vrijdag 16 mei 2014


Lopersuitje
Het is zaterdagochtend. Om 7.20 uur ben ik op het station Velp. Denk je na vijf dagen hard werken, zeg maar gerust buffelen, van een rustig weekend te genieten. Mooi niet, dus! Het bestuur van de stichting Bedriegertjeslopers, voor twee derde bestaande uit pensionado’s,  heeft een reisje naar Amsterdam bedacht. En ja, als je daar op een beetje christelijke tijd wilt arriveren dan moet je wel zorgen je troepen op tijd op het station Arnhem bijeen te hebben. Dus niks niet uitslapen vanmorgen, voor de zekerheid heb ik de Sprinter van 7.26 uit Velp gekozen, want met de NS weet je het maar nooit.  De Sprinter arriveert redelijk op tijd. Al vóór ik op de knop kan drukken om de deur te openen kijk in het grijzend gezicht van Erik. Ook een vroege vogel en al lang niet meer gezien. Hé Erik, jij hier? Wat leuk! Hoe is het met je middenvoetsbeentje? Het was toch het middenvoetsbeentje ?
Ja, mijn middenvoetsbeentje.
Heb je er nog steeds last van?
Ja, zegt hij met zijn beminnelijke glimlach, ik kan nog niet hardlopen.
Oh, dat is jammer, en fietsen?
Ja, dat gaat wel. Eerst vond ik daar nooit wat aan. Ik begreep maar niet wat daar leuk aan is om 60 km te fietsen, maar nu vind ik fietsen wel leuk.  En zo keuvelen we verder tot we station Arnhem bereiken.
De koffie smaakt goed op dit vroege uur. Gaandeweg meldt zich de hele groep, het weerzien met de zieken en gehandicapten is allerhartelijkst. Harrie, Corry, Els, de andere Harry, ze zijn er allemaal. Hoe gaat het met jou, Els, ben je al geopereerd?
Ja, zegt ze opgewekt als altijd.
Wat hebben ze eigenlijk gedaan, was het de meniscus waar je last van had?
Ja,  en dan - ik zie aan haar gezicht dat er iets belangrijks komt –: en de chirurg zei dat het kraakbeen (en nog iets dat ik vergeten ben) er nog bijzonder goed uitziet!!
Oh, dus je kunt nog jaren mee?
Zo is dat, zegt ze, haar zegeningen tellend. En zo keuvelend en bijpratend naderen we Amsterdam. Tijdens de oversteek met de fietspond vlucht ik naar binnen. De prullenbak op het achterdek staat in de fik en verspreidt een vieze stank, aan de overkant aangekomen giet iemand er een emmer water in. Zo voorkom je dus een scheepsramp.
Het bestuur trakteert ons op koffie met een goed stuk taart en magnifiek uitzicht over het IJ.  Leuk voor een reisje met de kleinkinderen, denk ik: trein – boot –taart en dan al die trappen hier. Maar voorlopig zijn de beide ukkies nog maar acht, resp. vier maanden oud, ik heb dus eerst nog heel wat rondjes Rozendaalse Veld te lopen!
Wachtend op de rondvaartboot begint het te regenen. Eenmaal binnen zien we alleen maar regendruppels op de ruiten, maar we zitten in elk geval droog. De kapitein geeft af en toe aanvulling op de juffrouw in de recorder: we passeren een heel smal huis en ik leer dat je vroeger belasting moest betalen voor de breedte van je huis. Wat ik ook leer: in de tram moet je elkaar altijd in de gaten houden anders moet je zoals Els, Jan,Harry d V.en een heel stel anderen maar hopen dat de groep zo vriendelijk is te wachten tot je de te ver gereisde afstand te voet terug hebt afgelegd. Zo vriendelijk zijn we natuurlijk wel, even later haasten we ons naar een heerlijke lunch in het Vondelpark. Ook daar heeft het bestuur voor gezorgd!
