zaterdag 22 december 2018




Vlieg jij nog?


Gedurende acht maanden is er gepolderd aan klimaattafels. Al twee jaar lang staan de grootouders voor het klimaat elke tweede donderdag van de maand voor de ingang van de Tweede Kamer. Politici van alle partijen hebben hen inmiddels te woord gestaan en beleden dat hun zorgen om de wereld van hun kleinkinderen terecht zijn. Maar de 130 km per uur, het rekening rijden en terugdringen van het vliegverkeer… alleen al bij het denken eraan voelen ze nattigheid in hun hun broek. Immers altijd wel zijn er verkiezingen in aantocht. En politici weten als geen ander dat de straat maling heeft aan de wereld van onze kleinkinderen. Ik heb de indruk dat democratie meer en meer betekent dat politici hun visie inruilen voor gemor van de straat, om behoud en gewin van het hier en nu. Vliegtax? Nou als het dan moet, vooruit: 7 (zeven!!!) euro! Dat doen we toch maar als CDA en VVD. Vakantievluchten moeten mogelijk zijn, toch? Vraag het de straat (de Erdogannetjes van PVV , het FvD en de Telegraaf ) maar! Het resultaat van de klimaattafels is voorlopig niet meer dan flets.

En toch, en toch is er iets aan het schuiven, denk ik. Het woord vliegschaamte duikt op. Te laat om ‘het woord van het jaar ’ te kunnen zijn, maar toch. Vliegschaamte: meer en meer begint het door te dringen dat het not done is om maar rond te blijven vliegen, puur en alleen voor eigen fun.  Vliegschaamte, ik ben ervan overtuigd dat het woord alleen al méér zoden aan de dijk zet dan welke vliegtax ook. Als mensen niet meer prat kunnen gaan op hun tickets, er niet meer over durven praten, bang voor vragen als‘vlieg jij nog?’ dan, zo geloof ik, gloort er hoop dat we iets willen inleveren voor de wereld van onze kleinkinderen.  Schaamte op straat en op verjaardagsfeestjes zal machtiger blijken dan wat dan ook.  
De moraal van het verhaal:
Praat over vliegschaamte! En stook alle kleinkinderen op om opa’s en oma’s, ooms en tantes er naar te vragen. Als na de kerstvakantie alle juffen op school hiermee het kringgesprek openen, dan wellicht voelen zelfs politici van CDA en VVD nattigheid in hun broek.


zondag 2 december 2018



De lamme en de blinde

Zoals ik al schreef, we bezochten dus Veenhuizen. We vonden het zo interessant dat we ter plekke een afspraak hebben gemaakt voor een overnachting enkele dagen later. Nee, niet in een van de gevangenissen aldaar. Wij boekten een overnachting in hotel-restaurant Bitter en Zoet, gesitueerd in het vroegere ziekenhuis van de drie gestichten die daar ooit begonnen zijn door de Maatschappij van Weldadigheid. Het ziekenhuis droeg de gevelspreuk Vertrouw op God. Geen overbodige aansporing want van hier zijn duizenden paupers naar het kerkhof gebracht. Op dat kerkhof van de drie gestichten liggen er maar liefst 11000 (elfduizend!) naamloos begraven. Het was blijkbaar te veel gevraagd om ze hun naam te geven. Volkomen anoniem werden ze in een twee grote collectieve kuilen onder het zand bedolven. Hoger gesitueerden, ambtenaren, toezichthouders van de gestichten, kregen wel een eigen graf.
Hoe ik dat alles zo precies weet? Wel, dat zit zo. Het voormalig ziekenhuis van de pauperkolonie Veenhuizen herbergt nu een moderne kliniek gespecialiseerd in hernia-operaties, de Ipren-kliniek. Zeer deskundig zijn ze er, ik kan het weten want ik heb het een week na ons eerste bezoek van nabij meegemaakt. Nee, ikzelf was niet object van behandeling, dat was Marian.  Enkele uren na de operatie verliet ze lopend de kliniek. Geheel pijnloos, als dat geen wonder is! Als toegift kreeg ze na de operatie ‘Het Pauperparadijs’ mee, een aangrijpend boek waarin Suzanna Jansen de geschiedenis van het heropvoedingsexperiment, later strafkolonie Veenhuizen beschrijft. In een van de laatste hoofdstukken staat ze op twee door een smal pad gescheiden grasvelden waaronder zes van haar voorouders te midden van die elfduizend naamlozen ooit zijn neergelegd…
Hoe anders verging het ons. Wij verlieten blij en dankbaar de kliniek op weg naar huis. Alleen…twee weken niet mogen zitten, dat is natuurlijk nog wel even een klus. Marian had tevoren bedacht dat een afvalgrijper misschien wel van pas zou kunnen komen. En inderdaad, het ding blijkt voor van alles bruikbaar: om pannen mee uit het aanrecht te halen, om een van het kussen gegleden bril mee op te pakken, om schoenen uit de kast te pakken en om je benen in een pantalon te steken. Ook ik werd creatief. Na een paar moeizame worstelingen van haar om zonder rugbelasting in en van de bank te komen bedacht ik als toegewijd mantelzorger dat het wel handig zou zijn om die bank te verhogen met enkele balkjes. En zo geschiedde, op naar de GAMMA!  Alleen… het bleek toch zo gemakkelijk nog niet om gekromd knielend naast de bank het hele geval met één hand op te tillen. Natuurlijk lukte het wel, met hulp van de buurjongen. De patiënt verplaatst zich nu lichtvoetig in en van de bank, en de mantelzorger… verplaatst zich moeizaam met een stijve rug. Maar de lamme en de blinde: ze tellen hun zegeningen!



vrijdag 16 november 2018




Het is bijna zo ver.

Morgen komt hij. De stoomboot is al onderweg, dat moet wel, vol met Zwarte Pieten en met veel pakketjes. Het hele land is in rep en roer, en ook wij werden ietwat onrustig. Wel of geen roetvegen, wel of geen blokkerende Friezen dan wel - Pieten, wel of geen gerechtelijke verboden?  Stijf van de zenuwen en de spanning sprongen wij in de auto om even aan iets anders te denken. Naar het noorden gingen we, naar de grensstreken van Friesland, Groningen en Drenthe. Daar zou het rustig zijn, ver van de Zaanstreek en van andere brandhaarden.  We werden niet teleurgesteld. Hoe verder naar het noorden hoe frisser de lucht en hoe aangenamer de zon. In de buurt van Hogeveen stond een bord langs de snelweg. Ik las: ‘kuiertocht met midwinterhoorns’! Heel verfrissend! Daar is echt helemaal niks mee mis. Dat heeft niets van doen met onderdrukking van wat of wie dan dan ook. Alhoewel, midwinterhoorns zijn ook wel als  Whats App avant la lettre gebruikt om roomsen te beschermen tegen onverdraagzame calvinisten en naar men zegt ook wel tegen de aanwezigheid van Duitse onderdrukkers. Maar goed, in Drenthe durven ze het aan om frank en vrij een kuiertocht met winterhoorns te houden. En even verder in de buurt van Assen volop borden langs de weg om de intocht van Sint aan te kondigen! Gewoon, open en bloot langs de weg: ‘zaterdag 17 nov. intocht van Sinterklaas.’ En een foto erbij van een hartstikke witte sinterklaas!  Dat dat kan in ons land, anno nu, verfrissend om te zien!
Die nuchtere Drenten zijn voor de duvel niet bang, een eindje verderop in het gehucht Veenhuizen kwamen we ogen te kort. De huizen tonen daar nog probleemloos en ongegeneerd hoge idealen van weleer. Niks geen ‘Villa Veldzicht’ of ‘Mooiland’, maar veelzeggende leuzen als: Een van Zin, Verdraagzaamheid, Bitter en Zoet, jazelfs Orde en Tucht zagen we. Ik geloof dat het langs de Weg naar Weldadigheid was. De huizen waar eens  paupers en bedelaars te werk gesteld werden dragen nog de idealen van volksverheffing: Opvoeding, Ontwikkeling, Helpt Elkaar, ja zelfs Arbeid en Bid.  Elk ander huis draagt een ander motto. Het werd een grote verrassingstocht voor ons, we speurden de gevels van de huizen af en genoten ervan zoals kinderen reikhalzend reiken naar pepernoten in de hand van Zwarte Piet.
De moraal van dit verhaal:
volg aandachtig de waan van de dag maar breng ook af en toe een bezoek aan het nuchtere Drenthe.

maandag 5 november 2018




Als dat geen smullen wordt!

