zondag 17 december 2017


Zonder wifi op een camping


Bij de Tilburgse huisjes in het museum. Meestal slalom ik er door. Als je het vierde huisje aan de achterkant betreedt, dan ga je dus ook het tweede huisje via de achterdeur binnen. Vaak vertel ik dat het is bedoeld als modelwoning van de wijkzuster. Die hebben we dan al gezien bij het kruisgebouw. De woning geeft het tijdsbeeld van rond 1950. De tijd van de wederopbouw, maar ook de tijd van toenemende aandacht voor hygiëne.  Bij haar ronde langs de zieken liet de wijkzuster niet na te wijzen op het belang van een schoon aanrechtblad, een schoon gedweilde vloer, op het voordeel van oliestook boven kolen, enzovoort. En de bedompte bedsteden waren haar natuurlijk een doorn in het oog. Elke tot kast vertimmerde bedstee, elk doorspoeltoilet en elk ledikant zal ze met vreugde hebben verwelkomd! Als de wijkbewoners  bij haar kwamen vragen of ze even de telefoon mochten gebruiken dan aanschouwden ze dit alles met eigen ogen. Want als vooraanstaand persoon bezat zij natuurlijk als een der eersten een telefoon.
Vooraanstaand, zegt u? Jazeker! Jonge meiden met pit hadden ook na de oorlog nog weinig kansen. Een plattelandsmeisje kon het dorp eigenlijk alleen maar ontsnappen door voor verpleegster te gaan leren. Dan moest ze intern (bij de nonnen of de diaconessen) in een verpleegstersflat bij een ziekenhuis in de stad. Oké, ze moest er wat voor over hebben, maar later als verpleegster was ze iemand! En de meiden die echt iets wilden deden daarna nog ‘de wijk’, ze behoorden dan met de dokter, de pastoor/dominee, en de onderwijzer zomaar tot de notabelen van het dorp. Als wijkzuster was ze een rolmodel en de inrichting van haar woning was vanzelfsprekend een afspiegeling daarvan. Linoneum op de vloer, behang aan de muur, een geiser boven het (schone!) aanrechtblad en zelfs telefoon in huis! Ons derde Tilburgse huisje getuigt hiervan.
Toch kreeg ze haar loon nog cash uitbetaald in een papieren zakje. Om het op haar spaarrekening te zetten moest ze naar het postkantoor, en misschien reed ze op haar solex of Berini wel eens naar een camping op de Veluwe of in de Peel. In die tijd was er nog geen sprake van festivallisering van de zomers en van vliegvakanties had nog helemaal niemand gehoord. Een partijtje badminton op een camping verscholen in het groen, was al heel wat.
Eens toen ik dit vertelde vulde een bezoeker aan: ‘Ja, en wie weet, misschien wel met de jonge dokter van een naburig dorp!’
Terugfietsend naar huis zie ik voor me hoe ze diep voorover reikt naar een shuttle en die al kirrend terugslaat buiten bereik van de jonge arts, of nog leuker: precies mikkend op diens lijf.
Wat een tijd: zonder wifi op een camping!


maandag 27 november 2017


Kleine mannetjes

Ik heb een tijdje last van mijn knie gehad. Niet zo ernstig hoor, maar als ik een eindje ging hardlopen had ik er de volgende dagen last van.  De fysiotherapeut heeft er een mooie naam aan gegeven retropatellaire chondopathie, en ik heb me op zijn advies bij een heuse podoloog een paar specifieke antipronatiezolen laten aanmeten. Ik heb ze inmiddels ook in mijn gewone schoenen. Dat voelt wel goed. Maar bij inspanning bleef ik toch last houden. Daarom besloot ik een paar weken helemaal niet hard te lopen. Dat gaf de tijd om op zaterdagochtend terwijl mijn loopmaatjes door de bossen holden uitgebreid de krant te lezen. En ik moet zeggen dan lees je nog eens wat (al gingen mijn gedachten toch steevast naar het bos en de hei). Ik las bijv. een leuk stukje over kleine mannetjes. Er zijn er nogal wat: Poetin, Berlusconi, Hollande en ook Sarkozy: allemaal aan de kleine maat. Dat soort kereltjes  zoekt blijkbaar compensatie in macht. En als ze aan de macht zijn blijven ze streven naar omhoog. Sarkozy bijv. ging stiekem op zijn tenen staan toen hij op de foto zou met voormalig president Obama. Ja, het schijnt echt gebeurd te zijn. Berlusconi pakte het beter aan, die ging bij groepsportretten gewoon op een voetenbankje staan! Ze schijnen ook geneigd te zijn om als ze de kans krijgen wetten te veranderen zodat ze langer aan de macht kunnen blijven. Poetin is daar handig in. Psychologen noemen dit ‘het Napoleonsyndroom’, zo las ik. Meneer Napoleon schijnt ook erg aan de kleine maat geweest te zijn.
Kleine mannetjes, ik ga er eens op letten, dacht ik. Dat deed ik dus toen ik onlangs een foto van een anti-zwarte pieten comité onder ogen kreeg. En wat denkt u? Inderdaad, aan de korte maat! Daar zijn we dus lang nog niet van af…! Nu ik dit tik bedenk ik dat ik in onze loopgroep ook eens letten moet op de lengte van sommigen die zo graag hun loopmaatjes het snot voor de ogen draven.  Het zou me niets verbazen als…
Ik las ook over de Hema. Die wil haar winkelformule meer bij de tijd brengen door de onderbroekjes voor kinderen genderneutraal te maken. De aanduiding meisjes of jongens wordt geschrapt! Hoe correct kun je zijn in je taalgebruik! De conducteurs van de NS moeten na 1 januari het ‘dames en heren’ vervangen door ‘beste reizigers’. En ik las dat we nadrukkelijker naar ons witte lichaam moeten kijken want we beseffen veel te weinig dat we wit zijn, en dat dat heel veel complicaties heeft. Dit en nog veel meer las ik in de weekendbijlagen van ‘misschien wel de beste krant van Nederland’. Waar zouden dan de andere kranten hun bijlagen vol mee schrijven, zo vraag ik me af.

Hoe dan ook, ik dank God op mijn blote knieën dat Hij/Zij (invullen naar believen) mij groot heeft geschapen. Ik zal geen poging doen om wetten te veranderen om langer mee te kunnen doen. Ik ga gewoon weer hardlopen. Ook effectief, toch?

maandag 13 november 2017

#Metoo


Geruime tijd geleden hadden we een afspraak gemaakt. Ik had er vaak aan gedacht en nu was het zo ver. Ik toog naar de afgesproken plaats, een beetje gespannen voor wat komen zou.

