donderdag 26 december 2013



Maatschappelijke verantwoordelijkheid


Al wekenlang zijn er kinderen bedrijvig in de weer met wat hooi in de Grote Weide in het museum. Van alle kanten heb ik gehoord dat het werk op het land een groot succes is. Als boerenjongen verbaas ik me daar een beetje over. In mijn jeugd stond ik elke zomer met een hark of een gaffel op het land. Hooien, dat was handwerk waarbij ook kinderhandjes heel bruikbaar waren. Nog herinner ik mij de blaren in mijn hand na een ochtend, zoals we zeiden, zwillen hooi aanharken. Een zwil is een rij gedroogd gras, het is maar dat u dat weet. Tenminste dat was het ten oosten van Zwolle. Voor mijn gevoel is er niets speciaal aan het zwoegen met hooi, maar dat is voor hedendaagse kinderen natuurlijk wel anders. Als ik de berichten van Het Kindererf mag geloven is het ronddarren in de openlucht op zoiets als een weide voor hedendaagse kinderen een letterlijk ongekende sensatie.
Al een tijdje loop ik met het voornemen het maar eens een keertje in ogenschouw te nemen. Nu voeg ik de daad bij het voornemen. Ik word toegelaten door het hek. Dat blijkt behoorlijk uitzonderlijk want het is een gezinsactiviteit waarbij doorgaans geen plaats is voor individuele pottenkijkers zoals ik. Met mijn handen op de rug loop ik er tussendoor, kijkend, luisterend, en ruikend op zoek naar het mysterie van het hooiland.
Met mijn kennis van vroeger zie ik dat het ‘hooi van niks’ is. Het is totaal versleten, uitgepierd. Logisch natuurlijk, want het is al honderd maal op een ruiter opgetast en weer opnieuw op het land verspreid. Het is heel moeilijk dit dunne hooi op een ruiter op te tasten zó dat het blijft liggen.
Kleine Jos doet zijn best maar driekwart van alles glijdt meteen weer naar beneden. Opa  - zo te zien één brok ervaringskennis - staat er hoofdschuddend bij.  Dan zegt hij terwijl hij een stap naar voren doet: ‘Dat moet je zó doen, geef mij die gaffel eens!’
Jos, hoogstens acht jaar oud, antwoordt zonder zelfs maar op te kijken: ‘pak er zelf een’, en gaat onverdroten verder.
Ik sta paf! Hoe dit joch en plein public in vier woordjes zijn opa voor schud zet. Ja zelfs van zich afschudt want ik zie dat opa letterlijk een paar stapjes terugdeinst.
Staande op een meter afstand voel ik me wat ongemakkelijk. Ik doe maar alsof ik niets gehoord heb en vertrek maar weer eens. Op weg naar het entreegebouw zit het me echter  niet lekker dat ik niets heb gezegd.
En inmiddels enkele maanden later denk ik nog steeds dat ik had moeten ingrijpen. Ik had moeten corrigeren, mijn zichtbaar gedragen museumbadge had me gezag gegeven.  Hé Jos, zo praten we hier niet tegen opa!
Stukje opvoeding, maatschappelijke verantwoordelijkheid, toch? 



zondag 15 december 2013

Ocriet, reinigen met VIM

Het is hoog zomer, ergens in augustus. Ze hebben er zin in, de vier dames en één man. De dames zitten druk pratend aan een tafel in het koffiehuis, meneer zit er wat stilletje bij. Ik zeg dat ik geen haast heb, geniet u rustig van uw koffie, het is uw uitje vandaag, toch?  Ik probeer wat contact met meneer, maar dat valt nog niet mee. Zijn communicatie beperkt zich vooralsnog tot zinnen van twee à drie woorden. Ik begrijp dat hij in Singapore woont, en dat schijnt al vele jaren zo. Om de twee jaar komt hij naar Nederland. Als ik zover ben - we zijn dan inmiddels een paar minuten verder - maken de dames aanstalten tot opstaan. We besluiten onze rondwandeling te richten op ‘wonen in Nederland’. Met vier dames moet dat lukken, denk ik.  Ik stel voor te beginnen op het platteland en dan via Amsterdam naar ons tijdstraatje in Tilburg te gaan. Dat vinden ze best.
Welgemoed gaan we op weg, te beginnen in Harreveld, de plaats in ons museum vanwaaruit al meer gezelschappen vertrokken zijn dan er ooit hebben gewoond. Alras kakelen ze er weer lustig op los. De bedstee, de plee, de stamppot, het komt ze niet onbekend voor, zo blijkt. Een van hen heeft wel in een bedstee geslapen, de anderen niet. Even later kijken we rond in ons Amsterdam. Het postkantoor, ja dat herkennen ze goed, maar de rest roept niet veel herinneringen op. De tram dan maar, het kost ze geen moeite de 10 minuten wachttijd vol te praten, d.w.z. de dames. Ik krijg een beetje meelij met het vijfde lid van de familie.
In Tilburg roept het derde huisje heel veel herinneringen op. Ocriet reinigen met VIM, weet je nog, ocriet reinigen met VIM, roept er een enthousiast. Ze staat bij het aanrechtje onder de geiser.  Ja, dat herkennen ze. Ik zeg dat ik nog steeds niet goed het onderscheid zie tussen graniet en terrazzo. Nee, dat is geen terrazzo meneer, dat is ocriet. En weer: Ocriet, reinigen met VIM, weet je nog? Ik ben werkelijk verbaasd. Ocriet? Vim, dat ken ik, maar ocriet? Nooit van gehoord. De dames houden aan: het is ocriet, en niks anders. Ik zeg dat ik het zeker ga uitzoeken. Even later in de schuur komen we aan de praat over de wasmachine en de douche. Nee, geen wasmachine, we hadden een lavet, zegt er een. En weer beginnen ze over ocriet.
In het vierde huisje, boven, bij de babykamer hoor ik ze praten over een pitrieten wiegje, of vader dat zelf gevlochten had vroeger.
In de tram terug wordt er een papiertje georganiseerd en schrijven ze: ocriet. Ik stop het papier in mijn borstzakje. En je moest het schoonmaken met vim?
Ja, met vim! 
Ik wijs ze de weg naar de kruidentuin en we nemen hartelijk afscheid.
Thuis google ik ocriet.
Warempel: Bruynzeel heeft in 1938 een klein ocrietfabriekje uit Baarn overgenomen voor het fabrieksmatig produceren van aanrechtbladen. Het lavet heeft trouwens een grotere vlucht genomen dan de aanrechtbladen. Ocriet, zo leer ik, is gelige steenslag gebonden in wit beton.
Het mooist van alles is wat ik lees op een bijgeplaatste foto: OCRIET REINIGEN MET VIM