Ik ging op mijn snufferd, en hoe! Ik mag dit zo schrijven want ‘snufferd’ staat in Van Dale. Het betekent zowel neus als gezicht. Dat klopt, zo kan ik u verzekeren, want beiden kregen het volle pond. Nu weet ik wel dat hardlopen en praten niet samengaan maar in dit geval was vooral het kijken boosdoener. We liepen naar de toppen van de bomen te kijken. En ja, naar boven kijken en hardlopen, dat is vragen om problemen natuurlijk, zeker op een parcours als dat van de Rozendaalse Bedriegertjes Lopers, waar overal boomwortels op de loer liggen. Maar waarom viel ik, en niet Geert Jan, die ook naar boven keek? 
En waarom viel Sanne en niet Epke, zo vroeg ik me af toen ik vanmorgen de krant las. Zelf gaf ze een antwoord: “een balk is een balk.” Tja, een boomwortel is een boomwortel, maar dat vind ik geen antwoord op de vraag. 



In de krant lees ik ook dat er jaarlijks in Nederland voor maar liefst voor 16 miljard euro wordt witgewassen. 16 Miljard, daar kunnen we alle problemen van de zorg mee oplossen! De onder- en bovenwereld raken elkaar steeds meer, zo blijkt. Leve de drugs- en de mensenhandel. Banken, makelaars en autohandelaren moeten verdachte transacties melden, zo lees ik. Ik hoop dat daar ook de handel in campers en plezierjachten bij is inbegrepen want in die kringen wordt ook nogal eens gewapperd met stapels losse flappen, zo is mij wel eens verteld.
Op de volgende pagina een verslag van een CDA-congres. Daar geen losse flappen. Buma c.s. is daar veel te netjes voor. Wel losse flodders. Daarmee is het makkelijk schieten zonder gevaar te stichten. “Als een ziekenhuis van de ene op de andere dag gesloten wordt dan verliest de burger haar vertrouwen in de politiek,” oreert Buma. En als een partij wel “Parijs” ondertekent maar vervolgens voortdurend op de rem staat, of wel een kinderpardon ondertekent maar halsstarrig blijft volharden in een zo krenterig mogelijke uitvoering ervan, verliest die burger, zo vraag ik hem, dan niet het vertrouwen?
Maar daarover ging het niet. Waarom de een wel en de ander niet, dat was de kwestie. Waarom Marianne niet en Annemarie wel? Marianne kennen we, al jaren, als het Vosje dat in alle takken van de wielersport nauwelijks concurrentie duldt. Maar Annemarie, zo vraagt u zich met mij af? Toch is ze al tijden een grote naam in het mountainbiken. Annemarie Worst, onthoud haar naam. Ze blijkt nu ook het crossen leuk te vinden. Al een paar wedstrijden duelleerde ze met Marianne, en nu versloeg ze haar gedecideerd, nota bene op het E.K.! Dat belooft nog wat de komende winter, want een Vos verliest natuurlijk nooit haar streken. Voor wie het nog niet wist: de Belgen zenden heel de winter door bijna elke zondagmiddag een crosswedstrijd uit. Als dat geen smullen wordt! Ik lust er wel Worst van, zeker nu het om een Nederlandse Worst blijkt te gaan! Maar: een balk blijft een balk en een fiets blijft een fiets!

zondag 21 oktober 2018





Er knaagt  iets

Heerlijk gefietst! Wat is de herfst mooi! En toch knaagt er iets. Het is 21 oktober en de meeste fietsers en wandelaars op de Veluwezoom zijn slechts gekleed in een T-shirt.
Tja, de zomer van 2018. Ik zie bomen en vooral struiken die verdroogd als ze zijn, het loodje hebben gelegd. In mijn tuin zijn een aantal struiken zichtbaar in de war, ze vertonen kenmerken van zowel herfst als voorjaar, sommige bloeien voor de tweede keer.
Ik onderga het met gemengde gevoelens en word er een beetje kriegel van als mensen alleen maar lyrisch doen over de mooie nazomer. Alsof er helemaal niets aan de hand is! Toen mijn vrouw deze week haar zorg uitte over de zichtbare klimaatverandering kreeg ze van een bejaarde welgestelde dame ten antwoord: “och, toen vroeger de mijnen in Limburg sloten riepen de mensen ook dat hun niets ergers kon overkomen maar het is toch allemaal wel meegevallen.” Hoe kortzichtig kunnen mensen zijn, of: hoe inventief om zichzelf in slaap te sussen!
Hieraan lag ik te denken toen ik na het fietstochtje even mijn benen strekte (ook bij mij hopen de jaarringen zich op, maar dit terzijde). En ik lag me er een beetje over op te winden hoe de meeste mensen zich alleen maar juichend over het mooie weer uiten, alsof er niets aan de hand is. Het lijkt not done om er in het openbaar een kanttekening bij te plaatsen. En ik herinnerde me een radiopraatje van eerder deze week over de toeristenindustrie die draait als een tierelier. Met name cruise-vakanties zijn booming. En dat terwijl een cruiseschip tot wel een miljoen maal meer vervuilend is als een auto! Twee dagen later reageerde een columnist in het dagblad Trouw dat het nog erger was dan gedacht: op jaarbasis stoot een cruiseschip zeker 1,7 miljoen maal meer CO-2 uit dan een auto ! Maar het zal de verveelde pensionado’s in hun ligstoelen worst wezen, zoiets schreef hij. En ik droomde hoe ik op een cruiseschip folders uitdeelde van "grootouders voor het klimaat’’, en de pensionado’s uitnodigde lid te worden van deze club die zich zorgen maakt over de wereld van onze kleinkinderen. Het trof me hoe menig pensionado, gebruind, de zonnebril modieus in het haar gestoken, welwillend bereid was het manifest van deze beweging te ondertekenen, om vervolgens met vermoeide arm naar het borrelglas te reiken op het tafeltje naast de ligstoel. “Natuurlijk, uiteraard, goed zaak, moet je zien hoeveel plastic er drijft,” en dergelijke hoorde ik in mijn droom. Maar blijkbaar viel bij niemand het kwartje, tenminste niemand die opstond richting loopplank om het cruiseschip te verlaten. En juist toen ik me opmaakte om als eens gebeurde in een tempel te Jeruzalem, in heilige verontwaardiging de hele meute uit de ligstoelen te zwepen en tussen omvallende tafeltjes en rinkelende borrelglaasjes door op te jagen richting loopplank, toen bracht  een stem van onder aan de trap me tot bedaren: “Gerard, het eten is klaar, kom je?”