Ik stond even om me heen te kijken  - zoals iedereen in zo’n situatie, naar ik denk – toen ze aan kwam lopen. Ze stak haar hand uit en noemde vragend mijn naam. ‘Ja dat ben ik,’ zei ik. Kom maar met me mee, zei ze. Een frisse verschijning van rond de dertig, gekleed in voornamelijk wit. Ze draaide zich kordaat om en liep voor me uit. Eenmaal in haar kamer liet ze er geen gras over groeien. Ze was nieuwsgierig naar mijn geboortedatum. Moet dat nou, dacht ik nog, we hadden toch afgesproken, waarom dan dit gedoe? En toen maakte ze me zonder blikken of blozen duidelijk dat ik mijn broek maar uit moest doen. Nu kun je er in deze tijd van #Metoo natuurlijk op wachten dat het jou ook een keer zal overkomen, maar dit vond ik toch wel een beetje erg recht door zee.
Maar wie A zegt, - ik had immers zelf de afspraak gemaakt - moet ook B zeggen en dus begon ik ietwat onzeker met mijn handen aan mijn riem en aan mijn knopen te frutselen. Ze zei verder niets en ging zitten. Toen ik mijn broek uit had wees ze naar een lege stoel, daar kon ik hem wel opleggen. Zonder broek keek ik wat onzeker naar mijn sokken, ze zag het en zei: hou die maar rustig aan, ga maar zitten.
En terwijl ik daar zat in mijn onderbroek kwamen er nog een dame en een man. Allervriendelijkst moet ik zeggen, maar toch, ik had gerekend op een één op één ontmoeting, en nu zat ik hier in mijn onderbroek tegenover drie paar belangstellende ogen. Ze vroegen me of ik wilde gaan staan en zeiden tegen elkaar dat het er eigenlijk best goed uitzag.  Dat was niet nieuw voor me. Nog vorige week had ik gehoord dat ik er voor mijn leeftijd goed uitzag, maar toen hoefde ik daar niet mijn broek voor uit te doen.
Het gebeuren zelf verliep prima, op het eind wilden ze nog een fotosessie. Daarvoor werd ik naar een andere kamer genodigd, waar twee andere dames me opwachtten. Ook zij vroegen me uit de broek te gaan. Een van de twee boetseerde me in de juiste stand, ging vervolgens samen met de ander staan kijken achter glas, en ze drukte af. Drie foto’s in drie verschillende standen. Toen mocht ik mijn  broek weer aan en teruggaan naar de eerste locatie waar we de foto’s zouden gaan bekijken.
Ik was zo benieuw en opgewonden, dat ik zelfs moeite had de plek terug te vinden. Maar het duurde niet lang of we stonden met ons drieën naar de foto’s te kijken.
Met een tevreden gevoel en een hele ervaring rijker verliet ik wat later het pand. Ze hadden verzekerd dat er niets ergs aan de hand was. Mijn knieschijf heeft een beetje veel speling, dat kan soms lastig zijn, maar: blijf vooral fietsen en lopen, was hun advies. Oké, zei ik, zal ik doen!

En op weg naar de auto dacht ik: tel je zegeningen!

dinsdag 7 november 2017


Kheptsodruk

We schrijven augustus 2017. Het is gezellig druk en de zon schijnt uitbundig. Op zo’n dag valt er van alles te beleven. Daarvan hieronder een kleine impressie.
Ik besluit eerst maar eens op het bankje voor ons blauwe boerderijtje te gaan zitten. Als ik er een paar minuten zit passeert er een moeder met een kind van naar ik schat vier / vijf jaar oud. De moeder oogt opvallend jong. Ze pakt het kind bij de hand en zegt naar het boerderijtje wijzend: ‘kijk daar, die kleine raampjes, kom, lekker gluren!’ Terwijl ze voor me langs huppelt, het kind aan een arm meetronend, kan ik niet anders dan haar toch wat verwonderd nastaren. Opvoeding anno 2017 denk ik: kom, lekker gluren!
Als ik verder loop nadert even over de tramrails een familie, drie generaties, druk gesticulerend en pratend in een voor mij onbegrijpelijke taal. Chinees? Japans? Koreaans? Een gewoon gesprek, boos, discussie of gezellig? Ik heb geen idee. De talen van het andere halfrond zijn voor mij één onbegrijpelijke brij, maar zij op hun beurt zullen het verschil niet horen tussen Zweeds, Duits of Nederlands, denk ik.
Op de ophaalbrug wordt zoals gewoonlijk druk gefotografeerd. Ik merk op dat zeker drie vaders de focus richten op het trekpontje in de verte. Voor mij is het De Zaan, in gedachten zie ik hier tientallen molens, grote zeilschepen en veel bedrijvigheid op het water. Voor hen is het waarschijnlijk een Anton Pieck plaatje: twee molens langs het water met een trekpontje op de achtergrond.   
Bij de wagenloods met de sjees van de koopman zegt een moeder tegen de kinderen: ‘kijk een arrenslee,’ terwijl de wielen van de sjees toch bepaald niet aan het zicht onttrokken zijn!  Wellicht heeft ze hier bij een vroeger bezoek wel eens een slee gezien anders kan ik het niet verklaren. Hoe dan ook, ik vind het een mooi staaltje van hoe een mens geprogrammeerd kan zijn. Wel vaker bekruipt mij de neiging om in het voorbijgaan niet al te luid maar wel goed verstaanbaar te mompelen: goed kijken, er staat niet wat je ziet!
Op het Zaanse plein kom ik zoals meestal op een zonnige middag ogen te kort. De jeugd loopt, rent, roept en huilt door elkaar. Een vader helpt een jong kind dat een vliegende hollander heeft veroverd. ‘Je voeten zijn te kort,’ hoor ik hem zeggen. Hoe zo: voeten? Het zijn niet de voeten, het zijn de beentjes waar het aan schort, denk ik, terwijl ik nu op mijn beurt lekker zit te gluren. Het is als altijd weer verbazingwekkend hoe behendig basisschoolleerlingen manoeuvreren op de oud hollandse fietsen.
Maar het mooiste volgt even later als ik wat schaduw heb gezocht aan de ronde picknicktafel onder de bomen. Daar hoor ik in mijn eigen moedertaal
-Goa’j morgenoamd nog noa de buurvisiete?
-Kweetnie, kheptsodruk, joh dèwujnieweetn!
-Nou, wiezultwèzie
En toen werd het stil 


woensdag 18 oktober 2017


Met Feijenoord naar het consultatiebureau


De deelnemers aan het internationaal wandelvoetbaltoernooi op Papendal laten op zich wachten. Terwijl we wat grappen maken over wandelvoetbal vult de hal zich plots met een grote groep luid lachende en zich soepel bewegende vijftigers. Het kan niet mis, dit zijn ze. Ik ontwaar de logo’s van Club Brugge, van Schalke 04, van nog enkele buitenlandse clubs en van Feijenoord. ‘Geef mij maar Feijenoord’ roep ik en binnen enkele minuten begin ik voor een grappend en grollend gezelschap aan mijn introductie. Ik vertel ze dat we langs een aantal highlights van het Ned. Openluchtmuseum zullen gaan en onderweg ook even de kroeg zullen bezoeken. Dat laatste maakt de stemming nog vrolijker! 
Maar als ik na ons bezoek aan het boerderijtje uit Harreveld vertel dat het een Amsterdamse kroeg is, moeten enkelen toch even slikken. Mijn belofte dat we daarna een ritje met een antieke tram uit Rotterdam zullen maken, vergoedt echter veel. Eenmaal in de kroeg reikt weldra een hand naar een borrelglaasje, maar dat blijkt vastgelijmd. Ik vertel dat hier nog wel eens wat verdwijnt en dat we daarom alles vast moeten lijmen. ‘Tja, die Amsterdammers, vertel ons wat meneer,’ is de reactie. Als even later ‘geef mij maar Amsterdam’ door de kroeg klinkt, wordt het twee mannen teveel, ze verlaten ostentatief de kroeg. De anderen lachen en een enkeling begint zelfs mee te zingen met tante Leen.
Dan gaan we richting tram. Tot hun en ook mijn verrassing meldt zich uitgerekend lijn 12 FEIJENOORD !! Zeventien mannen grijpen evenzoveel fototoestellen, het trampersoneel staat van opzij toe te kijken hoe ze zich als groep pal voor de tram onder het woord FEIJENOORD opstellen voor de groepsfoto.  In de tram vertellen enkele mannen me dat ze zich lijn 12 nog heel goed herinneren uit hun jeugd, dat ze er zelf in hebben gezeten.