Het blijft regenen, wat gaan we nu doen? Een rondleiding dus. Zonder morren begeven we ons in twee groepen op pad.  Bedriegertjeslopers laten zich nu eenmaal niet weerhouden door een beetje regen.
Als vakbroeder volg ik met meer dan gewone belangstelling onze gids. Ik zie hoe hij staat te worstelen, zijn hoofd vol gedachten en weetjes die met elkaar strijden om naar buiten te mogen. De arme man heeft het er moeilijk mee. Tja, dat krijg als je tevoren geen duidelijk plan hebt gemaakt, denk ik.  Hij blijkt te weten dat we uit Arnhem komen, en hij laat niet na te uiten dat Arnhem maar een provinciestadje is.  Amsterdam is zijn stad en de rest is voor hem de provincie, zo is mij alras duidelijk. Als ik hem vertel dat er enkele panden uit de Jordaan in het Ned. Openluchtmuseum staan, kijkt hij me niet wetend aan. Hij zegt: het openluchtmuseum is toch een verzameling boerderijen? Daarna komt het niet echt goed meer tussen hem en mij, maar ik gedraag me uiteraard ls een gentleman. Hoewel, Wilma roept me toe: Gerard je loopt er bij als een sjappie. Ik kijk niet begrijpend om en omhoog: dan zie ik dat de wind inmiddels de helft van mijn paraplu vernield heeft. Het mag de pret niet storen. Mijn vakbroeder praat verder over Cuypers hier en Cuypers daar. Hij kickt op architecten, dat is duidelijk. We vertoeven langdurig in de Obrechtkerk, een parel, in geen enkele stijl onder te brengen. Tot mijn verbazing volgt er geen enkele uitleg of toelichting. Misschien gebouwd door een provinciaal? Maar hij heeft nog een verrassing in petto: omdat wij Bedriegertjeslopers zijn voert hij ons naar de fontein achter het rijksmuseum. Inderdaad, leuk en toepasselijk. Maar nu zijn het mijn medelopers die mij verbazen. Als ik mij , uiteraard, even begeef ik in de droge cirkel midden tussen de fonteintjes, heeft alleen Corry het lef dit ook te doen, de rest staat wat onzeker en aarzelend toe te kijken. Maar snel en behendig weten zowel Corry als schrijver dezes weer droog buiten de cirkel te stappen. Uiteraard! Een beetje Bedriegertjesloper kan dit toch!
Tijdens het diner worden twee bestuurders van de stichting gedecoreerd voor wel twintig jaar bestuursactiviteiten. Het personeel van Bar Brouw staat met open mond te luisteren: dat de vader van de baas zo’n maatschappelijke inzet vertoont, daar hadden ze niet het flauwste vermoeden van. De voorzitter verklapt in zijn dankwoord en passant dat Ingrid ook zo’n onderscheiding te wachten staat, maar pas over twintig jaar… Hoe kan hij dat nou weten, vraag ik me af, over twintig jaar? Hoe oud zou de voorzitter dan zijn?
Inmiddels speurt Wilma al weer de hemel af. Ja! daar gaat er een, een KLM. Even later: Ja, weer een! Een KLM. Ze blijft het volhouden, het hele diner. Nooit geweten, vliegtuigspotter pur sang!  
In de trein terug spreekt de conducteur ons, een groepje provincialen in de stiltecoupé streng toe. Of we maar stil willen blijven! We doen ons best, maar we zijn wel samen op schoolreisje, toch? Het gaat redelijk, tot Marinus het niet meer kan houden: het typisch geluid van een onderdrukte slappe lach vult de stiltecoupé.
Terug in de Sprinter vraag ik Erik: hoe gaat het nu met je middenvoetsbeentje?
Nou, ik voel hem wel, maar dat geeft niet, ik ben benieuwd hoe hij morgen reageert, zegt hij met zijn beminnelijke glimlach.
Dit gelezen hebbend zal hij vast wel een voortgangsbericht sturen.