maandag 1 oktober 2018




Over hazuren, hardlopen en een diepe gedachte

Hij viel. Sprong weer op zijn fiets, soleerde terug naar het peloton, passeerde de hele meute en won met drie minuten voorsprong. Het gebeurde tijdens het WK wielrennen voor beloften. De verslaggever was lyrisch, hij noemde het een hazurenstuk (let wel: niet huzaren maar hazuren).
De volgende ochtend lag er ijs op het plat dak. Voor alleen een dun loopshirt was het veel te koud.  Ik besloot mijn loopjack uit de kast te halen en eenmaal buiten sloot ik de rits zover als kon. Op ons verzamelpunt beek bijna iedereen voorbereid op lage temperaturen. Ik kon het niet nalaten de enige collega in zomerse outfit aan zijn mouw te plukken en toe te voegen: daar krijg je spijt van joh! Ons gesprek werd echter onderbroken door een camper die ietwat onhandig de parkeerplaats opreed en daarbij pardoes een geel waarschuwingsbordje naar de Filistijnen hielp. Vervolgens zagen we hem bij het parkeren bijna de stuwwal afglijden.
‘Cees, waar gaan we heen?’ vroeg iemand. Cees aarzelde geen moment: de vorige keer zijn we die kant uitgegaan, dan gaan we nu (wijzend in Velpse richting) die kant uit. Met ons allen zetten we ons in beweging. Langs de spotvelden, over het smalle pad langs een vroegere zwembad richting Beekhuizen. Ingewijden weten dat de heuvels daar pittig zijn, maar Bedriegertjeslopers gaan geen uitdaging uit de weg. En dus gingen we bij herhaling heuvel op en heuvel af. De een na de ander ontdeed zich van het loopjack. Vroege wandelaars zagen met verbazing een vijftiental lopers naderen met op allerlei manieren  een jack om hun middel geknoopt. Heerlijk om zo rond te struinen! Sjoukje dacht ‘als ik dan toch moet vallen dan maar hier’, en boem! daar ging ze, klassiek met haar neus in het zand. Een heuveltje of wat verder dacht Bas: wat zij kan, kan ik ook. En boem! daar lag hij. Maar ervaringsdeskundig als hij is, krabbelde hij weer overeind, om vrolijk converserend verder te hollen alsof er nergens boomwortels te bekennen waren.
Zelf bewaar ik graag wat afstand, om beter te kunnen zien waar ik loop en om wat te kunnen mijmeren. Want mijmeren en hardlopen gaan prima samen. Ter hoogte van het kerkhof was het plots alsof ik hoorde wat ik onlangs ergens las:
wat jullie zijn, waren wij,
wat wij zijn, zullen jullie worden.
En zo, nu eens hijgend en puffend, dan weer vrolijk kletsend of mijmerend, soms even op elkaar wachtend en dan weer achter elkaar in draf, naderden we onze parkeerplaats, én de koffie en thee uit Nancy’s kofferbak. Onbetaalbaar, zo’n zaterdagochtend!
Later die dag hoorde ik op de radio iemand spreken over de grens van Friesland met Duitsland en beweerde Trump voor het forum van de VN dat hij de wereld beter had gemaakt! Soms geloof je je oren niet!
’s Middags zette Anna van de Breggen de achtervolging in, bereikte de vluchters, passeerde ze en won met meer dan drie minuten voorsprong de wereldtitel. Voorwaar, een hazurenstuk!

Hier had ik het bij willen laten. Het stukje was al lang genoeg. Maar toen las ik vanmorgen de Abel Herzberglezing die Sigrid Kaag heeft uitgesproken. Wat een speech, echt een HUZARENSTUK! Hier past geen grap, alleen een diepe buiging.

zaterdag 25 augustus 2018



Mensen zijn onbegrijpelijke wezens

De opwarming van de aarde is nu toch wel duidelijk. En toch gaan de tickets voor Ryanair en hoe ze allemaal mogen heten als warme broodjes over de toonbank.
De economie is booming. Als over enkele weken de vakanties voorbij zijn, zal het drukker zijn dan ooit op de wegen. We slibben dicht. Er zijn in 10 jaren een miljoen auto’s bijgekomen. Herman Finkers sprak al jaren geleden: ik snap niet wat we eraan vinden maar we staan ervoor in de rij !
 
Kunt u zich nog herinneren wanneer u voor het laatst een krekel hebt horen tsjilpen? Waarschijnlijk niet, en waarschijnlijk zult u hem ook niet meer horen. Mocht u er volgende zomer toch een horen dan is die waarschijnlijk door een milieubewuste vakantieganger in een luciferdoosje meegebracht uit een andere klimaatzone (uiteraard in de handbagage van Ryanair, maar dit terzijde). 

Over onbegrijpelijk gesproken: er is wereldwijd het laatste jaar voor 18,9 miljard euro aan Nederlandse XTC en speed  (zeg: amfetamine pepmiddelen) verkocht.  Dat is vele malen de omzet van Albert Heijn… Maar een prioriteit in opsporingsland ???

Achter de schermen zijn de tuincentra al druk in de weer met de kerstballen. In september verschijnen ze in de rekken, ze markeren – zo hoor ik op de radio -  de overgang van de zomer naar de herfst. Vroeger markeerde de intocht van Sinterklaas die overgang en viel kerst in de winter. Nu beginnen sinterklaas en kerst beiden in september.  En terwijl we in de winkels voorbij speculaas en engeltjes slalommen worden ver voor december ook de carnavalspullen al in de rekken gelegd.  
Volgens de modernste inzichten van gedragswetenschappers, zo las ik ergens, komt de homo sapiens van de vuilnisbelt. Nepnieuws? Nou, ik weet het zo net nog niet.


donderdag 9 augustus 2018



Een olifant in de tuin

Ik val van de ene verbazing in de andere. Was ik net gewend aan facebook en dan verandert het in een ordinaire advertentiesite voor zzp-ers en gesponsorde goede doelen. Ik zag mijn ‘vrienden’ er een voor een vertrekken. Gelukkig was er nog WhatsApp.  Maar ook dat is niet meer wat het was. Neem de groepsapp van mijn onvolprezen loopgroepje. Ooit begonnen om elkaar in geval van blessures of nood te kunnen vinden verwerd het tot een uitwisseling van terras- en  vakantiefoto’s . De laatste tijd evolueert het meer en meer in een soort koopjedeal.nl …
Alles verandert, het gaat razendsnel. Vanmorgen in de buurt van Ommen opent een gezin de gordijnen en kan haar ogen niet geloven: staat er een olifant in de moestuin, het dier doet zich tegoed aan de perenbomen!!!  (het gezin heeft overigens de schade vergoed gekregen, maar dit terzijde)
En stadsbeken, ook zoiets: de Jansbeek in Arnhem was nauwelijks in ere hersteld of een onverlaat kieperde zijn aquarium erin leeg. Groot alarm: gevaar voor exoten in de Rijn ! Zelfs de rechter kwam er aan te pas. Met man en macht werd gepoogd de tien goudvissen terug te vangen. En nu:  het lijkt wel of heel Arnhem zijn aquarium in de Jansbeek kiepert. Waar je ook kijkt, overal in het beekje zwemmen ze. De hype is voorbij, de beek oogt elke dag fleuriger en eenieder die zich druk maakte om de natuur is aan boord van Ryanair naar verre oorden…