Het museum scoort nog meer goodwill als ik ze even later vertel over de juist gesloten expositie Helden aan de bal. Hoe daar was te zien hoe vele doelpunten uit de Kuip (van Coen Moulijn, Willem van Hanegem en anderen) hebben bijgedragen tot de oranjegekte. Als een soort experiment besluit ik het kruisgebouw met ze te bezoeken. Met Feijenoorders naar het consultatiebureau, dat lijkt me wel wat. En ja hoor, verrast door de wijkzuster, de man in bad, en de andere poppen komt het tot een heel gesprek over het belang van de kruisvereniging. Deze 50 plussers weten zelf nog van het bezoek aan het badhuis, van TB-krasjes, van het lenen van bedklossen en ondersteken. Een paar keer hoor ik: ik vind het hier wel interessant. En iemand zegt: ‘wat hebben ze dit verdomd goed nagemaakt’, waarop ik voor de derde keer vertel dat alles in het museum echt is en geen namaak!
In de Tilburgse huisjes komen ze daarna ogen te kort. En passant zegt een duivenliefhebber wel te kunnen voorzien in de blijkbaar ontvreemde duivenklok. Natuurlijk gaan we nog langs de brouwerij, (hun volgende wedstrijd zal pas morgen zijn), en daarna nemen we als echte vrienden afscheid in Budel. In de beslotenheid van dat boerderijcafé vraagt de aanvoerder een applaus voor de gids. Het klinkt alsof ik in De Kuip sta! 

zaterdag 23 september 2017


Dan ga je maar dáár wonen


Vol goede moed stel ik me op bij het startpunt rondleidingen op het entreeplein. Even later tel ik een dertiental mensen om me heen. Ze komen uit Numansdorp, uit Amsterdam, Hendrik-Ido-Ambacht en Dieren. De familie uit Numansdorp vraagt of hier een molen uit Numansdorp staat. Dat komt goed uit, want ik ben van plan langs een paar molens te lopen.  We begeven ons richting Stolpboerderij. De hoogte van de hooitas blijft indrukwekkend, de als statussymbolen bedoelde kaaspersen baren opzien en als ik tot slot een foto van broer en zus Van Diepen laat zien voor hun stolp-in-verval dan begrijpt ieder dat de geschiedenis nooit statisch is geweest.  Dat wordt wel helemaal duidelijk als ik bij de poldermolen mijn kaart van Nederland weer eens weer tevoorschijn haal, voor de helft blauw ingekleurd, want gelegen beneden de zeespiegel. Die voorvaderen van ons (met toepasselijke namen als Leeghwater!) vormden toch een nijver volkje! En dan komen bij de zaagmolen de mensen uit Numansdorp aan hun trekken. De molen kon op één dag wel 70 bomen verzagen tot 280 planken! Dat is echt iets anders dan met z’n tweeën bomen zagen met een trekzaag! Ik vertel over het belang van hout voor de groeiende Hollandse steden toentertijd en voor de schepen van de VOC. Maar naderhand bedenk ik dat ik natuurlijk iets had moeten zeggen over de laatste eigenaar dhr Verboom en zijn molenaar ene meneer Hoeve. Diens weekloon bestond uit 14 gulden en gratis brandstof.  Wellicht zijn die familienamen nog bekend in Numansdorp. Stom van me, een gemiste kans, en we worden nog wel zo op de I-ask methodiek gewezen!
In Staphorst zit de gastvrouw ijverig te stippen. Ze krijgt veel belangstelling. Ze vertelt dat dit Staphorster stipwerk tegenwoordig wordt toegepast op de lingerie die je ziet op de catwalk in Parijs. Topjes met dit stipwerk blijken helemaal in te zijn, en er lopen ook heren met stipwerk op hun boxershort. ‘Dat wist je niet hé?,’ zegt ze tegen me. Inderdaad, dat wist ik niet, maar hoe weet zij nou dat ik niet op de hoogte ben van de nieuwste trends op lingerie-gebied? Dat moet ik haar toch eens vragen.
In de kroeg van tante Stien vertelt een bezoeker me na het beluisteren van Johnny Jordaan, Tante Leen en Willy Alberti in onvervalst Amsterdams dialect : ‘die gasten kwamen bij ons in de  zaak muziek halen’. O ja? Welke zaak? ‘De Sound Shop, van mijn opa en mijn vader, de zaak bestaat nog meneer!’
Die avond vertel ik mijn vrouw dat het helemaal in is om topjes te dragen met prachtig stipwerk. Ze kijkt me aan met iets van: hoe weet jij dat nou? Ik mompel iets over de missie van het museum: het dagelijks leven in al haar facetten. Nou, zegt ze, als je dat ondergoed wilt dan ga je daar maar wonen…


zaterdag 26 augustus 2017

Een lesbisch stel in het hooiland

We gaan een eind terug in de tijd, zegt Peter, en we zitten aan de keukentafel. Nou ja, keukentafel? Misschien hebben we geen aparte keuken, want we leven nu in de 19e eeuw, maar we zitten wel aan tafel en we hebben geen mobieltjes en ook geen tablets. En lang niet alle kinderen kunnen naar school want kinderen moeten meewerken om geld te verdienen. Dan legt hij het spel uit.
Eerst moeten de ouders beslissen of ze kinderen naar school laten gaan, als gezin zullen ze dan minder verdienen. De meeste ouders besluiten één kind naar school te sturen, maar ik zie ook een gezin dat de eerste dag alle kinderen laat meewerken. Vervolgens zie ik de families – merendeels op slippers! – driftig in de weer met ploegen en eggen, en dat is pittig kan ik u verzekeren! Het gezin dat alle kinderen laat meewerken heeft pech: pa heeft zijn arm gebroken, ik zie hem met een grote mitella om de nek redelijk vruchteloos met een eg in de weer! Als er uitbetaald wordt benadrukt Hajna dat al het geld aan de moeders gegeven moet worden want vaders mogen er niet mee naar de kroeg!
Terug naar de keukentafel in de boerderij (plaats van handeling is het museumboerderijtje uit Beltrum). Daar krijgen ze nieuwe instructies en Hajna vertelt doodleuk tegen een gezin dat net besloot dat alle kinderen naar school te sturen dat er een baby is geboren! Oef, dat zorgt voor complicaties! Moeder is hard nodig op het land vanwege haar financiële inbreng. Dus moet een van de kinderen thuisblijven om voor de baby te zorgen. De babypop is echter zo levensecht dat het andere kind het op een krijsen zet: ze wil net als haar zusje ook voor de baby zorgen!  Pa en ma proberen uit te leggen dat ze toch echt naar school moet, dat dat belangrijk is vanwege de centjes later. Het is een hard gelag.
Twee dames met een jongetje van een jaar of zes hebben zich dan al openlijk bekend als een lesbisch stel. (Ik vind dat best bijzonder, zo midden 19e eeuw op het Achterhoekse platteland, maar dit terzijde) Ze blijken even later tot hun stomme verbazing ook een baby te krijgen. ‘Hoe kan dat nou’? vraagt de oudste. Het blijkt dat meneer pastoor is langs geweest. De oudste besluit grootmoedig ervoor te zorgen, de ander zal nu samen met de zesjarige jongen genoeg moeten zien te verdienen. Er wordt trouwens nog een gezin met een baby verblijd. Tja  de 19e eeuw was kinderrijk. Evenzovaak wordt de schoolgang van een van de kinderen er door bemoeilijkt.
Als we het hooiland betreden vraagt het lesbisch stel mij of hier veel teken zitten. Och zeg ik, wij zitten hier in de 19e eeuw, dat wordt pas over twee eeuwen een probleem. Ze neemt er genoegen mee.
Tijdens het bonen lezen zie ik een van de moeders met een half afgepleisterde bril op haar neus. Een geval van oogontsteking, wel zielig maar gelukkig verdient een kind dat onderwijs heeft genoten nu al wat extra. 
Aan het eind van het spel blijkt het gezin waarvan vader de arm had gebroken één cent over gehouden te hebben. Achteruit geboerd dus, maar ze hebben wel een kind naar school gestuurd. Peter zegt, ‘tja misschien voelen jullie nu je maag maar omdat er een naar school is  geweest wordt die in de toekomst misschien wel opzichter en dan verdienen jullie toch wat extra!
Een ander stel heeft vier cent bijverdiend en zegt hoopvol dat straks alle kinderen naar school kunnen.
Aan het eind zeg ik tegen Hajna dat ze bepaalt niet het saaiste baantje in het museum heeft. O nee, zegt ze, ik vind het heel leuk om te zien hoe de gezinnen omgaan met de dilemma’s die we voorschotelen. En soms gaan ze echt heel erg de diepte in! En dan besluit ze ‘ik ben echt heel blij dat ik dit doen mag’.

