dinsdag 24 juli 2012


Decibellen 

Het is de eerste dag van de Vierdaagse. Ik heb er zin in, ik ga voor goud dit jaar. Wel tien keer ben ik te voet naar het museum geweest, dat alleen al maakt 100 km! En driemaal heb ik ook nog een lange duurwandeling van een dagdeel gemaakt . Ik wil maar zeggen: ik heb me voorbereid.

En dat is te merken, want waar het de eerste dag tussen Elst en Oosterhout altijd lastig wordt, gaat het nu als vanzelf. Alleen mijn gehoor wordt bij elke boerderij en elk kruispunt op de proef gesteld. Het lijkt of het tijdens de Vierdaagse niet hard genoeg kan, hoe meer decibels hoe leuker blijkbaar, voor de toeschouwers wel te verstaan. Onbegrijpelijk dat mensen uren en uren in hun stoel kunnen zitten pal voor of naast een batterij zware bassen producerende boxen. Eenmaal telde ik er zelfs vijf boven elkaar! Nu eens staan ze in de berm, dan in een bankstel in de tuin en menigmaal hangen ze in een  hoogwerker boven de weg! , Arm kind, denk ik menigmaal als ik een kinderwagen of een buggy in deze context ontwaar, dat is toch kindermishandeling?

Maar goed, ik loop frank en fier door het Betuwse land, trachtend iets van mijn eigen achtergrondstilte te bewaren. Dat schijnt te kunnen, las ik onlangs, waar je ook bent. Dus ook in de drukte van de Vierdaagse, kwestie van oefenen!

In Oosterhout staat de deur van de protestantse kerk uitnodigend open. Ha, even een banaan, denk ik.  Maar nauwelijks heb ik me neergezet of ik krijg iemand op mijn nek: ‘U zoekt even een stiltemoment, meneer?’ Het duurt een minuutje  voor de man begrijpt dat ik inderdaad rust wil en geen gesprek.  Als ik even later enkele foto’s op twee panelen voor in het kerkje denk te bekijken, meldt hij zich ogenblikkelijk  en begint ongevraagd uitleg te geven. Wegwezen, denk ik.

Als ik het kerkje verlaat hoor ik  alweer: u zoekt ook even een stiltemoment? Hij heeft dus al een nieuw slachtoffer.

 Op de dijk naar Nijmegen is het prettig druk zonder die vermaledijde decibels.  Ik noteer om me heen Wandelgroep Middelburg,  De Eendracht Assen en vierdaagsekanjer Marjolein wandelt voor de tumorenstichting.  Vóór me lopen twee dames vermomd als lieveheersbeestjes  en een oma roept plots: we zijn er bijna!!  Het mag allemaal,  ieder gunt ieder alle vrijheid, de meute is heel rustig, professoren en schoonmakers, alles door elkaar. Wat dat betreft zou het een dwarsdoorsnede van onze museumbezoekers kunnen zijn (de rolstoelers even  niet meegerekend). Het verschil is dat onze bezoekers geen vlaggetjes op hun rugzak binden.

Als plots een man voor me loopt is er nog iets dat me aan het museum herinnert. Hij heeft wel 40 verschillende muntjes van supermarktkarretjes op zijn rugzak gespeld!! Met open mond en grote ogen loop ik even achter hem. Het is alsof ik mezelf hoor op station Dingenliefde  waar het museum een aantal particuliere verzamelingen heeft bijeengebracht: ‘je kunt het zo gek niet bedenken of er zijn Nederlanders die het sparen!’  Echt waar, nu weet ik het zeker!


vrijdag 13 juli 2012



De Westerstraat

Vandaag is een woningcorporatie uit Amsterdam op bezoek in het Openluchtmuseum. Na het gebruikelijke welkom informeer ik naar hun belangstelling. Het antwoord is kort en duidelijk: ‘de woning van Eric, meneer!’  
‘De woning van Eric?’ ‘Ja’, zeggen ze, wijzend op de Westerstraat, ‘daar heeft Eric gewoond’!