vrijdag 29 november 2013


Gaat niet door ..
Om 6.45 opgestaan. Vanmorgen training in Nijmegen. Mijn hoofd zit vol gedachten: hand tegen elkaars hand.. rug tegen elkaars rug.. Ze noemen dat een oefening in ‘volgen’. Nou, als het dan moet.. hoe vaak heb ik dit soort grappen nu al.. en dat voor dit kleine flutbaantje..
8.00 uur Nijmegen: een overvolle bushalte met 4 stuarts!  Even later opgehokt in de bus naar Heyendaal.
4 Trappen op. Kom je voor de training? Die gaat niet door
- T’ is niet waar..!
- Er is gemaild
- Wanneer?
- Gisteren.
 - Hoe laat?
-  19.45 uur..
- Toen had ik mijn loopavond en na het douchen om 21.30 heb ik bij wijze van oefening de laptop niet meer opengedaan.. God straft meteen!
 Lullig!
Vindt Esther ook, ze staat met een hand vol declaratiepapieren, ja ik mag ook gerust declareren, zegt ze. En een  kop chocola, zo dat lucht een beetje op.
Station Nijmegen: geen treinverkeer tussen Nijmegen en Arnhem…
Ik neem weer een kop chocola en lees: blijf je verwonderen…Dat probeer ik.
Bussen:   Bemmel en Huissen bijna aan elkaar gebouwd.
Huissen en Arnhem ook.
Station Arnhem: sprinter naar Zutphen juist vertrokken..
Half uur wachten, geen chocola.
Ik lees: topmanagers hebben een half uur meditatie nodig om hun emotionele intelligentie te scherpen. Ook daar zijn trainingen voor!
En: stijging goudprijs, profvoetballers vaker doelwit criminelen.
Op zo’n verloren ochtend leer je nog eens wat!


zaterdag 16 november 2013


Nieuwe look Landgoed Beekhuizen

Haal beleidsmedewerkers binnen en mensen die alles weten van subsidies. Je kunt er vergif op innemen dat dit leidt tot allerlei veranderingsprocessen. Zo ook bij Natuurmonumenten. Het moet gezegd dat die organisatie daadkrachtig de natuur te lijf is gegaan. Het Landgoed Beekhuizen is bij alle ingangen voorzien van prachtig ijzeren hekwerk en mooie bruggetjes. Het voelt alsof je een kasteeltuin betreedt. Via mooi aangelegde ijzeren trappen (in meerdere etages) kunnen we van verschillende zijden de Keienberg betreden op een manier zoals we nooit eerder hebben gekund. En binnenkort wordt ook het uitzicht daar nog ter hand genomen  (de bijl ligt reeds aan de wortel van de bomen).
Het brede goed begaanbare zandpad naar de vijver is vorig jaar reeds vervangen door een fraaie klinkerweg. Via prachtige mooi aangelegde treden kunnen we nu afdalen tot een houten vlonder alwaar we nog wat heen en weer kunnen wandelen boven het water. Het geheel heeft werkelijk allure. Het aantal zitbanken is verdrievoudigd, dus zitplaats voor  meer mensen dan ooit. Aan de andere zijde is de waterval omarmd door twee ruime stalen trappen. Ook daar meer zitplaats dan ooit. Om de nieuwe look te voltooien zijn een tijd geleden al opzij langs de oever grote bomen en veel struikgewas gerooid. Als toppunt is daar nu ook het wandelpaadje onbegaanbaar gemaakt en een tiental meters verderop vervangen door een bredere weg. Over deze weg kunnen nu meer mensen dan ooit gearmd naast elkaar wandelen.
Ruim dertig jaar vertoef ik wekelijks in Landgoed Beekhuizen. Toen de kinderen klein waren hebben we er veel, heel veel gewandeld. Als regelmatig sporter loop ik er al vele jaren mijn rondjes. Wat is Beekhuizen een prachtig gebied, we hebben het altijd als een voorrecht beleefd in de nabijheid daarvan te mogen wonen!
Hoe zou het toch komen dat ik, en naar ik begrijp ook vele anderen, bij het zien van al het nieuwe cultuurgoed (dat inderdaad heel ‘mooi’ is aangelegd)  een nare smaak voel opkomen? Ik loop daar tijdens mijn rondjes elke keer weer over te mijmeren. Ik denk dat het is omdat het voelt alsof ons een stuk natuur is afgenomen dat we van jongs af aan hebben gekend en gewaardeerd. Natuurlijk weet ik wel dat er ruim tweehonderd jaar geleden een landgoed is aangelegd. Maar het gaat bij dit gevoel niet om dat landgoed van acht generaties geleden maar om het park van laat ik zeggen de laatste drie à vier generaties. Het was een mooi parkachtig bos zonder die brede klinkerweg en al dat mooie ijzerwerk. Het was een heerlijk bos met heuvels waar je tegenop moest lopen, waar je soms je tenen stootte tegen boomwortels, met een slootje en een vijver  En met een heerlijk kuierpaadje dat kronkelde om de bomen. Als ik een wens mocht doen dan wist ik het wel: ga op zoek naar subsidies om dat weer te herstellen. Immers, de natuurbeleving van de laatste drie à vier generaties is toch niet minder belangrijk dan die van daaraan voorgaande generaties?
Wat mij betreft kunnen de beleidsmedewerkers en de subsidiedeskundigen weer aan de slag!


vrijdag 18 oktober 2013


 

Hij pakte de koe bij de pissertjes 

Het is koud en winderig op het plein. Slechts enkele mensen hebben zich verzameld bij het bord ‘Vrije Rondleiding’, onder hen een bejaard echtpaar uit Brugge.
-Kent ge dat, meneer, Brugge?
-Ja, dat ken ik. Brugge, dat is zelf één groot openluchtmuseum, toch?
Nou, dat vindt hij een beetje overdreven, maar het is een mooie stad. Hij woont aan de Leie, zegt hij. Als blijkt dat ik wel eens over dat grachtje rondgevaren ben, zijn we vrienden voor het leven. Ik voel dat het niet meer stuk kan vanmiddag en welgemutst begin ik aan de rondleiding. Onmiddellijk onderbreekt hij echter mijn introductie:
-Meneer, bij ons hebben we ook een openluchtmuseum, in Bokrijk, kent ge dat?
-Ja, dat ken ik,wij van dit museum hebben er zelfs gratis toegang, en zij bij ons, maar het wordt hoog tijd dat ik er weer eens heenga.
Meneer is er zelf ook in geen jaren meer geweest, dus we staan op voet van gelijkheid.
We gaan naar ons blauwe boerderijtje, een los hoes. Die term verstaat hij. Maar waar heeft dit gestaan, zo vraagt hij.
-Harreveld, meneer, dat is in het oosten van Gelderland, wij noemen dat de Achterhoek.
-De Achterhoek! Ja dat ken ik, wij hebben daar gefietst. En we hebben ook veel gefietst in Drenthe, het is daar een heel mooie streek, daar kunt ge heel mooi fietsen, weet ge dat?
Eenmaal binnen vertelt hij dat ze zo’n los hoes ook gezien hebben in China en dat het was opgetrokken uit bamboe. Meneer heeft het nodige van de wereld gezien, zo blijkt. Hij vertelt dat ze daar nog een hondenkar gebruikten. Even ontstaat er een spraakverwarring, ik meende dat hij sprak over een hondenkarn en dan zegt hij:
-een hondenkarn?Ja die heb ik ook gezien, de hond liep in een groot wiel! Ik vertel hem dat we er hier ook een hebben staan en dat we die misschien nog zullen zien. En zo probeer ik wat verder de Gelderse hoek in te lopen. Meneer bakt zelf wel eens brood in een oventje en ik begrijp dat hij een boerderijtje heeft gekocht want:
- De kleinkinderen moeten toch weten van vroeger, ze kennen het niet meer, meneer. Ze kennen niet eens een stier! Een van mijn kleindochters vertelde: hij pakte de koeien bij de pissertjes en er kwam melk uit!! Maar die melk lustte ze niet, ze lustte alleen melk van de winkel!!
Ik heb hem verteld dat hij hier maar eens terug moet komen en dan met zijn kleinkinderen naar het kindererf moet gaan.