Die woorden blijven bij me hangen . Wat leuk als je zo recht uit je hart over je werk kunt spreken! 

zondag 13 augustus 2017


Week 32

Het was de week van de Oranjevrouwen. Ze zijn kampioen!  En passant is deze week damesvoetbal vervangen door vrouwenvoetbal. Jammer, ik vind damesvoetbal veel leuker klinken dan vrouwenvoetbal. Ik begrijp het ook niet goed, want volgens mij is ook vrouwenvoetbal echt niet genderneutraal. Of heb ik iets gemist, liep er toch een vent tussen?
Het zal wel komen door de N.S en andere verlichte ondernemingen die dames en heren als aanspreekvorm taboe hebben verklaard.
En het was natuurlijk ook de week van Daphne. Ze prolongeerde haar wereldtitel op de 200 meter. Zelden eerder vertoond! Grote klasse! Iedereen onder de indruk: dames, heren, hetero’s, lesbiennes, homo’s, transgenders, biseksuelen, autochtonen en mensen met een migratie-achtergrond, iedereen zat bij haar laatste meters op het puntje van de stoel. (Dus als over 25 jaar wordt gevraagd waar was je dan luidt het antwoord massaal : op het puntje… maar dit terzijde)
En we hadden Ranaomi. We noemen haar meestal Kromo. Ook over haar alleen maar superlatieven. Ze zwom opnieuw wereldrecords! Al jaren is ze in haar eentje boegbeeld van het Nederlandse zwemmen, en ze beloofde, ook deze week, om nog even door te gaan.
Zijn er dan alleen maar dames? Nee, nee, gelukkig hebben we ook nog Tom Dumoulin! Hij is nog steeds in topvorm, won deze week de BincBank tour. Voorwaar een prestatie van formaat: zoveel weken na de Giro nog steeds in topvorm!
En voor wie niet in sport geïnteresseerd is had deze week uiteraard ook veel te bieden.
Om maar eens iets literairs te noemen bijvoorbeeld: mijn boekje blijkt, geloof het of niet, zo goed als helemaal uitverkocht! Wie nu nog een exemplaar wil moet echt snel zijn, de uitgever (boekhandel Jansen & de Feijter in Velp) heeft nog drie exemplaren!
En dan waren er deze week natuurlijk ook de dreigende uitlatingen van Trump en Kim Jon-un. Als het niet zo onheilspellend was zou je denken dat het gaat om de ultieme finale van een wedstrijd ver-plassen tussen twee dinosaurussen met de Noord-Koreaanse nieuwslezeres als verslaggeefster.


maandag 10 juli 2017




Last minute 

Op weg naar museumpark Orientalis hoor ik op de autoradio dat Geesink erbij betrokken is en dat iemand van de emiraten op het asfalt ligt. Ja, u leest het goed. Orientalis, Geesink en iemand van de emiraten. Dat behoeft enige uitleg.
In tijden van het rijke Roomsche leven – zeg tot 1950 – had je de Heilig Land Stichting, een devotiepark voor vrome katholieken. Je waande je in het heilige land, maar dan voor een prikkie. Toen ontdekten we dat Jezus een Jood was en dat zijn hele Roomse, Oosterse en Lutherse gevolg tot de knieën in de Joodse grond stond. ‘De Landstichting’ zoals de volksmond zei, werd met dank aan de sympathieke bisschop Bluyssen omgevormd tot Bijbels Openluchtmuseum. Inderdaad, de sympathieke bisschop Bluyssen. De tijden mochten dan roerig zijn, er waren nog bisschoppen die sympathiek gevonden werden. En toen de bisschoppen niet meer sympathiek waren kwamen de gastarbeiders. Niet dat het een met het ander te maken had, maar het viel zo samen. Die gastarbeiders brachten de Islam mee en van het een kwam het ander. We ontdekten potverdorie dat ook de Islam met beide benen in de Joodse grond staat en een soort halfbroer van het Christendom is. Tijd voor weer een verschuiving: het Bijbels Openluchtmuseum werd Museumpark Orientalis, een museum over het ontstaan van de drie monotheïstische godsdiensten. (Dit keer niet dankzij maar ondanks een bisschop, maar dit terzijde). En dat museumpark met haar Joods dorp, haar Mythrastempel, haar vroeg christelijk kerkhuis, haar Arabisch dorp, haar Egyptisch huis vol hiëroglyfen en nog zoveel meer, dat park vind ik razend interessant. Sinds kort geef ik er rondleidingen, ook vandaag.
En de emiraten? Die hebben hier niets mee van doen. Hoewel, het sultanaat Oman dat het Arabisch dorp in het museum mede financierde, er wel een beetje in de buurt komt.  Nee, de emiraten waar Radio Tour de France het over had, dat is gewoon een van de professionele wielerploegen. Een van de renners uit die ploeg kwam wat onhandig ten val en dat koste Geesink een rugwervel. Het kan verkeren als je zo dicht op elkaar rijdt.
In de Romeinse herberg tref ik mijn Belgisch-Nederlands gezelschap dat ik vanmiddag mag begeleiden door het wonderschone museumpark. Ze zullen zich vergapen aan de hiërogliefen van een rotstempel bij Thebe, aan de vroegste ons bekende christelijke fresco’s en aan zoveel meer dat het prachtige museumpark herbergt, maar daarover zal ik nu niet uitweiden.
Nee die autoradio, daar gaat het over. Nauwelijks zit ik weer in de auto of ik hoor over de veldslagen die gisteren en eergisteren hebben plaatsgevonden met hordes vandalen in het Duitse Hamburg. Ik weet niet wat ik hoor. Mijn bloedeigen zus, de onschuld zelve, ze had toch niets kwaads in zin?! Waarom dan die eruptie van geweld? Ze wilde alleen maar haar verjaardag vieren, al maanden geleden afgesproken en voorbereid met haar zoon. Ik hoor verhitte debatten over democratie, over verbittering en kloven in de samenleving. Ik begrijp er niets van. Mijn zus, ze is toch geen BN-er of zoiets? Waar gaat dit over en waar koersen we op af als we niet eens meer een stedentripje mogen maken?
Later die avond kijk ik op de facebookpagina van mijn neefje: blijken Poetin en Trump een last minute naar dezelfde stad te hebben geboekt …



