maandag 27 juni 2016



Prangende Vragen

Als jullie iets willen weten, dan vraag je dat maar. Wat ik weet dat kan ik je vertellen en wat ik niet weet, nou dat zoek ik dan in de loop van de week wel op. Meteen steekt een meisje haar hand omhoog: meneer, bent u voor Ajax of voor PSV?
Mijn antwoord luidt naar waarheid: voor PSV.  Ik ben voor Ajax, zegt het meisje. En ik ook zegt haar vriendinnetje. Oh, reageer ik oprecht verbaasd dat dit zo’n prangende kwestie is voor kinderen van een internationale basisschool, en waarom zijn jullie voor Ajax? Het antwoord luidt: Ajax vinden wij leuk. Vindt u Ajax niet leuk? Nou  ik vind PSV leuker, antwoord ik. Maar dan willen ze weten waarom ik PSV leuker vind. Ik begin nattigheid te voelen en zeg dat we nu eerst aan de rondleiding gaan beginnen. We lopen naar de waterput bij het boerderijtje uit Harreveld en ik vertel dat de mensen in deze boerderij geen kraan en zelfs geen pomp in huis hadden, dat ze al het water in emmers uit deze put moesten halen. Kunnen jullie je dat voorstellen? Denk eens na hoe vaak jullie thuis de kraan opendraaien. We inventariseren:  opstaan, naar het toilet gaan, douchen, tanden poetsen, thee maken enz. enz.  Hier hebben wel acht tot elf mensen geleefd zonder water in huis!  Aan de gezichten zie ik dat het binnenkomt. Kom, zeg ik, laten we maar eens gaan kijken hoe ze dat deden, een boerderij ging je altijd aan de achterzijde binnen, dus dat gaan wij nu ook doen.
Als ik me omdraai staat de vragenstelster van zojuist weer naast me: meneer waarom vindt u PSV dan leuker dan Ajax? Nou, ze kunnen goed voetballen, zeg ik, en ze zijn kampioen. Maar vindt u dat Ajax dan niet goed kan voetballen? Ja ook wel, maar niet zo goed als PSV zeg ik terwijl we de donkere ruimte betreden. Het schemerduister doet het gesprek verstommen en ik pak de gelegenheid om de aandacht te bepalen bij het open vuur, de rook, de beperkte ruimte van de bedstee, de potstal enz.
Op weg naar ons ‘Amsterdam’ beginnen ze weer. Wat vindt u dan niet leuk aan Ajax? Ik leg ze uit dat we hier in het oostelijk deel van Nederland zijn en dat de mensen hier nogal verschillen van de mensen in het westen. Nou, zij vinden Ajax wel leuk.
We bezoeken het postkantoor – waar je het zakje met je maandloon kon inleveren, je rekeningen kon betalen, want je kon nog niet pinnen (!) en waar je kon opbellen – het gastarbeiderspension en het café. De presentaties van  Willy Alberti en Tante Leen vinden ze stom. Ik vertel dat het grote sterren waren en dat bijna alle groepen hier staan mee te zingen.  Aan de gezichten zie ik dat ze daar niets van kunnen begrijpen, het staat minstens zo ver bij hun vandaan als de waterput bij Harreveld zojuist. Het leukst van het café is dat alles daar is vastgelijmd.
We gaan naar de tram: meneer, wie vindt u beter, Messi of Ronaldo? Ik vind Messi beter, maar mijn kwelgeesten uiteraard Ronaldo. Gelukkig fluit de conducteur bijna onmiddellijk op zijn fluit en ben ik tot de achterzijde van de kasteelboerderij van ze verlost. Maar dan, bij het oversteken van de tramrails richting de molens willen ze weten of ik voor Real Madrid of voor Barcelona ben. Gelukkig blijken we het nu eens te zijn. Ik vertel ze over de zaagmolen en laat ze een foto zien van een groot houtvlot. Bij de poldermolen haal ik het kaartje van Nederland uit mijn tas waarop de helft van ons land blauw staat ingekleurd. Meters onder de zeespiegel. Zowaar, hier kan geen voetbalclub tegen op !