donderdag 19 juli 2018




Over kruizen en een schone zakdoek 

Het is Vierdaagse. Voor het eerst in 16 jaar loop ik niet mee. Ik zit rustig met een cappuccino en het lijfblad van treinend Nederland in de trein richting Rotterdam. Het voelt alsof ik vakantie heb. In Metro, zo heet het krantje, lees ik over droogte en hitte, warmte en water. Vooral over water, we plonzen er wat af volgens Metro. En inderdaad: de spetters vliegen van de foto’s af! Nog veel meer lees ik: over plaskruizen bijvoorbeeld. Dat die in en rond Nijmegen met deze warmte extra vaak gereinigd worden, dat ze daar zelfs extra personeel voor hebben aangetrokken. (Het zal je vakantiewerk maar zijn, maar dit terzijde). Ik had er nog nooit over gehoord, kende tot nu alleen maar het Latijnse, het Griekse, het orthodoxe, het Andreas, en vooruit: ook het Ierse kruis, maar je hebt dus ook het plaskruis. Het is maar dat u het weet. Kan handig zijn in geval van nood: mevrouw weet u misschien het dichtstbij zijnde plaskruis?
Ik lees dat studenten massaal kiezen voor kunstmatige intelligentie.  Misschien is het meer en meer gevraagd als aanvulling op het gebrekkig vermogen tot hoofdrekenen van diezelfde jeugd, zo denk ik. Maar dan wordt mijn gemijmer onderbroken door een ouder echtpaar dat zich met enige moeite op de bank tegenover mij schikt. Met wat passen en meten kunnen mevrouw en ik beiden onze benen kwijt. Meneer nestelt zich wijdbeens schuin tegenover mij, met beide handen steunend op zijn wandelstok die hij schuin tussen zijn benen plant, daarbij tevreden met zijn bovenlijf achteroverleunend. Zijn buik is behoorlijk aan de maat, zo constateer ik.  Dan ontvouwt zich de conversatie.
Zij: ik heb een jack meegenomen, hier en daar is een bui mogelijk.
 Hij: ik heb niets bij me, alleen een schone zakdoek.
 Stilte.
 Na vijf minuten:
Hij: gisteren de hele dag in Utrecht geweest. Met de rollator. Ging prima.
Stilte
Zij: we zijn wezen fietsen, We zijn (maakt brede armgebaren) zo en zo gefietst. Waar we allemaal niet geweest zijn, geen idee!
Hij: met de rollator kan je overal komen, én in de schaduw zitten. En je kan het langer volhouden. Prima dag!
Dan wordt het weer stil, hij kijkt peinzend voor zich uit.
Plots: heb je dat nieuwe terras gezien, bij het Jaarbeursplein? Nee, daar kom jij nooit. Pal naast de roltrap.
Zij: ik begrijp het.
Stilte.
In Rotterdam scheiden onze wegen. Ik kijk ze na, zie ze langzaam verdwijnen in de drukte. Zij met het jackje in haar tas, hij met zijn stok en zijn schone zakdoek.

maandag 9 juli 2018



Meneer Spruit en zijn citroenen. 

Op de radio hoorde ik een tirade tegen flexibel. Het is flexibel voor en flexibel na, de politiemensen zijn het echt helemaal beu, zegt ene meneer Spruit. Donderdag zal de Mars van de uitgeknepen citroenen plaatsvinden. Die uitgeknepen citroenen zijn de politiemensen, zo begrijp ik.
Ik denk aan de politiemensen in ons loopgroepje, maar liefst vier in getal. Ze zijn toch allesbehalve uitgeknepen citroenen? Ze maken altijd een heel montere indruk. Ik ben benieuwd of ze meedoen aan die mars.
Ik vind politiemensen geen uitgeknepen citroenen. Citroenen zijn zuur, en veel politiemensen zijn niet zuur, zeker de onze niet.  Ook hun Duitse collega’s zijn allesbehalve zuur. Onlangs nog kreeg ik met ze te maken, nota bene kort na het debacle van die Manschaft . In Lübeck reed ik pardoes door rood. Nou ja, niet helemaal pardoes, het was meer op zijn Hollands, net na oranje. Maar toen ik in de spiegel keek zag ik pal achter me een signaal boven een politiewagen! Met zijn drieën waren ze. ‘Fahrschein bitte – verstehen sie uns wenn wir Deutsch sprechen?’ – und so weiter. Maar ik voelde allang waar het heen ging en bekende dus maar ruiterlijk dat ik net even te laat het rode licht zag. Hoffelijk legden ze me uit dat zulks in Duitsland altijd 90 euro kost.  Ik deed alsof ik daarvan erg schrok en zei in mijn beste Duits: ‘ach, 90 Euro sagen Sie? dat is dan een duur einde van ons bezoek aan onze kinderen hier..’  ‘Ja, aber warten Sie, Herr Beltman’ en toen .. en toen .. vertelden ze me dat ze een bekeuring moesten uitschrijven maar als ik ermee akkoord ging dan konden ze het ook bij een waarschuwing laten.  En nogmaals: als u daarmee akkoord gaat..!  ‘Ja, gerne, selbstverständlich !’ ‘Oké, Herr Beltman, dann wünschen wir ihn einen guten Reise, fahren sie vohrsicht’.
Nog veel meer zou ik kunnen schrijven, want een mens maakt wat mee als hij een zaterdag  de Rozendaalse Bedriegertjes overslaat. Hoe heerlijk het is aan het strand bij de Lübecker Bocht bijvoorbeeld. En hoe leuk het is om met kleinkinderen te gaan eten bij de Italiaan. Of hoe heerlijk het is om ’s nachts te reizen in plaats van overdag in de files te staan. Vanaf 4.00 uur zie je de zon al aan de kim. Schitterend, het licht komt uit het oosten, echt waar!
Maar over dat alles wil ik niet schrijven. Eigenlijk had ik willen schrijven over hoe heerlijk het is om op warme dagen ‘s morgens rond 9.00 uur in mijn uppie over onze Rozendaalse parcoursen te lopen, door de dalen, in de schaduw van de bomen, soms even een briesje dat een vleugje koelte door mijn haren en over mijn schouders vleit. Heerlijk! Dat het dan geen straf is als ik een keertje op zaterdag niet kan. Maar mijn stukje wordt veel te lang als ik dat nu nog ga beschrijven. Bovendien: de meeste lezers weten al lang dat er  niets boven de parcoursen van de Rozendaalse Bedriegertjeslopers gaat. En meneer Spruit leest dit stukje toch niet. Die is veel te druk met zijn uitgeknepen citroenen.
Misschien is het wel een idee om meneer en zijn bonden eens uit te nodigen om tijdens diensttijd een trail door onze bossen te lopen, in plaats van een mars naar de Hofstad. Ik zie het voor me: de minister en de corpsleiding boos en de politiemensen weer allemaal zo fris als een hoentje…