maandag 19 juni 2017


Struggelen

De giro d’Italia kende een rustdag. Ik hoefde dus niet naar het wielerminnende Eurosport te kijken en had tijd genoeg om de heg te snoeien en van onderen te verschonen van zevenblad en klimop dat daar weelderig groeit. Vervolgens nam ik de tijd om mijn dierbaren te besproeien met het water uit de regenton: akelei, vrouwenmantel en teunisbloem, ze reageerden bijna onmiddellijk. Helaas ook het juist geopende vogelmelk, maar dat reageerde door zich haastig te sluiten zodra het water voelde.
Altijd als ik in de tuin bezig ben is er wel iemand die stopt voor een praatje. Zo gaat dat hier, in onze de buurt is men vriendelijk voor elkaar. Deze keer was het Jan die stopte, hij was in zijn witte imkerpak. Hij maakte alvorens af te reizen voor een wandeltocht langs elf (!) Friese steden een inspectieronde langs al zijn volken want je weet immers maar nooit in het ontluikende voorjaar. Zal je zien dat ze net gaan zwermen als hij aan de wandel is. Je moet er niet aan denken!
Hij vertelde me dat het een geweldig jaar wordt voor de wesp. Tenminste, zo werd er gepraat. Er schijnt een ongekend groot aantal wespenkoninginnen te zijn waargenomen. Nou, die leggen tegen de klippen op, dus dan weet je het wel.  Terrasliefhebbers kunnen hun borst nat maken, of liever: hun borst en ander naar vrijheid lonkende lichaamsdelen maar beter bedekken, een wespensteek is immers niet mis!
Hoe dan ook, onze Tom bleef in het roze fietsen.  De Tifosi waren juichend over hem, ze kwamen superlatieven te kort. Gelukkig is Tom een nuchtere vent. Een week later zag ik hem onwennig een houding zoeken op een roze loper tussen duizenden fans in Maastricht. Volgens de verslaggever stond hij daar in zijn eentje te struggelen.
Het schijnt een nieuw woord dat is komen overwaaien. Ineens hoor ik het te pas en te onpas. Er wordt wat af ‘gestruggeld’: politiek Den Haag ‘struggelt’ met de kabinetsformatie.  Ik hoorde dat starters op de woningmarkt ‘struggelen’ als nooit tevoren: wel of niet kopen that’s the question.  Zelfs in mijn rustige dorp dat zelden het journaal haalt  wordt gestruggeld. Bij ons was het de brandweer die ‘struggelde’ met een dikke laag frituurvet op de straten!  Ja, het kan verkeren.  Maar altijd nog beter dan ‘struggelen’ tegen bosbranden zoals in Portugal. zeggen we tegen elkaar.
En dan heb ik het nog niet eens over het ‘gestruggel’ van de Britten met hun Brexit.
Maak de borst maar nat, er zal nog heel wat gestruggeld worden deze zomer!
  


maandag 29 mei 2017


Week 21

- Feijenoord is kampioen.
- Bomaanslag tijdens een concert in Manchester.
- Gadegeslagen door meer dan honderdduizend mensen op de pleinen in Amsterdam  wordt Ajax kansloos afgestraft door United uit datzelfde Manchester. (De jonkies tegen de mannen.) Maar toch: ‘we’ hebben wel de finale bereikt!
- Tom Dumoulin heeft darmproblemen. Hij verliest zijn roze trui maar vestigt wel een nieuw wereldrecord ‘uit de broek en in de broek’. Het is voorpaginanieuws.
- Trump bezoekt Saoedi Arabië, sluit megacontracten over wapenleveranties, en lijkt zich thuis te voelen in het land van ultra conservatieve moslims, die nog geen maand geleden zijn land niet meer in mochten.
- Dumoulin houdt kans op de eindoverwinning. Er verschijnen wielrenners in roze outfit op de Nederlandse wegen.
- Angela Merkel en Barack Obama worden geïnterviewd op de Duitse Kirchentag. Ze spreken zéér, zéér inspirerende woorden. Wat een contrast met Trump!
- En dan wint Tom Dumoulin,  gadegeslagen vanaf zijn ruiterstandbeeld door koning Victor Emmanuel II de vader des Vaderlands,  op de Piazzo del Duomo in Milaan de honderdste Giro d’Italia.
- En Ik? Ik vestig op de ochtend en middag en in de avond van diezelfde historische dag een wereldrecord neusophalen en niezen. …



maandag 22 mei 2017


De pootjes zijn er …

Dat betekent dat de maaltijd of de koffiepauze subiet wordt afgebroken en pa zich met alle kinderen achter zich aan, naar Dora rept. Hij bekijkt de situatie eens, haalt een kruiwagen met wat extra stro, pakt de twee trekbalkjes met bijbehorende touwtjes en wacht eens even af. De koe is rustig, ze ‘werkt’ en roept een enkele keer ‘boe’. Soms zegt mijn vader dat het niet lang meer duurt. Soms is ‘’de bloase” wel gesprongen maar komen er geen pootjes tevoorschijn. Dan stroopt mijn vader de mouwen op en gaat met een arm in de koe. Dat is spannend want ik heb wel gehoord dat hij dan in de koe klem kan komen te zitten en zijn pols wel kan breken. Ik begrijp er niets van, maar wat hij doet is wel gewichtig. Soms weet hij de pootjes naar buiten te halen. Gelukt !! Dan doet hij de touwtjes om de hoefjes van het kalfje en trekt hij het kalfje naar buiten. Ook daarbij let hij op wanneer de koe ‘werkt’. Soms gaat het heel moeilijk. Dan worden we naar de buren gesommeerd en roepen we haastig: ‘buurman, buurman, papa zegt er is een koe aan het kalven.’ Dat is voor buurman een teken om alles uit zijn handen te laten vallen en ogenblikkelijk met ons naar onze stal te lopen. Gezamenlijk lukt het dan de mannen wel om het kalfje  te trekken, zij het soms met grote inspanning. Nog zie ik dat ze zich soms zich met één voet afzetten tegen de rand van de grup en met al hun kracht gedoseerd trekken, telkens als mijn vader roept: ‘Ja!’ Mijn vader weet precies wanneer de koe ‘werkt’. (God de Vader en mijn vader weten alles,maar dit terzijde). En ik zie ook nog heel scherp hoe plots de snoet van het kalfje, laag boven de pootjes liggend, verschijnt. Prachtig is dat, ik zal het nooit vergeten! En dan plots is daar het hele kalfje. Het valt met een behoorlijke smak achter Dora in de grup. Maar blijkbaar doet dat het kalfje geen pijn.  Mijn vader pakt het bij de pootjes en weet dan meteen te vertellen of het een vaars of een stiertje (‘bolletje’) is. Wij hopen altijd allemaal op een vaarsje. We weten ook altijd precies te vertellen hoeveel vaarsjes er al zijn geboren. De buren praten daar achter de kerk of op andere momenten onderling ook altijd over. Mijn vader droogt het heerlijk warme, nog natte kalfje onmiddellijk af met vers stro en legt het in de kruiwagen. Dan vervoert hij het met ons achter zich aan in een kleine processie naar het kalfjeshok. Terwijl wij over de rand van het hok hangen ligt daar de boreling verdwaasd om zich heen te kijken. Bijna onmiddellijk probeert het te staan, maar zijn pootjes zijn daarvoor nog te wankel. Onderwijl melkt mijn vader Dora’s biest en geeft die uit een fles met een tuit aan het kalfje te drinken. Als we een uurtje later nog eens kijken dan staat het kalfje meestal, zij het in nog wankel evenwicht, overeind.  Ook dat staat nog steeds levendig op mijn netvlies.