Ze gaan picknicken en daarna zullen ze naar de collega’s van educatie gaan. Ongetwijfeld zullen de twee vriendinnetjes dan weer hun prangende vragen stellen.

dinsdag 7 juni 2016

Leren fietsen in Kadoelen

“We vragen ons altijd af in welke bedstede hij nou geboren is, die linker of die rechter.” Die opmerking was blijven hangen en daarom ben ik  op een mooie woensdagochtend op weg naar het schooltje in het openluchtmuseum om gastvrouw Aag eens nader uit te horen over de relatie van haar familie met de boerderij uit Kadoelen.
Allereerst vertelt ze me dat het over haar vader gaat. Die is daar in 1912 geboren. Haar grootvader woonde toen als pachtboer  op de boerderij in Kadoelen. Dat Kadoelen was een klein gehucht in de gemeente Sint.Jansklooster, vertelt ze. Maar in 1919 heeft haar opa die meer koopman dan boer was, de pacht opgezegd want het was daar onvruchtbare grond, en is fietsen gaan verkopen. Hij moest de mensen ook leren fietsen!  Kijk dat zijn nog eens tijden, denk ik. (Moeilijk voor te stellen dat dat nog maar 100 jaar geleden is. Mijn eigen opa moet dat ook meegemaakt hebben als volwassen man, maar dit terzijde) Weldra verkocht hij ook elektrische spullen die toen voor het eerst op de markt kwamen. Hij was dus de man die in Kadoelen de vooruitgang verkocht, zullen we maar zeggen.
 Aag meent te weten dat er drie boerderijen dicht bij elkaar stonden. Een staat er nog, een is er afgebroken en de ander staat nu in het museum. Van dat gehucht is niets over, vertelt ze. Wel is er nu nog een straat met de naam Kadoelen. De boerderij heeft ook een naam gehad maar die is ze vergeten. Haar vader heeft er dus gewoond tot zijn zevende jaar. Maar hij heeft er nooit veel over verteld, eigenlijk alleen maar aan Aag, zijn oudste. Hij had er natuurlijk ook weinig herinneringen aan. Toen Aag in het museum werkte en er eens met familie en kleinkinderen rondwandelde werd ze niet geloofd toen ze zei dat vader, respectievelijk opa, in deze boerderij is geboren! Maar later is het wel duidelijk geworden, zegt ze, want er is een boekje met interviews waarin hij ook op foto’s staat. Later bleek hij ook nog wat ansichtkaarten te hebben. “Maar als ik nu soms met familie in de boerderij uit Kadoelen sta”, zegt ze, “vragen we ons altijd af in welke bedstee hij geboren is, in de linker of in de rechter.”
Nu ik dit tik vraag ik me af of dit niet een mooie vraagstelling is voor onze wetenschappers. Kom, duik daar eens in, denk ik: in welke bedstee is de vader van Aag geboren? Wat zou het leuk zijn als ik staande voor de woonkeuken van Kadoelen en wijzend op de deurtjes van de bedsteden quasi toevallig kan zeggen: in die linker (of rechter) is de vader van een van onze collega’s nog geboren. Ik zie de verbaasde gezichten al voor me. “Hoe zegt u?” “ Is dat echt waar?”
Deze vorm van personaliseren is veel leuker dan het praten over jaartallen en gebinten! Een bevalling in zo’n bedstedekast! Volgens mij laten we dan onze gasten geschiedenis mee maken, en dat wil het museum zo graag. Dus wetenschappers, zet hem op! Het rondleidersgilde zal jullie dankbaar zijn.
Overigens weet Aag over haar grootvader nog iets te vertellen: de goede man heeft niet alleen fietsen en elektra, maar ook de eerste auto in Kadoelen verkocht. En het mooiste is dat hij eerst zelf in die auto een rijbewijs heeft gehaald! En dat rijbewijs, zegt Aag  – gewoon de straat een paar keer op en neer rijden – is hij zijn hele leven blijven verlengen! Hij schijnt zelfs als een Max Verstappen avant la lettre over een ophaalbrug gereden te zijn terwijl die al omhoog ging…