Wie heeft nou wie rondgeleid?

 

woensdag 25 september 2013


Jeneverneus

Het is de eerste dag van Landleven, een grootschalige happening in het Nederlands Openluchtmuseum. Ik ben gestationeerd in de buurt van het cafetaria om de bezoekersstroom aldaar in goede banen te geleiden. Alles loopt op rolletjes, ik zet me op een bankje en neem me voor enkele gesprekjes aan te knopen.
Al ras komt er een echtpaar naast me zitten. Ze vertellen dat ze naar Burgers Zoo hadden gewild maar we werden zo met de stroom mee geleid naar hier.
Oh dus het was helemaal niet de bedoeling?
Nee, maar dit is ook wel goed.   

Even later komt een mevrouw  met een buggy de trap naar het cafetaria op. In de buggy twee schattig kleine hondjes en een bordje: don’t touch me!
Oh zegt een collega met wie ik sta te praten (ze heeft prachtig vuurrood haar): zo’n bordje wil ik ook!
Hoezo, kunnen ze niet van je afblijven?
Oh dat wil je niet weten joh,  altijd weer: mevrouw zijn uw haren echt? 

Ik verkas naar een bankje bij de toiletten achter het cafetaria. De firma Brandhof heeft 100 meter opzij enkele houtgestookte ovens opgesteld. Een heerlijke geur van ambachtelijk gebakken brood trekt precies over het bankje. Nooit eerder zo’n lekkere geur bij toiletten geroken! Op het bankje naast me zit een vrouw met twee hondjes. Naast haar staat een andere vrouw haar nagels te knippen. Uitgebreid, alle tien krijgen een beurt. Even later krijgen ze een woordenwisseling en al kijvend vertrekken ze. Ik hoor de een tegen de ander zeggen: vervelend kreng dat je bent..
Tja, dagje uit….. 
Op de heuvel bij het weeghuisje zit een man met twee kolossale honden naast zich. (Wat zijn er veel honden vandaag!)Tegen de helling liggen een aantal reeënstangen, damhertstangen en ook ‘reeëngeweien met lange neus’. Weer wat geleerd.
 
In het cafetaria raak ik aan de praat met een drietal bezoekers. Ik vraag waar ze vandaan komen. Ik ben een Jeverneus meneer.
 Hoe zegt u?
Een Jeneverneus.
Als ik niet begrijpend kijk legt ze uit: Schiedam. Dat zijn Jeneverneuzen.
 En wij zijn Boeren, zegt een vrouw, blijkbaar de dochter.
Oh ?
 Spijkenisse, legt ze uit. Vroeger was dat een dorpje, tegenwoordig is het allemaal stad, maar ja, zo’n naam blijft bestaan natuurlijk. Mensen uit Spijkenisse zijn Boeren.
Ik begin het leuk te vinden en probeer de conversatie wat te rekken.
Was u al eens eerder hier geweest?
O ja, zegt Jeneverneus, maar de laatste jaren ben ik afhankelijk van lijn 2 en nu komt er niet meer van.
Lijn 2 zegt u?
Ja, mijn benen. Mijn man is overleden, ziet u.
Ach! Ja dan verandert alles, zeg ik begripvol.
Hij was een Stoepschijter.
Hoe zegt u?
Een Stoepschijter
Oh, zeg ik met mijn gezicht in de plooi.
Hij kwam uit Rotterdam, dat zijn Stoepschijters, zo heten ze daar.
Ja ,ik begrijp het, zeg ik, ondertussen blij dat er geen collega’s bij zitten, want we voeren een serieus gesprek. Ik vertel dat ik rondleidingen geef en wel eens met bezoekers naar de Kruikenzijkerds ga. Weet u waar dat is? 
Ja, zegt de andere Boer, ik denk de schoonzoon: dat is Tilburg, dat ligt in Brabant.
We praten nog wat door over bijnamen en dan zeg ik dat ik aan het werk moet.  

P.S. Wie twijfelt aan het waarheidsgehalte van bovenstaande: het is de waarheid, niets dan de waarheid (deze keer)

 

 