Mooi! Zoiets vergeet je niet,  toch?

woensdag 10 mei 2017

Dora 5 en Herman 3

Het speelt zich af in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Ik ben een jochie van een jaar of tien. Vanmorgen heb ik gehoord dat Dora 5 moet afkalveren. Let wel, Dora 5 en niet Dora V. De namen van de koeien worden geschreven in Arabische cijfers. Geschreven in Romeinse cijfers zou Dora V een koningin kunnen zijn. Maar koninginnen stonden bij ons niet in de stal. Nee, bij ons stonden Dora 5,  Truus 14 en een dertiental andere koeien
Tijdens de koffiedrinken zegt mijn vader: ga eens kijken of de pootjes er al zijn.
Ik dus naar de stal, en even later kom ik terug met de verheugende mededeling dat de pootjes er zijn. Verheugend, want als kind vond ik dat een blijde gebeurtenis. Hoe volstrekt natuurlijk en in de winter soms dagelijks gebeuren het ook was,  voor ons als kind was het altijd bijzonder.  Er waren wel meer zich cyclisch herhalende gebeurtenissen waarbij wij met de neus vooraan stonden maar die maakten veel minder indruk. Zomers werd er bijvoorbeeld regelmatig een tochtige koe uit de wei naar huis gehaald. Het woordje ‘tochtig’ werd overigens nooit gebruikt, bij ons was een tochtige koe ‘bollig’. Als kind hadden we geen idee wat dat was. Oké, een stier was een ‘bolle’, maar bollig had in mijn kinderjaren niets met een stier van doen. Trouwens, wij hadden niet eens een stier. Nee, een koe was bollig als ze werd besprongen door andere koeien. Dan werd die koe naar huis gehaald en aan een paal of een deur van de boerderij vastgebonden. Mijn vader belde dan voor 8 uur ’s morgens de K.I.  Die afkorting staat voor kunstmatige inseminatie. Een volstrekt vertrouwd begrip waar ik –met de kennis van nu – niets van begreep. Hij sprak dan in de telefoon die in de keuken aan de wand hing, de vertrouwde woorden:  ‘Willem Janssen , Eierweg 25. Dora 5 - Herman 3’.  (Naam en adres zijn fictief want je weet maar nooit tegenwoordig). Met de kennis van nu weet ik dat Herman 3 de door hem gewenste donerende stier was. Een uur of wat later kwam dan de K.I. De man  nam uit zijn tas een lange dunne staaf. Dan mat hij zich een heel lange rubberen handschoen aan die wel tot zijn schouder reikte, deed de staart van de koe opzij, en ging met zijn hand in de koe. Vervolgens deed hij die lange dunne staaf in de koe.  Dora kromde haar rug, drentelde een paar pasjes opzij, riep een keer ‘boe’, en dat was het dan. De man waste zijn handschoen opvallend zorgvuldig, deed de staaf weer in zijn tas en reed naar een volgend adres. Als mijn vader soms afwezig was dan vroeg hij bij thuiskomst: is de K.I. al geweest? Als dat zo was dan moesten wij de koe terugbrengen naar de wei. Mijn vader noteerde in zijn stalarchief achter Dora 5 een datum en Herman3. Een vanzelfsprekend ritueel, even vanzelfsprekend als het palmpaashaantje, het vastentrommeltje en de dagelijks gebeden oefeningen van berouw, geloof, hoop en liefde. 
Goed, de pootjes zijn er. Maar daarover een volgend verhaal.


maandag 17 april 2017


En Johan zag de bal

Paasmaandag 2017. Het is bitterkoud. Diep weggedoken in mijn winterjas betreed ik de Molukse Barak in het openluchtmuseum. Ik geniet  van de Indische muziek uit de jaren zestig. Een man geeft zijn vrouw uitleg van de Molukse geschiedenis, (tenminste zijn beweringen zijn bedoeld als uitleg), een jong stel beluistert aandachtig het relaas rond de gijzelingen, bij de kelder van de beheerderswoning toont een moeder haar kinderen de weckflessen  (de flessen blijken bij haar thuis ook vooral boontjes te hebben bevat) en een jong stel verbaast zich erover hoe smal het ouderlijk bed in de vijftiger jaren was. Ik verbaas me er vooral over dat de kok in de centrale keuken bonensoep in de aanbieding heeft. Bonensoep? ‘Dat is toch zo Hollands als maar kan?’ opper ik. Ja, zegt hij, maar de Molukkers kregen die hier ook voorgeschoteld en dan maakten ze het tot een Indische bonensoep door er  allerlei kruiden aan toe te voegen. En dat blijkt hij vandaag ook gedaan te hebben. De Indische bonensoep smaakt me inderdaad verrukkelijk, zeker op deze winterse paasmaandag.
Gesterkt door de Indische kruiden rep ik me naar ons tijdelijk Holland Huis. In de antieke tram heet Dingenliefde heet bij de conducteur van dienst nog gewoon Dingenliefde en niet: Holland Huis. Als ik niet had geweten dat de expositie ‘Helden aan de Bal’ daar is gehuisvest dan was ik er gewoon aan voorbij gelopen. Van de hele groep die de tram verlaat ben ik dan ook de enige die de tentoonstelling betreedt. Eenmaal binnen blijk ik echter niet de enige te zijn, en gelukkig maar! Mijn scepsis die ik vanaf het begin steeds heb gevoeld verandert verrassend snel in enthousiasme.  Ik betrap me erop dat ik spelers nomineer voor het Dream elftal, en ik geniet van het doelpuntenfestijn dat om me heen wordt opgevoerd, van de polonaise met Den Uyl, en van zoveel meer dat allerlei herinneringen in me naar boven haalt. Ja, zegt iemand tegen mij, das war einmal! Ik kan het alleen maar beamen. Wat konden ‘wij’ goed voetballen! Ik zie dat menig jongetje door pa en ma voor onze kartonnen Johan wordt geplaatst om een plaatje voor later te maken. Ik weet zeker dat velen in volgende generaties hun opa als klein jongetje zullen zien voor het beeld van onze grote Cruijff. En met die foto’s zal ook de herinnering aan het openluchtmuseum blijven bestaan. PR op lange termijn zullen we maar zeggen.
Zeer geslaagd vind ik ook de muur waarop bezoekers zich kunnen uiten in eigen cruijffiaans taalgebruik. Inderdaad: als je niet schiet dan scoor je niet, en als wij de bal hebben hebben zij die niet. Maar dat wist u waarschijnlijk al.  En voetballen is eenvoudig, zo lees ik: je hebt twee teams en Duitsland wint altijd! Maar ook dat wisten we al, toch?
Thuis heb ik even weer naar het versje van Toon Hermans gezocht dat op de expositie is te lezen:
Vincent zag het koren
En Einstein het getal
Zeppelin de zeppelin
En Johan zag de bal!