zaterdag 23 juni 2018



Josephina en andere oldtimers 

Het was Vriendendag, het was Vaderdag en het was het weekend van de oldtimers. Dat betekent drukte en dat was te merken! Om 10.45 uur toen ik mij meldde voor een rondleiding met een groep bezoekers uit China, was de hal zo goed als leeg. Een meisje van een jaar of tien oefende er naar hartenlust haar radslag. De hal bood er alle ruimte voor. Ieder die de hal betrad focuste meteen op de oldtimers aan de andere kant van de glazen pui. Toch liep ik in die bijkans lege hal zowaar iemand tegen het lijf die ik daar niet had verwacht: Tante Stien van ons Amsterdamse café! Zichtbaar in de war (door al die oldtimers voor haar deur?) hing ze een warrig verhaal op: haar man en een deuk in de bumper van hun auto, het had ook te maken met een glaasje op en met blij dat ik rij. Dat je dat niet zou moeten willen, en een riedel over de solex van haar zus en over vakantie. Het mens was behoorlijk in war.
Later kwam ik haar op een solex achter in het park nog een keer tegen. Het spatbord met touw vastgemaakt – gasten adviseerden haar tie-wraps maar daar begreep ze niets van – en haar handtas was bijeengehouden met behulp van hansaplast pleisters. Ze leek zo weggelopen uit de vijftiger jaren.
Wachtend op mijn gasten uit China, kwam ik nog een bekende tegen, eveneens op een solex: zuster Josephina! Ik had haar al een jaartje niet meer gezien en verheugde me op een plezierig weerzien. ‘Ha zuster, wat leuk u weer eens te ontmoeten! Hebt u even een pleister voor me, ik heb mijn elleboog een beetje geschaafd.’ Antwoord: ‘nee ik ben niet van de pleisters, dat doet zuster Lietbertha, ik ben alleen voor een goed gesprek…!’ Wat er met die religieuzen van tegenwoordig aan de hand is weet ik niet, maar ze zijn niet meer zoals vroeger. Overigens zag ze er in haar fris gesteven witte schort uit als om door een ringetje te halen, dat dan weer wel, een plaatje in het park! Geef me nog een paar van die nonnen, ik ruil er met graagte al die oldtimers voor in! We zijn immers milieubewust, houders van green key, gold! Maar ja, zonder pecunia gaat het niet, en oldtimers leveren vandaag-de-dag meer poen op dan nonnen, dat begrijp ik ook wel. En trouwens: als we onze missie  - het dagelijks leven tonen zoals dat was in al haar facetten – willen voortzetten, dan horen daar die door mij vermaledijde oldtimers ook bij, ik weet het. Maar mijn voorkeur gaat uit naar de nonnen! En naar dat echtpaar waarvan de vrouw niet moe werd haar zelf gebreide badpak te showen aan het publiek. Hoe dat als het eenmaal nat was, uitlebberde en hoe het kruis dan ergens tussen je knieën bengelde.  En ook het bovenstuk bleek dan gezakt, en hoe moeilijk het dan was netjes uit het water te komen… Ze was zichtbaar blij dat het vandaag geen goed strandweer was. Ik zag steeds opnieuw mensen ongelovig starend, ademloos staan luisteren, om dan met open mond elkaar aan te kijken: heb jij ook gehoord wat ik hoorde?
Doe mij nog maar een aantal van die figuren, met hen ‘maak je geschiedenis mee!’ En dat is hier precies de bedoeling, toch?




zondag 10 juni 2018




Toiletgang met een glimlach


Afgelopen week vond de presentatie plaats van mijn nieuwe bundel ‘Een rondleider vertelt’. Na ‘mijn man was een stoepschijter’ is dit de tweede bundel over achtergronden en wetenswaardigheden uit het Ned. Openluchtmuseum. Maar vooral ook over bezoekers uit allerlei windstreken en van allerlei pluimage, en niet te vergeten natuurlijk allerlei vertrouwelijkheden die ze me toevertrouwen. Want zo mag je het toch wel noemen als iemand je zegt: weet u, mijn man was een stoepschijter! Of die conducteur die zegt: ik ben dan wel opa maar van binnen nog heel jong! (Waarop een klein meisje roept: ‘dat is niet zo, hé mama, dat zegt hij maar!’)
Ik heb er alle vertrouwen in dat ook de tweede bundel zijn weg zal vinden tot op de stranden in Griekenland en tot op … ja bedenk het maar. Enkele weken geleden stond ik na afloop van een kerkdienst in een stand van Amnesty International, komt er een man naar me toe en vraagt: bent u Gerard B.? Vervolgens zegt hij: ‘ik lees elke dag als ik op de plee zit een van uw verhalen, ik heb het boekje bijna uit. Komt er nog een tweede boekje?’ Ik zeg: ‘nou meneer, dan wordt u op uw wenken bedient! Het ligt al bij de drukker.’ Ik hoop dat meneer inmiddels weer met hernieuwde vreugde zijn dagelijkse toiletgang geniet. Want zeg nou zelf: toiletgang met een glimlach dat is toch wel het minst dat je iemand kan toewensen, toch?
Het is me wat met die verhaaltjes. Van veel lezers hoorde ik dat ze een verhaaltje lezen voor het slapen gaan. De verhaaltjes hebben menig slaapkamerdeur of nachtkastje geopend, naar ik weet. Nu blijken ze dus ook de deur van het kleinste kamertje te openen. Ik vind het allemaal prima, als de verhaaltjes gelezen worden dan stemt me dat tevree, en als ze mensen bovendien helpen bij hun meest elementaire behoeften als slapen en … nou vult u maar in, dan stemt me dat dubbel tevree. Ik heb wel eens gedacht aan een reclameslogan in de trant van: ‘verhaaltjes voor op de camping’ . Maar het blijken dus verhaaltjes voor op het nachtkastje en op het toilet.
Ik geloof dat ik maar eens contact ga zoeken met de firma Popma Toiletpapier. Wordt het chateau in Frankrijk misschien toch nog eens werkelijkheid…!


zondag 13 mei 2018



Dubbele gevoelens

Een mens maakt wat mee. Nog op het voorplein ontmoet ik een collega. ‘Ga je naar de bijeenkomst?’ ‘Ja, na alle geruchten wil ik het nu wel eens horen uit de eerste hand.’ ‘Ik ben vanmorgen geweest, ‘die en die’ zijn boventallig verklaard, en ‘die ook’…’ Er komen bezoekers, ons gesprek stopt. Ik loop door richting Kasteelboerderij.
Daar hoor ik even later waar het allemaal om ging én om gaat. Onze missie, de collectie, de afspraken met het ministerie: dat blijft allemaal als een paal overeind. En: we blijven uitgaan van de bezoekers, die staan centraal. Ja, ik snap het, en ik had het verwacht. Dan de mededeling over 36 boventallig aanzeggingen. Boem!! Die komt aan!  Meteen voel ik dubbelheid over de klap voor de 36 en de opluchting voor velen. En die toch weer getemperd door wat directe collega’s overkomt.
Onze Willem vertelt verder, er vervallen functies, er ontstaan functies, boventalligen  (naar ik begrijp vanaf nu een nieuwe categorie naast medewerkers en vrijwilligers)  kunnen daarop solliciteren. Een aantal zal dus zeker terugkeren. Gelukkig maar.
Ook voor ons vrijwilligers blijven er een hoop vragen en bezorgdheden:  hoe moet het straks, hoe gaat het straks, wie lost dit op, wie lost dat op?  En kennen ‘zij’ ons werk wel? En wie worden die ‘zij’? En hoe moet het met ‘die en die’, die boventallig zijn?
Willem vertelt ook mooie dingen. Ik onthoud ‘de collectie is blijvend, wij zijn passanten.’ Dat vind ik een mooie.  Evenals die over de bezoekers, die blijven centraal staan, wat er ook gebeurt. Ik zie het voor me als ik de bijeenkomst verlaat. Her en der lopen bezoekers, gastvrouwen en –heren zijn aan hun werk. In de entree is het business as usual. Maar schijn bedriegt, ... of verbeeld ik me dat?
Terug naar huis verbreed ik Willems uitspraak tot ‘het museum is blijvend, wij zijn passanten.’ Ik herinner me de intentieverklaring met het Dorp ( u weet wel: van ons aller Mies), we krijgen typerende jaren zestig gebouwen die perfect passen in de gewenste uitgroei. Twee dagen na de bijeenkomst opent prinses Margriet ‘We gaan naar Canada’ een nieuwe expositie over de naoorlogse emigratiegolf.  En in ons communicatieblad lees ik over een vakantiewoning met vele verhaallagen over Jodenvervolging, onderduiking en verzet.
Ja we zitten vol plannen, we stomen verder, de toekomst tegemoet. Maar die dubbelheid, die blijft nog wel een tijdje, en die moeten we maar niet verdringen. Toch?