donderdag 12 september 2013



Rabarber 

Ik loop langs de boerderij uit Staphorst en hoor 
plok,plok,plok
plok,plok,plok
Uiteraard ga ik op onderzoek uit.  Eenmaal binnen ben ik getuige van een demonstratie hand-dorsen door de
de Oudheidkundige Vereniging Gendringen geeft een demonstratie hand-dorsen.  Ze wil de kennis van het werk op de boerderij zoals dat voeger geschiedde, levend houden en daartoe ook jongeren vaardigheden aanleren. Zo hebben ze vorig jaar enkele 40 plussers leren maaien met de zicht. ( ‘Jong’ is dus een rekbaar begrip J !)
Dit is belangrijk, aldus de aanvoerder van het gezelschap, want als wij er over 50 jaar niet meer zijn  dan moeten anderen dit kunnen verder vertellen. Hij moet een reuze optimist zijn want hij lijkt me al een zestiger!
Ze leggen links en rechts een laagje rogge,  met de halmen over elkaar.
Drie dorsers knuppelen de halmen met hun vlegels acht keer.
Eén twee drie,
één twee drie
Het ritme is belangrijk, anders raak je elkaar, of elkaars vlegels, zegt de spreekstalmeester.
Eén twee drie,
één twee drie 
Dan wordt de rogge omgedraaid en er wordt nogmaals acht maal gedorst.
Vervolgens worden de halmen die onder lagen nu boven gelegd en herhaalt zich het ritueel: acht maal,omdraaien en nog eens acht maal.
Daarna wordt de gedorste rogge, het stro, met zorg opgeruimd. Want, zegt de spreekstalmeester, ook het stro was kostbaar. Het werd gebruikt als strooisel onder het vee of in de potstal, het was bruikbaar als dakbedekking, of onder dakpannen om ze water of sneeuwdicht te maken, en voor strozakken in de bedstee. Gemengd door leem en met koemest werden er zelfs wanden mee opgebouwd.
Ook de halmen die losgekomen zijn worden verzameld. Er zit altijd nog wel iets in, ze gaan dus naar de kippen die graag een graantje meepikken.
Het is opvallend hoeveel graankorrels zo’n beetje rogge oplevert. De mannen verzamelen het zorgvuldig,  er kan heel wat roggebrood van gebakken worden en het is ook bruikbaar als (meel)voer voor het vee.
Schoon afleveren naar de molenaar is belangrijk. Daarom worden de graankorrels  buiten in de wind met een platte mand omhoog gegooid om het vuil en het kaf van het koren te scheiden.  De wanmolen kwam pas later als een van de eerste voorbodes van mechanisatie.
Jong én oud blijven aandachtig kijken en luisteren, ze raken zichtbaar geboeid door deze ogenschijnlijk primitieve bezigheid.
Maar de sprekerd heeft nog meer wat indruk maakt:
Vroeger moest alles – met de hand!! - gemaaid worden - verzameld - naar de boerderij gebracht -, opgetast  - en gedorst worden. Dagenlang waren ze in de weer.  Nu doet een grote landbouwmachine dit alles in een of twee uur…!!
Wauw!, dat maakt indruk.  Veel geleerd in 10 minuten! 
Aan de andere zijde van de boerderij staat een veertiger met vrouw en kind bij een kleine moestuin. Ik hoor hem zeggen: kool, aardappelen, venkel en  - wijzend op de rabarber - dit zijn wortelen
Ik ben blij dat de mensen uit Gendringen dit niet horen!

 

zaterdag 24 augustus 2013

 Gastarbeiders ??

Tijdens een vrije rondleiding loop ik met een gezelschap over onze Westerstraat. Het is het stukje Amsterdam waar het openluchtmuseum een postkantoor, een Turkenpension en een Jordaanse kroeg heeft ondergebracht. Ik vertel Monique en Arthur, resp. 10 en 9 jaar (geen familie) dat je vroeger voor van alles en nog wat naar het postkantoor moest. Om te bellen (12 Hollandse guldens voor drie minuten spreken met Suriname of de Antillen!),  maar ook om een rekening te betalen, of om geld op te nemen. Want 30 jaar geleden kon je nog niet pinnen en ook geen geld uit de muur halen. Kunnen jullie je dat voorstellen? Nee, dat kunnen kinderen van 10 zich niet voorstellen: een wereld zonder pinnen…En geld storten, dat hebben ze helemaal nog nooit meegemaakt. Geld stort je toch niet, dat maak je toch even over? Ik vertel ze dat het postkantoor ook voor gastarbeiders heel belangrijk was om pakketten naar huis te sturen. Weten jullie wat gastarbeiders zijn?  Arthur weet het niet, Monique probeert: mensen uit Marokko en verre landen misschien? Ja, jij bent warm, zeg ik.

Na wat uitleg gaan we bij ze op bezoek in het pension. Ssstt, er slapen er nog een paar, zeg ik als we het schemerduister betreden. De kinderen kijken de ogen uit (ook de volwassenen trouwens).  Hierna zou de rondleiding eigenlijk moeten stoppen en zou het klassengesprek over gastarbeid gevoerd moeten worden. Maar helaas, the show must go on, het café wenkt ons. Monique en Arthur kijken verbaasd hoe een aantal volwassenen in de groep (n.b.: Rotterdammers!)  al dan niet dansend de Schlagers van Tante Leen en Johnny Jordaan meezingen. Zo kennen ze hen blijkbaar niet.
 
Onderweg naar de Vinkenbaan zien we in de verte op het land mensen druk in de weer. Papa, wat doen die mensen daar, vraagt Monique. Papa vertelt dat ze aan het hooien zijn. Dan krijg ik een ingeving: weet je wat dat is, hooien? Nee, dus. En hooi, weet je wat hooi is? En zo, al wandelend langs de wei leg ik uit dat gras wordt gemaaid en gedroogd, en dat het in de boerderij of op een grote berg achter de boerderij wordt bewaard voor in de winter, dan is het eten voor de koeien. (Hoezo: rondleiden? Stilletjes denk ik: het is basisonderwijs). 
Ook de Vinkenbaan is onbekend, voor jong én oud, maar daar dat is wel voorstelbaar. Immers, het vinkenslaan is al bijna 100 jaar verleden tijd. Monique vraagt wat ze met die gevangen vogeltjes deden.  Slachten?? Opeten?? Nog zie ik haar ongelovige blik vol afkeuring. Dezelfde blik die ik ook vaak zie als ik uitleg geef bij de hazen achter de kastdeur in Vierhouten.  En zo, wandelend langs de wei, praten we over vlees kopen in de supermarkt en het opeten van dieren. 

Na een klauterpartij in de Delftse molen krijgen we uitgelegd hoe kleine korreltjes van de tarwe worden fijngemalen tot meel. Iedereen weet nu dat brood van planten komt en – staande op de stelling – dat je maar beter geen klap van de wieken kunt krijgen!

In de papiermolen legt de molenaar van dienst nogal nadruk op de vieze, vaak stinkende vodden. Ze moesten eerst uitgezocht, gestampt en gewassen worden alvorens de vezels konden worden opgelost tot een waterige brei. Eenmaal buiten vraag ik aan de kinderen of ze weten wat vodden zijn. Nee dus…  
Zelf ontdekte ik onlangs , nota bene na vele tientallen rondleidingen, dat kinderen niet weten wat een mestvaalt is en ook het begrip mest niet kennen. (En ik maar praten over een waterput naast de mestvaalt!) Eigenlijk zo gek dus niet dat Monique niet wist wat hooi is.  

Misschien moeten we vrije rondleiding maar vervangen door een uurtje basiseducatie. En om het dan wat evenwichtiger te maken kunnen Monique en Arthur mij dan misschien iets uitleggen over iPods en iPads.

