zaterdag 23 september 2017


Dan ga je maar dáár wonen


Vol goede moed stel ik me op bij het startpunt rondleidingen op het entreeplein. Even later tel ik een dertiental mensen om me heen. Ze komen uit Numansdorp, uit Amsterdam, Hendrik-Ido-Ambacht en Dieren. De familie uit Numansdorp vraagt of hier een molen uit Numansdorp staat. Dat komt goed uit, want ik ben van plan langs een paar molens te lopen.  We begeven ons richting Stolpboerderij. De hoogte van de hooitas blijft indrukwekkend, de als statussymbolen bedoelde kaaspersen baren opzien en als ik tot slot een foto van broer en zus Van Diepen laat zien voor hun stolp-in-verval dan begrijpt ieder dat de geschiedenis nooit statisch is geweest.  Dat wordt wel helemaal duidelijk als ik bij de poldermolen mijn kaart van Nederland weer eens weer tevoorschijn haal, voor de helft blauw ingekleurd, want gelegen beneden de zeespiegel. Die voorvaderen van ons (met toepasselijke namen als Leeghwater!) vormden toch een nijver volkje! En dan komen bij de zaagmolen de mensen uit Numansdorp aan hun trekken. De molen kon op één dag wel 70 bomen verzagen tot 280 planken! Dat is echt iets anders dan met z’n tweeën bomen zagen met een trekzaag! Ik vertel over het belang van hout voor de groeiende Hollandse steden toentertijd en voor de schepen van de VOC. Maar naderhand bedenk ik dat ik natuurlijk iets had moeten zeggen over de laatste eigenaar dhr Verboom en zijn molenaar ene meneer Hoeve. Diens weekloon bestond uit 14 gulden en gratis brandstof.  Wellicht zijn die familienamen nog bekend in Numansdorp. Stom van me, een gemiste kans, en we worden nog wel zo op de I-ask methodiek gewezen!
In Staphorst zit de gastvrouw ijverig te stippen. Ze krijgt veel belangstelling. Ze vertelt dat dit Staphorster stipwerk tegenwoordig wordt toegepast op de lingerie die je ziet op de catwalk in Parijs. Topjes met dit stipwerk blijken helemaal in te zijn, en er lopen ook heren met stipwerk op hun boxershort. ‘Dat wist je niet hé?,’ zegt ze tegen me. Inderdaad, dat wist ik niet, maar hoe weet zij nou dat ik niet op de hoogte ben van de nieuwste trends op lingerie-gebied? Dat moet ik haar toch eens vragen.
In de kroeg van tante Stien vertelt een bezoeker me na het beluisteren van Johnny Jordaan, Tante Leen en Willy Alberti in onvervalst Amsterdams dialect : ‘die gasten kwamen bij ons in de  zaak muziek halen’. O ja? Welke zaak? ‘De Sound Shop, van mijn opa en mijn vader, de zaak bestaat nog meneer!’
Die avond vertel ik mijn vrouw dat het helemaal in is om topjes te dragen met prachtig stipwerk. Ze kijkt me aan met iets van: hoe weet jij dat nou? Ik mompel iets over de missie van het museum: het dagelijks leven in al haar facetten. Nou, zegt ze, als je dat ondergoed wilt dan ga je daar maar wonen…