maandag 3 april 2017


Een geluid van daarboven

In de laatste week van de winterstop wandel ik door het museum. Ik kijk mijn ogen uit. Wat is er veel op de schop gegaan! Terwijl ik over het nieuwe pad wandel waar eens de bijenstal was ontwaar ik op een van de stoeltjes bij de caravan een eenzame bezoeker. Een wat boerse man met witte baard en een pet, kijkt peinzend in het rond. Ik heb hem eerder gezien maar kan hem niet direct thuis brengen. Ik besluit dus tot een praatje.
Gaandeweg valt het kwartje. Maar natuurlijk, dit is Arie van Essen, bewoner van de boerderij uit Vierhouten rond 1900.  Kort samengevat vertelt hij me dat zijn nieuwsgierigheid naar hoe het nu zou zijn met zijn boerderij hem ertoe had verleid nog eens een kijkje te nemen. In Vierhouten had men hem tot zijn verbazing naar hier verwezen. Dat was jaren geleden. Gevraagd wat hij ervan vindt zegt hij dat hij de eerste keer toen hij hier kwam  - hij blijkt hier elk jaar te komen!! - moeite had om onder de bomen ‘zijn spul’ te herkennen. In Vierhouten had het veel meer op het zand gestaan. Hij vertelt dat de waterput niet vóór maar iets verderaf opzij van de boerderij stond. En hij mist de aardappelhut. Maar, zegt hij, wat is er hier deze winter weer veel veranderd! Wat is dat toch een bezig volk hier!  ‘Ik kiek mien ogen uut’, de hele bijenstand is weg! En wijzend op het nieuwe pad, zo’n mooi ‘weggie’ hadden we echt niet ! En bij de entree, wat zijn ze daar toch allemaal aan het doen?
Ik vertel hem wat over de Canon en over de expositie Helden aan de Bal. Hij zit er wat stilletjes bij en vindt het allemaal wel erg veel. Ik zeg dat hij daarin wel gelijk heeft maar dat je tegenwoordig niet stil kunt blijven staan, je moet nu eenmaal met de tijd mee. Maar, geef ik toe, er zijn tegenwoordig ook wel veel mensen met een burn-out. Dat begrip is hem onbekend, maar ‘teveel hooi op de vork’ ja, dat kent hij wel.
Hij vertelt me dat ze ‘daarboven’ waar hij tegenwoordig vertoeft, zich zorgen maken over ons. Ze zien ons rennen en sloven, iedere dag opnieuw, kinderen naar school, maatschappelijke ladder (‘carrière’ noemen jullie dat geloof ik) , allerlei clubjes, de hele dag berichtjes typen, uitgaan met vrienden, sportschool, vakanties en dat vliegt maar door. Jullie denken dat alles moet kunnen en dat alles vooral leuk moet zijn. Leuk, dat zeggen jullie vaak.  Hij schudt zijn hoofd erbij als hij dit zegt. Maar het leven is toch niet alleen leuk? Er is toch ook veel ongeluk, en daar moet je toch ook mee kunnen leven, dan moet je toch ook ‘tied’ hebben om eens rustig in de aardappelhut te zitten?  Nou, zegt hij dan, ik wandel maar eens terug. En dan kuiert hij langzaam langs zijn boerderij en verdwijnt ergens achter de oliemolen.

Wijze man, die Arie !

zondag 19 maart 2017


Geen speld tussen te krijgen

Op het stembureau is het drukker dan normaal. Tot mijn verbazing zie ik slechts twee mensen achter de tafel zitten.  Hé, denk ik, er moeten er toch drie zitten, maar ik slik mijn verbazing in. Even later komt een persoon binnen. Hij neemt plaats op de lege stoel achter de tafel, en neemt de stempas van de eerstvolgende persoon aan. Ik had de man bij mijn aankomst buiten op straat had zien lopen.  Zijn afwezigheid was geen toiletgang want beneden in dit zalencentrum is toiletgelegenheid.  Ach, denk ik, regels zijn regels maar je moet ze wel een beetje soepel hanteren.
Bijna ben ik aan de beurt. Voor mij twee dames, een met een blindenstok. Als er een stemhokje vrij komt gaan ze daar samen heen. De man die zojuist achter de tafel plaatsnam roept met luide stem: zo weinig mogelijk helpen mevrouw!  Een collega achter de tafel stoot hem aan, het gebaar verraadt iets van: laat toch joh! De dame met de blindenstok draait zich om, schiet in de lach  en zegt: maar ik ben blind, ik zie niets!!  Alle aanwezigen lachen nu. Ik ben onder de indruk van het gevoel voor humor van de blinde dame. Ze beheerst daarmee de situatie volledig. Ook de man achter de tafel die zojuist zijn twee collega’s  - voor een sigaretje ? – in strijdt met de regels even achter zich liet, schijnt te beseffen dat  in deze situatie de regeltjes soepel gehanteerd moeten worden.

De volgende ochtend wordt de winst van Groen Links becommentarieerd door een man uit Friesland. Ja, hij vindt dat knap werk. Maar toch heeft hij zo zijn twijfel: het lijkt wel mooie frisse boerenkool maar ik vraag me toch wel af of er al voldoende vorst overheen is gegaan.  Onnavolgbaar commentaar wat mij betreft!
Weer een dag later zijn we nog niet uitgesproken over de stembusuitslag. Mannen van de glasfabriek uit Leerdam worden geïnterviewd. Een van hen besluit zijn commentaar met de woorden: maar goed, wij gaan maar door met glas maken, politiek is politiek en glas is glas…
Geen speld tussen te krijgen, toch? 

maandag 27 februari 2017

Melkrijden in de prehistorie

Regelmatig loop ik er langs, ik ga er zelden naar binnen.  Er staat me teveel techniek, en dat is niet zo mijn ding. Ik zie vooral de broers Bokma de Boer. In het geslacht Wiarda van Teun de Vries las ik hoe de broers opgroeiden op een Friese boerderij. De een klom op tot boekhouder, begon in aandelen en richtte een melkfabriek op, de Freia, die nu in het Openluchtmuseum staat. De ander raakte aan lager wal en vond tenslotte een baan als melkrijder naar dezelfde fabriek. Bijna altijd als ik er loop zie ik ze in gedachten voor me, de directeur en de melkrijder.  En ik zie dan ook de melkrijder in de jaren 50 – 60 van de vorige eeuw in het gehucht waar ik mocht opgroeien. Daar stonden elke dag volle melkbussen langs de weg. Wijdbeens, de twee handgrepen van zo’n bus stevig vasthoudend, zwaaide de melkrijder dan de bus tussen zijn benen naar achteren en dan, hup, naar boven tot op borsthoogte op de kar. Met een kar vol rammelende melkbussen ging het twee / drie maal daags zo’n acht kilometer verder naar een melkfabriek in Zwolle. Heen met de volle bussen, terug met lege bussen én enkele gevuld met karnemelk of met wei.
Wij hadden thuis een beetje medelijden met de melkrijder. Het was zwaar werk. Ga er maar aan staan: vanaf 6 zes uur in de morgen  – ook in de winter ! – bij weer en geen weer de hele ochtend volle melkbussen melk op de kar zwiepen. Vele, vele tientallen bussen van 30 of 40 liter! Nog zie ik hem staan, zwiepend met die bussen… Er werd wat meewarig over gesproken. Het waren keuterboertjes of mannen zonder eigen bedrijf die dit erbij deden. Maar het was geen vetpot want zo’n melkrit (een route langs een dertigtal boerderijen) die werd ‘gegund’ bij inschrijving. De laagste inschrijver kreeg hem. En het was allesbehalve een vaste meerjarige job! Elk jaar opnieuw moest er worden ingeschreven op zo’n rit. De laagste inschrijver werd de rit ‘gegund’. De sloebers waren dus elkaars concurrenten! Het was van belang zo’n melkrit een aantal jaren te behouden want de bedrijfsinvestering – lees de aanschaf van een degelijke platte wagen op luchtbanden en een paard (later een tractor) kreeg je er niet in één jaar weer uit. Er hebben zich drama’s afgespeeld in de gezinnen van melkrijders.  
Ik herinner me ook hoe de melkrijder elke veertien dagen een papieren zakje met ‘melkgeld’ kwam afleveren bij de boerderijen. Hij was dan geldrijder, hij had dan een kistje met wel duizend gulden naast zich op de bok! Tegenwoordig noemen we dat een waardetransport. Bij ons kwam hij binnen om de envelop af te geven. Dan kreeg hij een dikke sigaar.  Het was een ritueel dat zich afspeelde naast het aanrecht. Bij boerderijen waar hem geen sigaar wachtte klemde hij de envelop tussen het deksel en een melkbus. Bij verschillende boerderijen zag je enveloppen aan de melkbus gehecht. Gewoon langs de weg! En nooit heb ik gehoord dat er iets is gebeurd!
Ook in ons postkantoor op de Westerstraat denk ik vaak terug aan dit tafereel. Ik vertel daar dat je vroeger je loon in cash kreeg uitbetaald en dat je er dan mee naar het postkantoor ging (of naar de kroeg).
Verhalen uit de prehistorie, maar ik heb ze toch als kind nog meegemaakt!