 

dinsdag 13 augustus 2013


 

‘Elk nadeel heb z’n voordeel’

Het is zover, eindelijk, eindelijk is het er dan toch van gekomen. Er leek geen einde te komen aan het lange wachten. Nog tijdens mijn wandeling in Spanje leek het er niet op.  Lente? Het leek wel herfst! En hoewel mijn rugzak redelijk aan de maat was, winterkleding zat er echt niet in! Het adagium voor elke wandelaar luidt immers: alles wat je thuis laat is meegenomen. Dat moge zo zijn, maar dit jaar miste ik node een trui. En zo kon het gebeuren dat deze atleet snipverkouden terugkwam uit het land van Sinterklaas en St Jacob.  (Wel net op tijd overigens, de treinramp heb ik thuis bekeken vanuit de fauteuil, maar dit terzijde)

En toen lonkte de Vierdaagse van Apeldoorn: vier dagen struinen door de bossen en wouden van de Veluwe, vier dagen over zand- en bospaden. Een herademing, zo bleek,  na de jaarlijkse drukte en gekte rondom Nijmegen. De eerste dag scheen zelfs de zon en ook de volgende dagen was het heerlijk weer. Goed voor lijf en geest. Dus ik stel voor dat de Bedriegertjeslopers volgend jaar met z’n allen vier dagen rond Apeldoorn lopen. Je hoeft er niet eens dure wandelschoenen voor te kopen want we gaan immers  het hele jaar bos, zand en hei te lijf op onze loopschoenen. Oké, vier dagen bos en zand is geen kattenpies, maar we zijn getraind, toch? 

En toen, en toen…zei Hans: we gaan die kant op, wijzend in de richting van Beekhuizen, en hij zette het op een lopen, de smiecht!  Jézus, dacht ik als geschoold theoloog, de bergen zijn nergens zo steil als daar! Maar tot mijn eigen verbazing pakte ik gemakkelijk de draad weer op. Achter begraafplaats Rhederoord waar het pad zo heerlijk meandert, slalomde ik zonder noemenswaardige achterstand op de groep Hans (onze snelste groep) in gestrekte draf naar beneden. Daar besloot ik me aan te sluiten bij het bestuur dat – zo was mij wel duidelijk – geen trek had in een rondje Koepel de Kaap. Met het bestuur ging het in rechte lijn terug richting Vijver van Beekhuizen.  Na drie weken wandelen in plaats van hollen een verstandige keus, zo leek het.  Net voor de vijver sloeg het noodlot toe: zonder reden ging mijn rechterkuit op slot … en bleef op slot … en blijft op slot…
Intussen heb ik een sportarts geraadpleegd, want, de Bedriegertjeslopers zijn natuurlijk nog niet van me af.

En zo is het zomer, dag na dag, hittegolf na hittegolf, maar dat been, die kuit, of die spier laat zich nog niet vermurwen. Als een houten Klaas trekkebeen ik door mijn tuin, bezoek eens extra de bibliotheek en zoek wielerkoersen op Eurosport.

Toch: elk nadeel heb z’n voordeel:
Het zitten meer dan beu, besluit ik ongedurig midden op een middag naar Het Depot te rijden naast het Arboretum in Wageningen. Ik weet dat daar nog steeds een expositie loopt van Gerhard Lentink. (Waarom zou een expositie trouwens lopen ?) Echt héél bijzonder: prachtige reusachtige houten beelden, je blijft kijken en kijken.  En omdat de toegang tot dit prachtige museum helemaal gratis is, neem ik tot besluit in het restaurant koffie met taart. Ze serveren daar niet zomaar taart, nee, taart van Kirsten, echt HEMELS lekker, ik kan er geen ander woord voor bedenken.
Ook doen, allemaal, naar Het Depot, de expositie loopt nog tot 22 november, en dan tot besluit die hemelse taart van Kirsten.

 

dinsdag 6 augustus 2013


Dromen in Deventer 

Onlangs was ik in Deventer. Een dagje uit met de rondleiders van het Nederlands Openluchtmuseum. Een gelukkige keus: boekenstad Deventer met haar rijke geschiedenis. Wel besteed aan een groep veelweters als de onze.

Vanwege een sportblessure was ik tijdelijk moeilijk ter been zodat ik maar een gedeelte van het program kon meemaken. Staande bij de Lebuïnuskerk hoorde ik  van een meneer van het Gilde  dat de crypte van deze oude kerk tot voor kort bij aandachtige bestudering te zien was in onze paspoorten. Tot voor kort, want sinds de seculariseringgolf ook de wetgevende macht op het Binnenhof heeft bereikt wordt elke religieuze afbeelding geweerd… Onze volksvertegenwoordigers (hier spreek ik en niet de meneer van het Gilde) plakken het adagium scheiding van kerk en staat op allerlei, zonder blijkbaar de historische betekenis van die belangrijke verworvenheid te kennen. Maar goed, we zitten met al die verlichte  paarsen en liberalen (al dan niet zesenzestig) en we zullen het er mee moeten doen.
Elk nadeel heb z’n voordeel, ook een blessure, ik heb dus op eigen houtje wat rondgekeken en locale geschiedenis zitten snuiven op een terrasje.
En nu weet ik waarom Deventer zich zo graag afficheert als boekenstad. Zeker, vanwege die overweldigende boekenmarkt op de eerste zondag in aug.  Maar waarom kwamen ze juist in dit provinciestadje op de idee van zo’n happening? Dat is omdat Deventer al een boekenstad was geworden door Geert Grote, een groot verzamelaar van geschriften, en de broeders van het gemene leven.  Hun heer Florenshuis was een belangrijk centrum van afschrijvers.  In de vijftiende eeuw stimuleerden de moderne devoten het lezen van religieuze teksten in de volkstaal. Zo rond 1473 was de firma Paffraet in Deventer de productiefste drukker in de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. In 1485 hadden ze al 81 boeken gedrukt met een gezamenlijke omvang van ongeveer 18000 (!) pagina’s.   De grote Hegius,  een belangrijke vertegenwoordiger van het opkomend humanisme , kwam in Deventer wonen en nam zijn intrek bij… de familie Paffraet!! De Latijnse School had een grote aantrekkingskracht, bijv. op Thomas  van Kempen, en op Geert Grote natuurlijk. De eminenste leerling in Deventer was  ene Erasmus, jawel onze latere Desiderius uit Rotterdam. Hij laafde aan de voeten van Hegius zijn intellectuele dorst. Het was hier in Deventer dat de moderne devotie en het humanisme samenkwamen. Ook grote geesten als Rudolf Agricola en Wessel Gansfort hoorden tot het netwerk van Hegius en Erasmus. Input genoeg voor de drukkers van Pafraet! Later, in de 16e eeuw nam Antwerpen de rol als centrum van boekdruk over van ons stadje.  Maar toch wordt dan in Deventer nog het een en ander gedrukt van een andere opkomende stroming in die gistende tijd: werken van de doperse stroming van eindtijdprofeet Melchior Hofman.