zondag 6 mei 2018



De zweep erover

 5 mei 2018  Het is stralend weer. We lopen naar het herdenkingsmonument bij de Emmapyramide. Even staan we stil. Een krans en bloemen van een scoutinggroep. Het valt op hoe jong de mannen waren die hier zijn doodgeschoten. Het waren meest twintigers. We denken ook aan de vader van Jo Pessing, gefusilleerd achter het Openluchtmuseum bij de tunneltjes onder de A-12.
We lopen verder, zullen we naar het Duitse Dorp? Twijfel, Duitse Dorp, wat is dat? We gaan door, onduidelijk waarheen. Wat later komen we uit bij de restanten van het Duitse Dorp.   De ‘nieuwen’, nou ja de instroom der laatste jaren, (zo ongeveer de helft van deze zaterdagse club!) weet van niets en struint erop af.  Luftwaffe? Kustverdediging?  Deelen, daar zaten ze toch ook?  Honderden Duitsers hier?  Ik voel me oud bij zoveel groentjes.
Dan leidt Geertjan ons langs de brandtoren de hei op. Even verder kiest hij een smal pad naar rechts. Hier lopen we niet vaak.  Het kronkelt op voor mij onbekende wijze, maar we volgen gedwee onze leider. Hij kiest nogmaals rechts en dan plotseling loopt het pad dood. We zwaaien naar Kees dat hij niet moet volgen maar rechtdoor kan.  Nu loopt hij voorop, wij volgen, verder en verder, het pad wordt smaller en smaller. ‘Ga jij maar voorop,’ zegt Kees tegen mij, ‘ik weet het hier niet zo goed.’ Tja, wie weet het hier wel? Het wordt een heel avontuur, onder stralende zon, dat wel.  We proberen nog even te lopen, maar het verandert in wandelen en even verder in stapvoets geploeter door enkelhoge heidesprieten waaronder kuilen en gaten. Onze enkels zwikken naar rechts en naar links.
De achterhoede heeft 50 meter naar links een ‘paadje’ gevonden en passeert ons. Het is voor ons die voorop ploeterden nog een hele toer om daar ook te geraken. Eindelijk bereiken Wim en Geertjan een begaanbaar pad. Als ze omkijken zien ze de hele groep ver uiteen over het paadje verspreid.
We verzamelen en er volgt beraad. Die kant uit is de parkeerplaats, zegt Geertjan. Ja of nee? Ja, we gaan!  ‘Oké, maar dan de zweep erover,’ zegt Wim terwijl hij zich in gang zet. Nota bene op 5 mei, de zweep erover, alsof hij een Führer is…  Maar we volgen wel allemaal.
  ‘5 mei, Führer, en volgen,’ het blijft een tijdje bij me hangen terwijl we over het zand hollen.
Het is nog een heel eind, de groep valt weer  uit elkaar,  bij bochten in het bos kijk ik of de achterliggers oogcontact houden. Uiteindelijk verzamelen we weer op een kruising. Als de laatsten er zijn zetten de Führers het meteen weer op een lopen. Bij het oversteken van de Beekhuizenseweg zie ik dat ons groepje zich in drieën splitst. Sommigen gaan op eigen gezag rechtdoor, de Führers steken schuin over en ik besluit nu het asfalt te volgen. 
Het was een mooie loop, we stonden vaak stil, er was veel afwisseling en we kwamen op stukken nooit bedoeld om op te lopen.   
Aan de koffie wordt er gemord, welgemutst, maar toch: dat er geen duidelijke leiding was, dat iedereen er zich dan mee gaat bemoeien. De roep om een sterke leider klinkt.  Op 5 mei!!
Nee, ik noem geen namen.
Maar het kan nog gekker. In de namiddag hoor ik op de radio dat een groep 5 mei heeft geclaimd als de dag om op te komen voor het recht op… naakt tuinieren!  Ik sta nergens meer van te kijken.
Alhoewel, denkend aan bepaalde mensen ga ik me dan toch beroepen op het recht om daarvan geen getuige te hoeven zijn…En als me dat recht wordt onthouden, zegt u? Nou, dan, wellicht, toch maar: de zweep erover! Dat zal ze – zeker weten – weer op het rechte pad helpen.

zondag 15 april 2018



Moedermelk, met vallen en opstaan 

De hele winter al loop ik met compressiekousen en met een brace om mijn knie, zo ook vandaag. Maar vanmorgen oordeelde ik het te warm voor een lange loopbroek, dus combineerde ik deze uitdossing met een korte. Als ik de groep nader kijken ze me aan alsof ze zoiets nog nooit eerder gezien hebben. Och, zeg ik, er mankeert van alles, mijn ogen, mijn oren, mijn stemband, dit is alleen maar wat je kunt zien…  
Bij afwezigheid van Geertjan heeft Wim vanmorgen de leiding.  Hij loopt voortvarend als een geboren aanvoerder voorop.  Vanaf het kerkhof linea recta naar achteren en dan via de stormbaan links om.
Voor mij loopt … laat ik haar Bea noemen. Ze vertelt Gemma die met haar op loopt dat het zo leuk was, dat ze bij veel verschillende mensen thuis kwam, soms met heel verschillende culturen, en dat ze dan ook wel eens mee moest eten. ‘Ik heb wel eens gedacht: eh, wat eet ik nu?’  ‘O ja?’ zegt Gemma, ‘kun je daar een voorbeeld van geven?’  ‘Nou bijvoorbeeld ooit eens werd de soep vermengd met moedermelk, dat is immers zo gezond. Toen zat de hele familie soep met moedermelk te eten. Op zo'n moment aarzelde ik wel even.’ Gemma wendt vol verbazing haar hoofd opzij en… oef, daar gaat ze ter aarde! Resultaat: een pijnlijke knie. Tja, praten en hardlopen, het zijn me er twee, zullen we maar zeggen.
In de verte – van dit alles geen getuige -  loopt Wim ondertussen dapper verder. Ik kom weer achter Bea te lopen die nu ander gezelschap heeft gekregen. Het duurt niet lang of ze loopt weer druk te praten. En dan, het kan niet uitblijven, is er plots voor me weer iemand die een struikelende beweging maakt en alle zeilen moet bijzetten om overeind te blijven. Tja, praten en hardlopen…
Een eind verder als we over  ‘de bulten’ gaan, zie ik dat het bij Barbara niet meer vanzelf gaat. Een beetje ondeugend vraag ik : ‘Barbara, vind je het nog wel leuk?’  Het antwoord luidt even kort als duidelijk: ‘Nee.’ Maar ze ploetert onversaagd verder. Bij het gaas langs de tuin van het kasteel aangekomen vraag ik empathisch: ‘je weet dat er even verderop nóg iets ligt te wachten he?’ ‘Ja, ik weet het,’ zegt ze terwijl haar houding vastberadenheid uitstraalt. Een echte Bedriegertjesloper: ze zoekt de bulten, gaat ze te lijf terwijl ze weet dat ze pijn doen, én overwint ze.  Zo doet ze dat en zo doen wij dat allemaal, want we zijn Bedriegertjeslopers.
Verder langs het hek blijken de gaten dieper dan ooit,  het wordt een soort hink stap sprong nu niet over de boomwortels maar over gevaarlijke diepe gaten. Zo zie je maar, ken je zo langzamerhand alle parcoursen, liggen ze er toch elke keer weer anders bij.  Het lijkt wel Parijs-Roubaix maar dan voor lopers. Ik hoop dat ergens achter mij ook Bea ongeschonden over dit pad komt.
En ja hoor, het duurt niet lang of daar komt ze.  We scharen ons rond de kofferbak ( onze koek en zopie), we zijn één en al tevredenheid, want : de aanloop langs het kerkhof, de rechte weg naar achteren, het rulle zand van de Tankbaan, het lastige pad langs de golfbaan, de bulten – ja die bulten! – én het ‘toetje’ langs het hek : we hebben het weer verorberd! 
Op naar de douche!

