning toont een moeder haar kinderen de weckflessen  (de flessen blijken bij haar thuis ook vooral boontjes te hebben bevat) en een jong stel verbaast zich erover hoe smal het ouderlijk bed in de vijftiger jaren was. Ik verbaas me er vooral over dat de kok in de centrale keuken bonensoep in de aanbieding heeft. Bonensoep? ‘Dat is toch zo Hollands als maar kan?’ opper ik. Ja, zegt hij, maar de Molukkers kregen die hier ook voorgeschoteld en dan maakten ze het tot een Indische bonensoep door er  allerlei kruiden aan toe te voegen. En dat blijkt hij vandaag ook gedaan te hebben. De Indische bonensoep smaakt me inderdaad verrukkelijk, zeker op deze winterse paasmaandag.
Gesterkt door de Indische kruiden rep ik me naar ons tijdelijk Holland Huis. In de antieke tram heet Dingenliefde heet bij de conducteur van dienst nog gewoon Dingenliefde en niet: Holland Huis. Als ik niet had geweten dat de expositie ‘Helden aan de Bal’ daar is gehuisvest dan was ik er gewoon aan voorbij gelopen. Van de hele groep die de tram verlaat ben ik dan ook de enige die de tentoonstelling betreedt. Eenmaal binnen blijk ik echter niet de enige te zijn, en gelukkig maar! Mijn scepsis die ik vanaf het begin steeds heb gevoeld verandert verrassend snel in enthousiasme.  Ik betrap me erop dat ik spelers nomineer voor het Dream elftal, en ik geniet van het doelpuntenfestijn dat om me heen wordt opgevoerd, van de polonaise met Den Uyl, en van zoveel meer dat allerlei herinneringen in me naar boven haalt. Ja, zegt iemand tegen mij, das war einmal! Ik kan het alleen maar beamen. Wat konden ‘wij’ goed voetballen! Ik zie dat menig jongetje door pa en ma voor onze kartonnen Johan wordt geplaatst om een plaatje voor later te maken. Ik weet zeker dat velen in volgende generaties hun opa als klein jongetje zullen zien voor het beeld van onze grote Cruijff. En met die foto’s zal ook de herinnering aan het openluchtmuseum blijven bestaan. PR op lange termijn zullen we maar zeggen.
Zeer geslaagd vind ik ook de muur waarop bezoekers zich kunnen uiten in eigen cruijffiaans taalgebruik. Inderdaad: als je niet schiet dan scoor je niet, en als wij de bal hebben hebben zij die niet. Maar dat wist u waarschijnlijk al.  En voetballen is eenvoudig, zo lees ik: je hebt twee teams en Duitsland wint altijd! Maar ook dat wisten we al, toch?
Thuis heb ik even weer naar het versje van Toon Hermans gezocht dat op de expositie is te lezen:
Vincent zag het koren
En Einstein het getal
Zeppelin de zeppelin
En Johan zag de bal!

maandag 3 april 2017


Een geluid van daarboven

In de laatste week van de winterstop wandel ik door het museum. Ik kijk mijn ogen uit. Wat is er veel op de schop gegaan! Terwijl ik over het nieuwe pad wandel waar eens de bijenstal was ontwaar ik op een van de stoeltjes bij de caravan een eenzame bezoeker. Een wat boerse man met witte baard en een pet, kijkt peinzend in het rond. Ik heb hem eerder gezien maar kan hem niet direct thuis brengen. Ik besluit dus tot een praatje.
Gaandeweg valt het kwartje. Maar natuurlijk, dit is Arie van Essen, bewoner van de boerderij uit Vierhouten rond 1900.  Kort samengevat vertelt hij me dat zijn nieuwsgierigheid naar hoe het nu zou zijn met zijn boerderij hem ertoe had verleid nog eens een kijkje te nemen. In Vierhouten had men hem tot zijn verbazing naar hier verwezen. Dat was jaren geleden. Gevraagd wat hij ervan vindt zegt hij dat hij de eerste keer toen hij hier kwam  - hij blijkt hier elk jaar te komen!! - moeite had om onder de bomen ‘zijn spul’ te herkennen. In Vierhouten had het veel meer op het zand gestaan. Hij vertelt dat de waterput niet vóór maar iets verderaf opzij van de boerderij stond. En hij mist de aardappelhut. Maar, zegt hij, wat is er hier deze winter weer veel veranderd! Wat is dat toch een bezig volk hier!  ‘Ik kiek mien ogen uut’, de hele bijenstand is weg! En wijzend op het nieuwe pad, zo’n mooi ‘weggie’ hadden we echt niet ! En bij de entree, wat zijn ze daar toch allemaal aan het doen?
Ik vertel hem wat over de Canon en over de expositie Helden aan de Bal. Hij zit er wat stilletjes bij en vindt het allemaal wel erg veel. Ik zeg dat hij daarin wel gelijk heeft maar dat je tegenwoordig niet stil kunt blijven staan, je moet nu eenmaal met de tijd mee. Maar, geef ik toe, er zijn tegenwoordig ook wel veel mensen met een burn-out. Dat begrip is hem onbekend, maar ‘teveel hooi op de vork’ ja, dat kent hij wel.
Hij vertelt me dat ze ‘daarboven’ waar hij tegenwoordig vertoeft, zich zorgen maken over ons. Ze zien ons rennen en sloven, iedere dag opnieuw, kinderen naar school, maatschappelijke ladder (‘carrière’ noemen jullie dat geloof ik) , allerlei clubjes, de hele dag berichtjes typen, uitgaan met vrienden, sportschool, vakanties en dat vliegt maar door. Jullie denken dat alles moet kunnen en dat alles vooral leuk moet zijn. Leuk, dat zeggen jullie vaak.  Hij schudt zijn hoofd erbij als hij dit zegt. Maar het leven is toch niet alleen leuk? Er is toch ook veel ongeluk, en daar moet je toch ook mee kunnen leven, dan moet je toch ook ‘tied’ hebben om eens rustig in de aardappelhut te zitten?  Nou, zegt hij dan, ik wandel maar eens terug. En dan kuiert hij langzaam langs zijn boerderij en verdwijnt ergens achter de oliemolen.

Wijze man, die Arie !