Wat een rijkdom: Lebuinus – Latijnse School - Geert Grote –Moderne Devotie –Alexander Hegius –Desiderius Erasmus…
En dan zijn we er nog niet: eeuwen later is er die andere lichtende ster die hier haar jeugd doorbracht, verhuisde naar Amsterdam en ons dagboeknotities en brieven naliet, getuigend van een welhaast onpeilbare spiritualiteit, ik bedoel: Hetty Hillesum. 

Eens reisde ik naar Parijs, mijn hoofd vol van het Louvre, het Centre Pompidou, de Notre Dame en Sacré-Coeur. Voor een van mijn metgezellen was dit allemaal van geen betekenis. Voor mij, zei hij, is Parijs: Roland Garros. Hij zou en hij moest de heilige grond van dat tennispark zien en betreden. Verdere verlangens of plannen had hij niet.
Ook voor die bezoekers heeft Deventer veel in de aanbieding: wie herinnert zich niet de wereldrecords van Fred Anton Maier, de triomfen van Ard en Keessie, de vele EK’s en WK’s verreden op die roemruchte maar helaas afgebroken kunstijsbaan aan de IJssel?  En wat te denken van de Adelaarshorst, al sinds 1920 (!) bespeeld door Go Ahead, bij herhaling kampioen van Nederland en juist dit seizoen terug op het hoogste niveau. Wie weet, misschien beleven we nog  eens Europees voetbal op het kunstgras van onze boekenstad.  Want zoals ik las op een deur in de binnenstad: wie niet gelooft in dromen is geen realist.
Waarvan akte!

 

dinsdag 30 juli 2013



Onze Gaay 

Oma en Elsje picknicken in het stoffelijk overblijfsel van wat ooit een  machtige eik moet zijn geweest. Bij insiders staat hij bekend als de Gaaymanseik.
Ik vertel oma en Els dat dit niet zomaar een boom is, nee, deze boom, zeg ik, is ouder dan het hele openluchtmuseum bij elkaar. Maar op Els maak ik geen indruk, het lekkers van oma en de brede takken van de boom zijn veel uitdagender. Ze loopt er over met beide armen breed. En geef haar eens ongelijk.  
Met pijn in het hart bedenk ik op zo’n moment hoe jammer het is dat onze Gaaij niet kan praten. Hij heeft zó veel meegemaakt : hij stond hier al als een grote meneer lang voordat generaal Hoefer en de zijnen in het prille begin van de vorige eeuw naar Scandinavië trokken om te zien hoe je een openluchtmuseum moest opzetten. (Waar zou hij overigens die studiereis hebben gedeclareerd, vraag ik als kind van deze tijd, maar dit terzijde )
Vanuit de hoogte heeft onze eik de opening van het museum gadegeslagen, én de grote  folkloristische feesten die er toen plaatsvonden.  Hij heeft een van de eerste aanwinsten, het  los hoes uit Vasse zien fikken en de tentoonstellingsgebouwen zien bouwen (en later ook zien fikken ) op de plek waar nu de entree is. Het hele evacuatiegebeuren na de slag om Arnhem heeft hij gadegeslagen, misschien is er onder zijn lommer wel gekookt. Hij heeft van dichtbij de schoten gehoord die een  eind maakten aan het leven van verzetsman Anton Zwiers, en de bommen en granaatinslagen die her en der verwoestend uithaalden naar bijv. de boerderij uit Beltrum en de standerdmolen. De Gaaij heeft het allemaal overleefd, de hele oorlog! Hij stond fier overeind bij het bezoek van  Juliana en Margaretha II van Denemarken, en sloeg in 1987 Beatrix gade die het museum kwam feliciteren amper drie maanden na de mislukte poging van Brinkman om het te sluiten. Hij heeft het Hollandrama en het Entreegebouw zien oprijzen. Alles sloeg hij op in zijn jaarringen.  

En toen .., toen nam de grote septemberstorm van 1990 hem plotseling te grazen.
 
En daar ligt hij nu, aan de voet van Kraantje Lek, een van de sprengen op de Waterberg. Het tekstboekje van de Groene route acht het niet onmogelijk dat hij is geplant ten tijde van Arnold Gaaymans, 200 jaar geleden de eigenaar van het landgoed De Waterberg. Maar onze wetenschappers blijven studeren, het interne Dagblad wist vorig jaar te melden dat hij waarschijnlijk toch wel wat jonger is. De Gaaij werd ge-de-monumentaliseerd… Niets is heilig in deze tijd, zelfs niet onze Gaaymanseik!
Misschien is er nog hoop. Er is wel meer ge-de-monumentaliseerd. De boerderij uit Zeijen bijvoorbeeld bleek  schromelijk onderschat, en ook delen van het los hoes Harreveld bleken veel, wel 200 jaar ouder dan gedacht.
Oma, met wie ik dit alles deel, suggereert de Duitse dendrologen die dit recentelijk openbaarden ook maar eens los te laten op het hout van onze Gaaij. ‘Maar dan moeten ze wel  opschieten, zegt ze, anders is het te laat.’

Ondertussen jongleert Elsje vrolijk verder over de brede stukken van het skelet. Oma ziet er geen gevaar in, misschien is ook zij wel wat ouder dan gedacht. 

dinsdag 16 juli 2013



Toeval 

Dochterlief had me overgehaald dit voorjaar samen een stukje richting Santiago de Compostela  te wandelen. Natuurlijk moest er wat getraind worden. Welnu: het Pelgrimspad leek ons alleen al vanwege de naam  daarvoor zeer geschikt. En zo vond ik mezelf op een zondagmiddag terug op een koud en winderig terras ergens tussen Valkenswaard en Aalst. Tot zover niets bijzonders.
Enkele dagen later zat ik me in de bibliotheek van het Openluchtmuseum te verdiepen in de achtergronden van het boerderijcafé uit Budel. Ik las een interessant artikel van Renate v.d.W. wetenschappelijk medewerker van het museum. Ze heeft zich uitvoerig verdiept in de cultuur van de Brabantse boerderijcafés. Als specimen voert ze een heel verhaal op over de gang van zaken in de Aalsterhut. De laatste waardin was ene Mie Peels, beroemd, berucht en bij leven al legendarisch. Haar hygiëne was rond 1900 blijkbaar al vermeldenswaard: ze dompelde haar ene (!) bierglas met haar duim erin in een vat en dook vervolgens met glas en al de kelder in om aldaar een biertje te tappen en het eenmaal weer bovengronds te serveren aan haar dorstige clientèle.
Al lezende begon mijn hart te bonzen, het zou toch niet??  Thuis dook ik in de routebeschrijving van het Pelgrimspad en jawel hoor: we hadden verpoosd in de herbouwde (want ooit na het overlijden van Mie ingestorte) Hut van Mie Pils, zoals de gelegenheid in de volksmond is blijven heten. Renate schrijft er uitvoerig over, de clientèle van Mie moet rauw volk zijn geweest, en haar echtgenoot, Jef, pleegde bij echtelijke onmin de stoel door het raam te gooien! Gelukkig wordt mij duidelijk dat boerderijcafé van mevr. Meeuwsen uit Budel dat in het museum staat, toch wel een heel ander type café is geweest. Trouwens haar goeikamer  was ten tijde van Mie Pils nog ingericht als boterfabriekje, wellicht een van de eerste in oostelijk Brabant. Het fabriekje boterde echter niet zo goed en dus werd na een paar jaar de goeikamer ingericht als café, maar dit alles terzijde. Wat mij bezighoudt is de vraag of het toeval is dat ik juist op dat terras daar onder Aalst pauze hield.
Ik weet het niet. Ooit heb ik een omschrijving van toeval gelezen die mij is bijgebleven. Toeval is, zo luidde het: een speld in een hooiberg zoeken en er met een boerenmeid weer uitrollen. Sindsdien geloof ik niet meer in toeval.  Toegegeven, een paar weken geleden bespeurde ik nog een keer enige hoop. Maar toen ik achter de boerderij uit Vierhouten dat armzalige hoopje stro zag, wist ik het zeker: hier rolt nooit een boerenmeid uit, en daar bij Varik en Hoogmade evenmin.