woensdag 1 februari 2017



De geboorte van een kerel

Donaldje groeide voorspoedig op.
Het was een welgesteld ondernemersgezin.
Volop kansen, nooit heeft hij gebrek gekend.
Maar Donald was een beetje sullig: lange armen,
knokige knieën, en niet zo sportief.
Werd op school bij teamsporten altijd pas laat gekozen.

Hij was veertien/vijftien jaar toen het gebeurde:
Bij een wedstrijdje ‘eigen naam plassen’ kwam hij niet verder dan D O N A L
Hi Ha Ha, Donald kan niet Donald plassen’, klonk het.

Dat nooit meer, moet hij hebben gedacht.
Ik zal jullie krijgen, jullie allemaal!
Hij dronk en dronk, hield zijn plas op totdat hij niet meer kon
En toen… en toen…plaste hij zijn voor- én achternaam !

Dat was de geboorte van Donald, als echte kerel!
Nooit meer twijfelde hij aan zichzelf.
Voor niemand deed hij meer onder,
Hij bouwde zich een toren in New York,
Spande Poetin voor zijn kar

En tekent bij decreet: mijn wil is wet!

zondag 29 januari 2017


Het begin 2

Ik schreef dat moeder een pamper pakte,
Maar dat kan niet.
In 1947 heeft moeder dagelijks katoenen luiers met Donalds poepjes in een emmer staan spoelen en vervolgens met de hand gewassen. Pampers waren er nog niet.
Ze zal het met liefde hebben gedaan.
Donaldje was een flinke baby, hij zoog gulzig. Zijn knuistjes klemden zich in moeders borst.
Hij dronk zo gulzig dat moeder soms bang was dat er niets van haar overbleef.
Rustig toch, zei ze dan, rustig toch !
Als ze Donaldje oppakte om hem aan te leggen aan de andere borst protesteerde hij uit alle macht, alvorens weer aan te vallen.
In de wieg krijste hij zich in slaap.
Zo ging dat, om de drie uur, dag en nacht.
Vaak zei moeder: hij lijkt me héél wilskrachtig, die kleine Donald van ons.
Maar verder was er niets wat ongerustheid wekte,

Nog niet…

donderdag 26 januari 2017



Het Begin

Ik zie het voor me:
Een kleine commode zoals er veel zijn,
Daarop de kleine Donald.
Moeder houdt beide voetjes tussen de vingers van één hand omhoog.
Ze tilt het onderlijfje iets op.
In haar andere hand een doekje waarmee ze de billetjes schoonveegt.
Nog een doekje en nog een doekje, tot de billetjes helemaal schoon zijn.
Onderwijl sprietst een klein straaltje in een boog over Donaldje.
Moeder legt snel een doekje op zijn nog kleine geslachtje.
Het doekje wordt maar een beetje nat.
Moeder neemt het met een glimlach weg,
Buigt voorover en geeft Donald een tedere kus.
Ze legt haar hand op hem en pakt bukkend, met de andere hand een pamper, kleine maat.
Groot genoeg voor Donalds billetjes.
Ze speelt nog wat met hem,
Zegt lieve woordjes en geeft hem kusjes.
Dan legt ze hem teder in de wieg.

Waar is het misgegaan?




dinsdag 17 januari 2017



Flexblazer 

Er staan al mensen te wachten als ik kom aanlopen voor mijn laatste rondleiding van het jaar.   Met 15 personen ga ik op stap. Op het entreeplein staat een wintervrijwilliger met een midwinterhoorn, een zogenaamde flexblazer. Hij wil wel enige informatie geven. Inderdaad: wilgenhout - aan elkaar gelijmd enz. – ‘nee, niet meer na Driekoningen want als Herodes het zou horen zou hij het kind alsnog kunnen doden.’ Ik kijk langs de gezichten en constateer dat het merendeel geen idee heeft waar  flexblazer nu op doelt… (of het nu over eierkolen, een kolenkit of over Herodes gaat, wat praten we toch gauw voor velen onbegrijpelijke taal, maar dit terzijde) In een opwelling zeg ik: ‘die ene meneer daar met die bril wil graag een keer proberen of hij er geluid uit krijgt, mag dat?’ Flexblazer vindt het geen probleem, routinematig bevestigt hij een schoon mondstukje en geeft meneer de hoorn. Meneer kan natuurlijk moeilijk weigeren, de groep kijkt gespannen toe. En dan horen we zowaar een moeizame roep van een koe bijna melodieus uit de hoorn opklinken. Blijkt meneer een trompettist te zijn !!
De toon is gezet, welgemutst stappen we de Gelderse buurt in. In de boerderij uit Harreveld staan de mensen lijf aan lijf, ook de kamer in Vierhouten staat vol. Maar ik moet toch ergens naar binnen, dus probeer ik met een allervriendelijkst gezicht mijn groep toch nog naar binnen te loodsen. Ik wijs op de foto van een van de laatste bewoners. Die man, zeg ik,  heeft tot vijf maal toe ‘een kissie moeten maken.’ zoals een kleindochter in een brief aan het museum schreef, voor zijn gestorven kinderen. Dat maakt indruk.
Op de deel staat een wanmolen. Maar probeer kinderen eens kernachtig uit te leggen waar die voor dient als ze niet eens weten wat graan is, dat dat korrels bevat en ook nog nooit van dorsen hebben gehoord. Ik krijg voor de volwassenen bij zo’n wanmolen wel het kaf van het koren gescheiden, zeker als ze de schoepen in het apparaat zien. Maar voor de kinderen is dat een brug te ver. En ze hebben er – net als de volwassenen – geen idee van hoeveel stof dat produceert. Eigenlijk zou ik hier deze voor een boerderij basale activiteit moeten kunnen demonstreren. Wat zou dat ons pogen verlevendigen!
We trekken verder het museum in.  Inmiddels begint de decemberkou aardig tot in onze botten te trekken. Uit de woonkeuken van de Betuwse boerderij komt ons een behaaglijke warmte tegemoet. Het ruikt er heerlijk naar soep! Maar helaas, we vissen achter het net. Bij de tafel met weckpotten vertelt de boerin dat we die eigenlijk aan Napoleon te danken hebben. Hij loofde een beloning uit voor manieren om voedsel te conserveren ten dienste van zijn veldtochten Europa in.
Tussen Varik en Hoogmade vertelt een collega flexblazer dat de midwinterhoorn ook gebruikt werd om signalen aan elkaar door te geven, bijv. als er razzia’s plaatsvonden. ‘Het was dus eigenlijk een voorloper van whatsapp,’ zegt hij.  Die houden we erin, denk ik!
Later die middag bij de Kop-van-Jut ( op de winterkermis) heft een forse man te midden van een grote kring toeschouwers de grote hamer hoog boven zich en  slaat dan pardoes… mis!