woensdag 7 mei 2014

Het verschil tussen een boerderij en een molen

De tram staat stil. De machinist van dienst legt me uit dat er een nieuw beveiligingssysteem in gebruik is genomen, tenminste, op dit deel van het traject. Hij vindt het maar zozo, je wordt er lui van, vreest hij, terwijl je als machinist altijd scherp moet blijven. We hebben hierover een interessant gesprek ondanks het uitdrukkelijk gebod om niet met de machinist te spreken. Maar ja, als je toch stil staat.
Bij de vanmiddag te openen watersnoodwoning is het stervenskoud. Ooit was het een geschenk van de regering van Noorwegen, die schonk er ruim 300!  Nu valt nog niets te beleven. Enkele mensen van omroep MAX staan diep in hun jas gedoken, te wachten op wat komen gaat. Zo te zien geen ongewone ‘activiteit’ voor hen, ze staan er als ervaren wachters.
Ik loop door naar de Jaknikker, ook een nieuwe verworvenheid die nog geopend moet worden (voorzover je een Jaknikker kunt ‘openen’),  kruip onder het geblokte lint door en maak enkele foto’s. In Drenthe ben ik er wel langs gefietst maar pas nu merk ik hoe hoog zo’n ding is. Het paardenhoofd (hoewel, in het Engels is het een ezelshoofd) zweeft vele meters boven de grond. Dit ga ik nog eens opnieuw bekijken als hij daadwerkelijk aan het knikken gezet is.
Op mijn terugweg blijf ik even staan op de ophaalbrug en kijk naar de poldermolen. Vanmorgen ben ik er met enkele collega’s bovenin geklommen. Bijzonder hoor, steile ladders  op, een luik door en dan met een vijftal collega’s (meer ruimte is er niet) op de bovenste zolder onder de kap. Dit een bovenkruier, dus als je hem op de wind wilt zetten kruit alleen de kap. Heel anders als de zaagmolen even verder op , daar draait het hele molenlichaam mee op houten rollen,  dus alles loopt op rolletjes!  (En de radmaker heeft me laatst verteld dat die rollen allemaal zijn gemaakt in onze eigen radmakerij!) Je ziet ze overduidelijk liggen net onder het molenplatform. De molen mag niet al te lang stilstaan want dan worden de rollen ingedeukt (vierkante wielen, het bekende NS-probleem!)
Vanmorgen stonden we dus bovenin de poldermolen. We kregen aanschouwelijk onderwijs. Collega Bart liet ons zien dat de kap, als de molen op de wind wordt gezet,  in een ringvormige sponning met een viertal  voeghouten loopt. Ik ben onder de indruk van die ambachtsmensen van vroeger. Knapper, veel  knapper dan ik ooit van mijn levensdagen zal worden! En dan het geklauter van die mannen die werkten in zo’n bouwwerk . Die moeten een conditie gehad hebben! Beter, veel beter dan wij rondleiders van al onze levensdagen ooit zullen hebben. (Die enkele sportieve uitzondering in ons gilde natuurlijk buiten beschouwing gelaten.)
Collega Bart heeft ons nog wat geleerd. Binnen in de molen liet hij zien hoe het sterk schuin naar beneden liggende riet aan de daklatten is vastgenaaid. Heel anders dan het riet op de nabijgelegen Staphorster boerderij.  Kijk maar, zei hij terwijl hij door het kleine raampje wees, je ziet hoe dat er bovenop ligt en met een draad of houten tenen (van wilgen) wordt bijeengehouden. ‘Dat is nu het verschil tussen dekken en naaien. Een boerderij wordt gedekt en een molen wordt genaaid’! Toen liet hij, geroutineerd als hij is, even een pauze vallen. Ik verwachtte onmiddellijk een aantal verdiepende vragen. Maar niets van dat al, louter gelach.
Wat ik nu maar zeggen wil: denk vooral niet dat wij rondleiders allemaal verdieping zoekende Jan-Willems zijn, integendeel, ook onder ons zijn er vele louter amusement zoekende Miranda’s !