Ik voorzie in mijn leven geen toeval meer, helaas

 

 

woensdag 26 juni 2013


Baldewijn

Omar en Tinus lopen in de wei. Niemand van mijn gasten besteedt aandacht aan ze. Waarom zouden ze ook? Je reist niet naar het openluchtmuseum voor een paar paarden. Sinds enkele jaren lukt het mij echter niet om achteloos aan onze zwarte Omar voorbij te lopen. Omar vertegenwoordigt het Groninger paard, en het had maar een haar gescheeld of er was geen Omar geweest, en geen enkel ander Groninger paard. 
Dat weet ik omdat ik een paar jaar geleden een artikel heb gelezen over hengst Baldewijn de laatste hengst van het NWP fokprogramma en grondlegger voor het huidige stamboek "Groninger Paard". Hij leefde van 1966 tot 1983.
In het artikel stond dat het moeilijk was om Groninger merries bij Baldewijn te krijgen. Waarom? Zo vroeg ik me af. Aan zijn naam zal het niet gelegen hebben, Baldewijn, zeg nou zelf: voor zo’n naam staan de merries toch in rijen van drie? Lag het aan zijn figuur misschien? Zeker niet, op internet vond ik een foto van hem, hij ziet er prima uit. Echt een vent van je bent jong en je wilt wat, dus daar zal het ook niet aan gelegen hebben. Hoewel, ik me kan vergissen natuurlijk want bij paarden lijkt het me toch wel een heel gedoe. Maar misschien waren er gewoon geen Groninger merries meer te vinden, dat zou ook nog kunnen. En als ze er niet zijn, dan kun je ze ook niet bij Baldewijn brengen. Hoe dan ook: het (fokken van het) Groninger paard heeft toch een doorstart gemaakt. Aldus begreep ik uit het artikel.
Terug naar Omar en Tinus. Twee jaar geleden – ik zie het nog voor me – stonden ze aangespannen op het entreeplein. Een moeder en een dochter stappen in. Terwijl  de koetsier wacht op nog enkele passagiers, kan ik weer eens mijn mond niet houden en vertel ze dat het niet zomaar willekeurige viervoeters zijn, nee het zijn  bedreigde Nederlandse huisdierrassen. Ma lacht ongelovig : een paard is dat een huisdier?  Haha!  Ik doe mijn best om het begrip huisdier uit te leggen, maar ik maak geen indruk. Dochterlief voelt met moeder mee: in welke slaapkamer slaapt ie? Ze moeten allebei hard lachen. Een Israëlisch gezinnetje staat erbij en kijkt niet begrijpend naar het gelach. Ik voel me niet geroepen om zoveel dommigheid te vertalen in het Engels.
Mijn gasten hebben uiteraard geen weet van de herinneringen en associaties waarmee ik in het museum rondwandel. Ze zien de paarden niet of nauwelijks. Wel de imposante Stolpboerderij. Wat zit er achter die raampjes van dat gebouw?
Moet ik die dommigheid uitleggen..

maandag 13 mei 2013


Godswonder in Beltrum

Op een verloren maandagmiddag wandel ik naar een boerderijtje uit Beltrum.
Terwijl ik op de deel eens wat nauwkeurig naar de gebinten kijk zie ik plotseling dat ze gewoon op een paar veldkeien zijn gezet. Makkelijk spel dus voor de wervelstorm die hier in 1927 huis hield en maar liefst 53 boerderijen de vernieling in blies. Zonder die wervelstorm zouden de meeste bezoekers van het openluchtmuseum  nooit van Beltrum hebben gehoord, laat staan van Veldpape zoals het boerderijtje in deze uithoek bekend stond. Waarschijnlijk genoemd naar de echtgenote van boer Reinders die ooit in deze woestenij neerstreek. Het veldje van vrouw Paape dus.
In de woonkeuken hangen maar liefst twee kruisbeelden. Wel een beetje veel van het goede, maar goed, een kniesoor die daarop let. Ongetwijfeld zal er ook een wijwatersvaatje bij de bedsteden hebben gehangen, maar dat zal door de storm wel ten hemel zijn gevaren.  Heel typerend heeft onze afdeling presentatie de woonkeuken verder vol gehangen met maar liefst drie (!) afbeeldingen van Maria. De verering voor Maria groeide in de eerste helft van de vorige eeuw naar haar hoogtepunt, zo ook in dit door en door katholiek deel van de Achterhoek. En reken maar dat de laatste bewoonster, weduwe Reinders (inderdaad: weer een Reinders), veelvuldig haar zorgen aan Maria heeft toevertrouwd! Ze bleef zitten met 6 kinderen tussen 0 en 16 jaar!
Ik onderwerp het kruisbeeld boven de bedsteden aan een nader onderzoek. Het is er voorwaar niet zomaar een van twaalf uit een dozijn! Ik zie dat de voet aan drie zijden bewerkt is. Met enige moeite ontwaar ik een scene van de kruisweg en een afbeelding met de timmerwerktuigen! Onder de voetsteun van de gekruisigde is nog juist leesbaar : ecce homo. Om misverstand te voorkomen vertaal ik het maar eventjes: zie de(ware) mens, daarmee werd dus de gekruisigde Christus bedoeld.
Maar dan…boven de deur naar de deel:  Een grote prent met als onderschrift De Heere predikt op den berg. Ik geloof mijn ogen niet: De Heere !! Protestantser kan toch niet? Dit heeft echt niet in een katholiek gezin aan de muur gehangen! In Beltrum niet, en elders niet. De Heere die is zo weggelopen uit de Statenvertaling en neemt u van mij aan:  die kwam er in een roomsch gezin niet in!! En roomsch, dat waren ze anno 1920 in Beltrum en elders! De professionals van de afdeling presentatie hebben kennelijk een andere opvoeding gehad!  

