donderdag 26 december 2013



Maatschappelijke verantwoordelijkheid


Al wekenlang zijn er kinderen bedrijvig in de weer met wat hooi in de Grote Weide in het museum. Van alle kanten heb ik gehoord dat het werk op het land een groot succes is. Als boerenjongen verbaas ik me daar een beetje over. In mijn jeugd stond ik elke zomer met een hark of een gaffel op het land. Hooien, dat was handwerk waarbij ook kinderhandjes heel bruikbaar waren. Nog herinner ik mij de blaren in mijn hand na een ochtend, zoals we zeiden, zwillen hooi aanharken. Een zwil is een rij gedroogd gras, het is maar dat u dat weet. Tenminste dat was het ten oosten van Zwolle. Voor mijn gevoel is er niets speciaal aan het zwoegen met hooi, maar dat is voor hedendaagse kinderen natuurlijk wel anders. Als ik de berichten van Het Kindererf mag geloven is het ronddarren in de openlucht op zoiets als een weide voor hedendaagse kinderen een letterlijk ongekende sensatie.
Al een tijdje loop ik met het voornemen het maar eens een keertje in ogenschouw te nemen. Nu voeg ik de daad bij het voornemen. Ik word toegelaten door het hek. Dat blijkt behoorlijk uitzonderlijk want het is een gezinsactiviteit waarbij doorgaans geen plaats is voor individuele pottenkijkers zoals ik. Met mijn handen op de rug loop ik er tussendoor, kijkend, luisterend, en ruikend op zoek naar het mysterie van het hooiland.
Met mijn kennis van vroeger zie ik dat het ‘hooi van niks’ is. Het is totaal versleten, uitgepierd. Logisch natuurlijk, want het is al honderd maal op een ruiter opgetast en weer opnieuw op het land verspreid. Het is heel moeilijk dit dunne hooi op een ruiter op te tasten zó dat het blijft liggen.
Kleine Jos doet zijn best maar driekwart van alles glijdt meteen weer naar beneden. Opa  - zo te zien één brok ervaringskennis - staat er hoofdschuddend bij.  Dan zegt hij terwijl hij een stap naar voren doet: ‘Dat moet je zó doen, geef mij die gaffel eens!’
Jos, hoogstens acht jaar oud, antwoordt zonder zelfs maar op te kijken: ‘pak er zelf een’, en gaat onverdroten verder.
Ik sta paf! Hoe dit joch en plein public in vier woordjes zijn opa voor schud zet. Ja zelfs van zich afschudt want ik zie dat opa letterlijk een paar stapjes terugdeinst.
Staande op een meter afstand voel ik me wat ongemakkelijk. Ik doe maar alsof ik niets gehoord heb en vertrek maar weer eens. Op weg naar het entreegebouw zit het me echter  niet lekker dat ik niets heb gezegd.
En inmiddels enkele maanden later denk ik nog steeds dat ik had moeten ingrijpen. Ik had moeten corrigeren, mijn zichtbaar gedragen museumbadge had me gezag gegeven.  Hé Jos, zo praten we hier niet tegen opa!
Stukje opvoeding, maatschappelijke verantwoordelijkheid, toch? 



zondag 15 december 2013

Ocriet, reinigen met VIM

Het is hoog zomer, ergens in augustus. Ze hebben er zin in, de vier dames en één man. De dames zitten druk pratend aan een tafel in het koffiehuis, meneer zit er wat stilletje bij. Ik zeg dat ik geen haast heb, geniet u rustig van uw koffie, het is uw uitje vandaag, toch?  Ik probeer wat contact met meneer, maar dat valt nog niet mee. Zijn communicatie beperkt zich vooralsnog tot zinnen van twee à drie woorden. Ik begrijp dat hij in Singapore woont, en dat schijnt al vele jaren zo. Om de twee jaar komt hij naar Nederland. Als ik zover ben - we zijn dan inmiddels een paar minuten verder - maken de dames aanstalten tot opstaan. We besluiten onze rondwandeling te richten op ‘wonen in Nederland’. Met vier dames moet dat lukken, denk ik.  Ik stel voor te beginnen op het platteland en dan via Amsterdam naar ons tijdstraatje in Tilburg te gaan. Dat vinden ze best.
Welgemoed gaan we op weg, te beginnen in Harreveld, de plaats in ons museum vanwaaruit al meer gezelschappen vertrokken zijn dan er ooit hebben gewoond. Alras kakelen ze er weer lustig op los. De bedstee, de plee, de stamppot, het komt ze niet onbekend voor, zo blijkt. Een van hen heeft wel in een bedstee geslapen, de anderen niet. Even later kijken we rond in ons Amsterdam. Het postkantoor, ja dat herkennen ze goed, maar de rest roept niet veel herinneringen op. De tram dan maar, het kost ze geen moeite de 10 minuten wachttijd vol te praten, d.w.z. de dames. Ik krijg een beetje meelij met het vijfde lid van de familie.
In Tilburg roept het derde huisje heel veel herinneringen op. Ocriet reinigen met VIM, weet je nog, ocriet reinigen met VIM, roept er een enthousiast. Ze staat bij het aanrechtje onder de geiser.  Ja, dat herkennen ze. Ik zeg dat ik nog steeds niet goed het onderscheid zie tussen graniet en terrazzo. Nee, dat is geen terrazzo meneer, dat is ocriet. En weer: Ocriet, reinigen met VIM, weet je nog? Ik ben werkelijk verbaasd. Ocriet? Vim, dat ken ik, maar ocriet? Nooit van gehoord. De dames houden aan: het is ocriet, en niks anders. Ik zeg dat ik het zeker ga uitzoeken. Even later in de schuur komen we aan de praat over de wasmachine en de douche. Nee, geen wasmachine, we hadden een lavet, zegt er een. En weer beginnen ze over ocriet.
In het vierde huisje, boven, bij de babykamer hoor ik ze praten over een pitrieten wiegje, of vader dat zelf gevlochten had vroeger.
In de tram terug wordt er een papiertje georganiseerd en schrijven ze: ocriet. Ik stop het papier in mijn borstzakje. En je moest het schoonmaken met vim?
Ja, met vim! 
Ik wijs ze de weg naar de kruidentuin en we nemen hartelijk afscheid.
Thuis google ik ocriet.
Warempel: Bruynzeel heeft in 1938 een klein ocrietfabriekje uit Baarn overgenomen voor het fabrieksmatig produceren van aanrechtbladen. Het lavet heeft trouwens een grotere vlucht genomen dan de aanrechtbladen. Ocriet, zo leer ik, is gelige steenslag gebonden in wit beton.
Het mooist van alles is wat ik lees op een bijgeplaatste foto: OCRIET REINIGEN MET VIM