Het blijkt dat Eric (50) van 1983 tot 1989 heeft gewoond in wat nu het café is.  Hij vertelt dat we behoorlijk hebben veranderd. Met behulp van een foto die ik heb van de panden in situ, legt hij aan zijn collega’s uit hoe de huizen zijn gewisseld. En dan volgen er al ras allerlei inns en outs. Hij laat meegebrachte foto’s zien van zijn interieur. Je kwam eerst via twee treetjes in een gangetje met links energiemeters en een open kledingkast en rechts een deur naar de kamer. Ik maak een eind aan het duel tussen Tante Leen en Eric door af te spreken dat we na de rondleiding samen koffie gaan drinken en dat ik hem dan een aantal vragen mag stellen. 

Dat brengt structuur, ik kan mijn rondleiding vervolgen. 

Later op het terras van De Hanekamp vertelt Eric dat hij geografie studeerde in Amsterdam en zes jaar in Westerstraat 228  (nu 226) woonde. Daar woonde ene Willem die elders een meubelmakerij was begonnen. Willem was verliefd en bij zijn vriendin ingetrokken, maar omdat hij nog niet zo zeker van haar was bleef hij wel de officiële bewoner. Hij nam dus illegaal mensen in onderhuur. Eric herinnert zich dat de huurder vóór hem midden door de kamer een groot blauw gordijn had opgehangen waarachter een of meerdere jongens woonden.

Je moet eigenlijk het hele café vergeten, zegt hij. Op een notitieblokje van De Hanekamp tekent hij de indeling van de benedenetage met uitbouw, een keukentje, en daarnaast een betonnen platje met een put. Hij kon niet verder naar de krotten daarachter, dat moest via de steeg iets verderop.
Er komen herinneringen op:‘de eerste nacht trapte mijn vriendin in een glibberige plak slakken.’ Die kwamen waarschijnlijk van het platje. Het was in elk geval erg vochtig. 
Boven hem woonde Marius een failliete boekhandelaar. Op de tweede etage Margriet, die leed aan smetvrees. Soms was ze een tijdje opgenomen in een inrichting. Bovenin woonde Magda. Ze plaste in een pot, verzamelde het vocht en bracht het af en toe naar Marius.  Later toen Eric een inklapbare douche had gekocht  (van een alcoholist,vertelt hij met enige gêne,) mocht ook Magda daar af en toe gebruik van maken. Tenminste, als de afvoer naar het platje niet was bevroren…  De eerste jaren douchte Eric bij vrienden of ging hij naar het badhuis.

In 1983 was het pension van Gasman al verdwenen. Eric herinnert zich dat er een Egyptenaar woonde. Meestal waren er ook een paar andere mannen, waarschijnlijk ook Egyptenaren, maar of die er woonden? Hij had er niet zo veel contact mee. ‘Als jullie willen documenteren  zou je Marius (ik ben zijn achternaam vergeten) moeten opsporen, die zat altijd in het café en kende Jan-en- alleman in de buurt.’

Zelf is Eric overigens ook een bron van kennis. Hij is co-auteur van het boek De Jordaan gaat nooit verloren waarin hij het hoofdstuk 1910 – 1990 voor zijn rekening heeft genomen. Maar of hij daarin ook vertelt over de slakken? Binnenkort hoopt hij ‘de woning van papa’ aan zijn kinderen te laten zien. Wellicht volgen er dan meer smeuïge details.

maandag 2 juli 2012



 Zuster Corrie

Vroeger liep ik graag langs het Groene Kruisgebouw. Tegenwoordig kom ik er niet meer zo vaak want zuster Corrie is weg.

Zuster Corrie? Ja, zuster Corrie, zo heb ik haar genoemd. Iemand als zij verdient een naam. Al diverse malen heb ik gemerkt dat bezoekers haar missen. Je hoort dan opmerkingen als : ‘hé, daar stond toch een zuster?’ Natuurlijk wordt ze gemist, zó prominent als ze daar stond, zó beeldbepalend. Net zo beeldbepalend als haar collega binnen, in het consultatiebureau. Maar dat is een feeks, die laat niet met zich spotten. Zuster Corrie is veel vriendelijker. Klaar om op de solex te stappen maar toch altijd bereid om nog even met weer een opdringerig manspersoon op de foto te gaan. Dat zie ik haar collega binnen niet doen, (En maar weinig mannen zullen dat betreuren, maar dat terzijde). Corrie wel, elke dag een andere arm om haar schouder.