P.S. De meeste namen zijn gefingeerd, de echte namen zijn bij de redactie bekend

zaterdag 7 april 2018




Leve onze varkens

Het is stervenskoud. Ze hebben een familiereünie, zo blijkt. Als ik voorstel maar een beetje in de beschutting van de bomen te blijven vinden ze dat prima.  ‘Maar gaan we wel naar de caravan van opa?’ vraagt iemand.  ‘De caravan van opa?’ vraag ik verrast. ‘Wie van u was dan het tienermeisje dat haar k… tegen de krib keerde en niet meer mee wilde naar die oude caravan? En die hem in de aanbieding deed bij het openluchtmuseum?’ Maar dat verhaal kennen ze niet. Toch moet hier de caravan van opa staan. Dat is vaak verteld in de familie. ‘Ze hebben hier toch een soort van camping ingericht? Daar staat die caravan van opa.’ ‘Nou, een camping is wel een beetje veel van  het goede,’ zeg ik, ‘maar er staat hier wel een caravan, een oude Pemberton,  de eerste import van caravans uit Engeland. Dat was na de wederopbouw. Toen wilde men in het weekend de nieuwbouw en de flats wel graag verlaten om met de DAF naar de camping te gaan. Deze stond op een camping in Nunspeet.’ ‘Nee, dat klopt niet,’ zeggen ze.
Even later naderen we het boerderijtje uit Beltrum. Vandaar wijs ik naar de caravan. ‘Nee dat is hem niet, die van opa was bruin.’ Dan hoeven ze er ook niet heen en we vluchten vanwege de kou gauw Beltrum binnen.
Bedstee, erg klein, zittend slapen, strozakken, natte luiers, open vuur, ongezond, weduwe Gesina Konninger die achterbleef met zes kinderen. Iemand wijst op het wijwatersbakje naast de deur naar de deel. ‘Die hing bij ons in de slaapkamer.’
Op de deel vraag ik Maaike en Jasmijn welke dieren hier in de boerderij waren, en wat voor geluiden die maakten. Maaike weet koeien, kippen, schapen en varkens te noemen. En kleine Jasmijn weet feilloos de bijbehorende geluiden te maken. Zo brengen we de boerderij een beetje tot leven. ‘En het paard dan?’ We vinden met ons allen geen plek voor het paard, maar er staat wel een kar waar een paard voor gespannen moet worden. De oplossing: dit was een arme boer, die af en toe werkte bij andere boeren en dan ook wel eens het paard mocht lenen. Maaike gaat even in het span staan om voor paard te spelen en Jasmijn bootst nog steeds het geluid van de varkens na.
Terug in de woonkeuken probeer ik wat begrip te kweken voor moeder Gesina met haar koters. ‘Zie je het voor je, zo’n stel kleine kinderen? Probeer die strozakken eens droog te krijgen en de natte kleren hier te drogen.’  Ik moet er niet aan denken, hoor ik een van de vrouwen zeggen.
Even later bij de rosmolen in Kadoelen probeert Maaike weer voor paard te spelen, hebben we het uitgebreid over het karnen van de boter en bewonderen we echte varkens! Ze zijn er niet bij weg te slaan. Slachtdag? Slachten? Dieren om op te eten? Boterhambeleg? Albert Heijn? Nee Dat is heel iets anders! Het wordt een boeiend gesprek.
Leve onze varkens, betere hulpmiddelen kun je je bij extreme weersomstandigheden als rondleider eigenlijk niet wensen!

vrijdag 23 maart 2018



Rondje Nederland

Het is koud, heel erg koud. Op de website van CIKO de Arnhemse hardloopvereniging, hebben ze extra adviezen geplaatst over hardlopen bij extreme kou.
Vandaag wordt Rondje Nederland gelopen, een loopfestijn door en rondom het Nederlands Openluchtmuseum.  Voor mij als hardloper annex rondleider eigenlijk een verplicht nummertje. Maar die kou!  Zal ik wel – zal ik niet?  Uiteindelijk hak ik de knoop door, hijs me in mijn thermohemd, pak snel handschoenen en een muts, en begeef me op weg.
Ik parkeer op invalidenplaats, dichtbij de ingang, (invaliden komen toch niet met dit weer, zo spreek ik tot mezelf, helemaal fout natuurlijk, maar ik doe het toch).
In het entreegebouw is het een drukte van belang. Dat verrast me. Heb ik me zo laten meenemen door de gevoelstemperatuur van Gerrit Hiemstra en hoe ze allemaal mogen heten?
Inschrijven, graaien naar papier en pen, en duwen bij de sta-tafeltjes. Dan het omkleden in dezelfde hal en het gepruts met natuurlijk weer die kleine veiligheidsspelden. Waar laat ik nou mijn tas? De kluisjes zijn allemaal bezet. Hé hallo, ik ben rondleider, denk ik, moet ook ik dan mijn tas hier in deze meute onbeheerd achterlaten? Ik ga naar boven, naar Marjan, die werkt altijd op zondag. ‘Ja hoor,’ zegt ze met een glimlach, ‘zet je tas hier maar neer.’ ‘Ach, wat ben je toch een goeierd,’ zeg ik. Dan doet ze er nog een schepje bovenop: ‘zet hem maar daar boven op de kast!’
Ik ga inlopen. De kou valt wel mee. Nog even naar het toilet. Het invalidentoilet van wat zonder twijfel het duurste toiletgebouw van Arnhem is. Over geen enkel gebouw in het museum krijg ik zoveel opmerkingen van bezoekers als over dit gebouw tussen Varik en Hoogmade. (Ja, zeg ik altijd, neemt u van mij aan er is echt zwaar over vergaderd en over nagedacht, maar dit terzijde.)
Opgelucht dribbel ik terug richting start. Daar tref ik Nikele en Petra. Ze herkennen me als van het museum. ‘Hé, jij ook? Wat loop je, de vijf?’ Nee, haast ik me te zeggen, de tien! (met een gezicht van: kom zeg, wat denk je wel? Ik loop al twintig jaar hoor!) Oh, daar kijken ze van op. Nikele belooft me een liter Jubileumbier als ik hem uitloop. Oké, zeg ik verheugd,  tot over een uurtje dan! En ik denk: die is binnen!
Het startschot knalt en de meute rept zich langs de weide richting achteruitgang van het museum. Ik loop kalm naar boven, want ik ken dit vals plat maar al te goed. Het eerste rondje gaat goed, ‘blijven inhouden’ houd ik mezelf voor. In het tweede rondje ga ik vijfmaal dood. Jonge, wat heb ik conditie ingeleverd na twee jaar veel minder kilometers te hebben gemaakt. Maar uiteraard: de medaille!  Net binnen het uur. Ik heb 8 à 9 minuten ingeleverd t.o.v. vorige jaren. In loperskring weten we dat dit echt een heel groot verschil is. Maar al na een paar minuten voel ik me wonderwel hersteld. Ik tel mijn zegeningen, én mijn fles jubileumbier, door Tanya van de winkel nog eens mooi ingepakt ook! Boven vraagt Marjan of ik hem heb uitgelopen. ‘Ja natuurlijk!’ ik doe mijn best het zo natuurlijk mogelijk te laten klinken.
Maar ik moet toegeven: Nikele en Petra kon ik toch niet bijbenen. Kwestie van jaarringen, zullen we maar zeggen.  


woensdag 7 maart 2018



Het kan verkeren



Ja,het kan verkeren: een man heeft zich boven een vuurtje een reiger bereid. De geroosterde poten van het beest zijn opgenomen in de collectie ‘objecten met een verhaal’ van een  museum in Den Haag. Meneer zelf – naar ik las een Rus -  is na de maaltijd opgepakt door de vreemdelingenpolitie omdat hij zich niet kon legitimeren.  Maakt u zich geen zorgen over de opgegeten vogel, diens leven was al ‘voltooid’ toen hij door meneer werd aangetroffen.
Het leven van onze dieren gaat deze winter trouwens niet echt over rozen. Neem de paarden in de Oostvadersplassen, ze sterven weliswaar een ‘natuurlijke dood’ door de ijzige kou, maar wel binnen hekken. En tja, wat moet je daarvan vinden? En de veelbekeken damherten in de Amsterdamse waterleidingduinen, wat moet je daarvan vinden? Ze worden gewoon afgeschoten, gemiddeld 80 per week. Afschieten is volgens mij heel onnatuurlijk, maar ik hoor er geen herrie over. En dan nog al die edelherten en zwijnen op onze Veluwe. Dankzij plenty afschotvergunningen houden die in elk geval de jagers van de straat, zullen we maar zeggen. En dan hebben we ook nog de Gallowayrunderen in de Maasvallei. Ook afgeschoten, maar wel gegeten als wildernisvlees, dat dan weer wel. Ik kom er niet zo goed uit. Wat zou Marian Thieme van dit alles vinden?  En dan heb ik het nog niet eens over het Lam Gods. Dat heeft te lijden heeft onder droogte. Ja, dat stond in de krant. U weet wel, het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck.  
Er wordt wat afgeschoten in deze wereld. En de ziekenhuizen openen aparte afdelingen  spoedeisende hulp voor ouderen, zo lees ik. Ik denk er het mijne van, ik ben ook 55 plus. Maar het stemt me gerust te weten dat de jagers met het huidig aantal afschietvergunningen voorlopig de handen nog wel een tijdje vol hebben.


vrijdag 12 januari 2018



Melle op het ijs

 Het is de laatste vrijdag van het jaar. Om 10.45 uur is de parkeerplaats van het museum  al driekwart vol en bij de ijsbaan is het een drukte van belang. Het personeel is op volle oorlogssterkte. Ze verwachten duizenden mensen. Bij de uitgifte van schaatsen zijn drie collega’s druk in de weer. Er staat een lange rij hunkerende liefhebbers. Bij de inname staan twee collega’s de schaatsen schoon te vegen, een derde plaatst ze terug, nauwkeurig op maat.
Op het terras proberen kinderen stampend en wringend hun schaatsen aan hun voeten te krijgen. Moeders, met dikke sjaals om hun hals geknoopt want het is koud, helpen een handje, voorover gebukt vanuit hun stoel. Na enig vergeefs proberen zakken de meesten tenslotte toch met een zucht op hun knieën ter verdere assistentie. ‘Even wachten Lonneke,’ zo klinkt het als een kind zich in beweging zet, ‘mama moet zelf nog schaatsen aandoen!’ Ik sla het tafereel gade, het is een hele bevalling. Dikke winterkleding, sjaal, muts, handschoenen. Langs de reling ploetert een donker gekleurde moeder met twee dochters, alle drie houden ze zich krampachtig vast aan het hout. 
Ik begeef me naar de krabbelbaan in de verwachting dat het daar wel rustiger zal zijn. Maar daarin vergis ik me, het lijkt een potje met pieren.  Kleine Melle schuifelt millimeter voor millimeter achter een schuifhertje. Papa moet weg, zo verordonneert hij. Gedwee verlaat papa het ijs. Duidelijk verdwaasd door alle drukte rondom hem schuifelt het joch voetje voor voetje verder.  ‘Gaat het?’ roept papa. Melle beweegt zijn hoofd maar ziet niets. Uiteindelijk komt hij met zijn hertje in een hoek terecht. Daar blijft hij het hertje tegen de planken duwen. Papa buigt zich over de reling: ‘zal ik het hertje even goed zetten?’ Nee, schudt Melle, typisch een geval van zelf doen! Papa berust in zijn lot als toeschouwer.
Maar het hertje wil niet meer. De teleurstelling incasserend laat Melle het dan maar los. Tja, voor zo’n jong kereltje is het leven hard, denk ik. Op eigen kracht schuifelt hij zowaar wat streekjes op zijn dubbele ijzertjes. ‘Blijf staan,’ roept pa, ‘ik kom eraan!’  Maar bij zijn zoontje gekomen heeft een ander kind zich inmiddels over het hertje ontfermd. ‘Wil je niet meer?’ vraagt pa in de veronderstelling dat zijn zoontje van het ijs af wil. Maar dat blijkt toch niet helemaal de bedoeling. Weifelend wijst Melle naar het hertje dat inmiddels steeds verder van hem weggevoerd wordt. ‘Nee,’ zegt pa, ‘nu mag een ander kindje.’ Dan verschijnen de waterlanders op zijn gezichtje. Een koud handje aan een armpje waaronder een handschoen bengelt aan een touwtje, wijst vertwijfeld het hertje na. Het andere handje aan het andere armpje wordt door papa’s hand meegetroond richting zijkant van het ijs.  Ik besef dat ik getuige ben van een drama, weliswaar op microniveau, maar toch, voor Melle een drama. Hij wordt weggeleid van een wereld die hij millimeter voor millimeter bezig was te ontdekken.
Later zie ik hem in het Canon Café in de weer met zijn eigen bekertje met drinktuit. Hij is nog te klein om uit een grote-mensen-beker te drinken. 
Als opa volgend weekend op bezoek komt en hem vraagt wat hij wil worden, zal hij – zeker weten – antwoorden als eens het ventje uit de reclame: ‘boer, én schaatser!’ Maar ik betwijfel of er nog pindakaas op het aanrecht staat.