Met ingang van dit seizoen is ze verdwenen, van haar sokkel verwijderd, als was ze van koper. Maar ze was niet van koper, ze was van goud, onze Corrie! De meest gefotografeerde wijkzuster van Nederland is in revisie. Een welverdiend sabbatverlof om te herstellen van al die armen om haar heen.

Maar ik weet me geen raad, ik mis haar. Hoezeer ik ook mijn best doe om te vertellen over het nauwelijks te overschatten belang van de wijkzorg, ik mis er een gezicht bij, haar gezicht. 

Zuster Corrie, asjeblieft, kom gauw terug! Ik beloof je dat ik voortaan de bezoekers meer op afstand zal houden en met nóg meer respect over je zal praten.  


zondag 1 juli 2012

Automatiek
Loopt een rondleider langs herberg De Hanekamp. Hij staat er eigenlijk helemaal verkeerd, daar in de bocht van de tramrails. Eigenlijk moet je 100 meter achter onze  herberg een gracht situeren, daar waar nu ongeveer Zeijen ligt. Zo was dat oorspronkelijk. Ik kan het weten want als jochie van zes/zeven jaar fietste ik op zondagmiddag soms - in het geniep - naar de stad. De stad, dat is in dit geval Zwolle. Ik had naast een smederij, die ik wel eens met mijn vader bezocht, een automatiek gezien met allerlei lekkers. Misschien wel de eerste automatiek in heel de stad, het moet ongeveer 1952 geweest zijn.
Snoeper als ik toen al was, had ik me goed de weg ingeprent zodat ik niet zou verdwalen. Ik moest dan nét voorbij De Hanekamp over de brug linksaf, via het oude Sophia-ziekenhuis (voor de protestanten) en bij een rotonde weer rechts. Dán was ik op de plaats van mijn begeerten… Met die rotonde wist ik nog geen raad. Ik fietste er heel voorzichtig tegen het verkeer in. Wist ik veel, bij ons in het dorp hadden we geen rotondes.
Gelukkig was de automatiek aangebracht in een portaal zodat ik niet zo gauw gezien kon worden. Want wat ik deed was wel een beetje zondig, mijn ouders zouden nooit toestemming hebben gegeven en bovendien geschiedde het met gestolen geld (ongeveer twee dubbeltjes)! Ik weet nog hoe bang ik was om gesnapt te worden. Maar nooit heeft iemand een idee gehad van wat ik tijdens zo’n uurtje afwezigheid uitspookte. Nooit eerder ook heb ik dit opgebiecht, zélfs niet tijdens de maandelijkse schoolbiecht (gedegen katholiek grootgebracht). Ik vertrouw er maar op dat mijn moeder nu van boven met een glimlach meeleest. 

Afijn, De Hanekamp staat dus ‘verkeerd’, maar toch ook weer niet helemaal, want gelukkig staat onze cafetaria in de buurt. En dat klopt dus weer wel. Alleen jammer dat onze cafetaria geen automatiek heeft. Het zou te mooi zijn om waar te zijn: kroketten van in ons museum gefokte en ter plekke op de ladder geslachte varkens. En nog van ‘n Nederlands ras ook! Wil je het nog authentieker? Een infopaneeltje dat vermeldt: “Het vlees in deze kroket..[etc]”. Eventueel nog een drukknop erbij: kun je ze ook nog horen knorren. Educatie in optima forma voor jongelui die denken dat het vlees in de supermarkt groeit: eerst een koe melken op het Kindererf en dan achter De Hanekamp een kroket met varkensgeluid.
Komen ze thuis, vraagt moeder: “En, hoe was het in het museum?”
“Mwooah, goed.”
 En even later, vanaf de bank: “Mam, wist jij dat? De melk komt uit de koe, de wol komt van het schaap en de kroketten komen uit het varken.”