Drie basisschoolleerlingen komen de kamer binnenvallen, met een vragenlijst. ‘Doen jullie een speurtocht?’
‘Ja, deze mensen waren erg gelovig, we moeten iets noteren wat dit duidelijk maakt. Maar we zien het niet’. De laatste toevoeging is kompleet overbodig, hun lichaamstaal spreekt boekdelen.  Een ouder kind, typisch zo’n meisje van dertien, zegt dat ze mee moet omdat de jongens de plattegrond nog niet kunnen lezen.  Plots draait ze op haar hakken een pirouette zoals alleen een meisje van dertien dat kan, en terwijl haar arm naar een van de Mariabeelden zwaait zegt ze: ‘dat boeddhabeeldje daar’, en in één vloeiende beweging stapt ze naar buiten.
Even sta ik met open mond: een Godswonder in Beltrum!!  Maria geworden tot Boeddha!!  Nou is Maria wel iets gewend natuurlijk, ze zag zelf water in wijn veranderen, maar dit is toch een klasse apart! Boeddha in Beltrum… zover is het dus gekomen. Het religieus cultureel erfgoed van tweeduizend jaar is in één / hooguit anderhalve generatie totaal onbekend geworden. Weduwe Reinders zou  zich in haar graf omdraaien, maar goed dat ze niet weet dat haar boeltje is overgebracht naar het openluchtmuseum. En als ze het daarboven wel ziet, zegt u?
Ach, een wijze vrouw als zij…

maandag 29 april 2013


Marinus

Van pure blijdschap versnel ik mijn pas, zuster Corrie is terug!
Maar dan .. wacht eens even, is dit zuster Corrie wel? Nee, het is een ander! Deze is duidelijk wat ouder en ook wat gereserveerder dan Corrie was. Zou het Zr. Lietbertha zijn, de bekende non uit Siebengewald, legendarisch vanwege haar manmoedig optreden tijdens de evacuatie in het laatste oorlogsjaar en later tot 1970 wijkzuster in Wessem? Nee, die is het ook niet, ik zie dat het blauwe truitje onder de witte schort geen habijt is. Hoe dan ook, er staat weer een wijkzuster voor het kruisgebouw, ze helpt ons weer aanschouwelijk te spreken over het belang van de wijkzorg! Ik stel me voor eerdaags nog wel eens nader kennis te maken.
Nieuwsgierig als ik ben, haast ik mij het kruisgebouw in. In de wachtkamer sta ik blij verrast te staren naar Willem, een vitale vent, zo van het werk naar het kruisgebouw gelopen, de klompen nog aan zijn voeten. Willem mankeert niets, dat zie je, hij is één en al vitaliteit.  Het is me duidelijk: hij wacht tot er een douche vrij komt. Ondertussen bekijkt hij het filmpje over dokter Poolman, in 1900 de stichter van het Groene Kruis. Een aanwinst die Willem, heel iets anders dan die loser die afgelopen jaren de wachtkamer bezette!
Ik struin verder, benieuwd of er nog meer personele wisselingen zijn. En jawel hoor, de man in bad! Wauw!! Ik heb nog nooit een vent in bad zó lang en zó nauwkeurig gadegeslagen als deze man! Wat een beauty! (Dit zeg ik echt niet gauw van een man, maar dit terzijde.) Kijk eens naar de nagels van zijn tenen, uiterst verzorgd! Geen idee wat zijn beroep is,  maar dit is geen werkman met kalknagels en ook niet een van de binnenschippers op de Maas die hier kwamen douchen. Zijn lijf is uiterst verzorgd en goed ontwikkeld. Zo’n man verdient een naam: ik noem hem Marinus . Op het tekstbordje staat dat het verboden is geluiden te maken, te fluiten of te zingen. Maar daar trekt Marinus zich niets van aan:  het is overduidelijk dat hij ligt te zingen in bad! En geef hem eens ongelijk, hij heeft er goed voor betaald. Een kwartje voor een wekelijks bad is niet niks, toch?
 
In het consultatiebureau blijkt dat ook de potentaat die hier tot vorig seizoen de regie had, is vervangen  Ik moet bekennen dat ik er niet rouwig om ben. Maar of  de nieuwe zuster een blijvertje is ? Ze kijkt nu al dodelijk vermoeid naar opzij het gangetje in.
Een nieuwe moeder staat met de rug naar me toe haar baby aan te kleden, maar ik ontwaar duidelijk een peinzend afwezige blik. Misschien heeft ze te horen gekregen dat de baby niet voldoende is gegroeid? Haar lichaamstaal maakt me niet vrolijk. Nee, dan de dokter! Die heeft duidelijk plezier in de uitoefening van zijn functie. Ik ga even met hem in gesprek en vertel hem dat hij qua gezicht wel iets weg heeft van wijlen boer Koekoek. Ja, zegt hij, dat heb ik vaker gehoord. Ik denk dat ik maar eens een andere bril aanschaf.
Nee, zeg ik. Doet u dat vooral niet, die fenomenale bril van u geeft u juist extra gezag dat u straks bij die hordes VMBO-leerlingen hard nodig zult hebben!
Och, zegt hij met een vrolijk gezicht, u moest eens weten wat hier mijn bureau passeert, ik ben wel iets gewend!
Buiten staat de wijkzuster nog bij de solex. Ik betwijfel of zij net als haar voorgangster de eyecatcher van het museum wordt.
Thuis zegt mijn vrouw: je praat alsmaar over Marinus, heeft die wijkzuster geen naam?
Goede vraag!

 

 

zondag 14 april 2013


Een boerderij waar werd dat voor gebruikt?

Er heeft zich een allegaartje van mensen om me heen gevormd, zoals wel vaker bij een ‘vrije rondleiding’. Een paar heel serieuze mannen, een stel vriendinnen op leeftijd, enkele gezinnen met opgroeiend jong spul, en nog wat moeilijk definieerbare gasten die hebben betaald maar bij God niet weten welke kant ze uit zullen gaan.
Nou rondleider, denk ik, maak ze allemaal maar enthousiast!
Ik besluit me eerst maar op de jeugd te richten. Kijk daar eens, dat gat daar in het dak, waar zou dat voor zijn?, vraag ik uitnodigend. Belangrijk moment, er zijn nu een paar mogelijkheden: óf ze zijn te verlegen om iets te zeggen, óf ze gaan onverschillig onzin uitkramen, óf het blijken studentjes in de dop. Dat laatste blijkt vandaag het geval.  Ik heb dus geluk.
Via het uilengat, het hete hangijzer, de bedstee , de WC zonder papier en het ontbreken van een pomp, wandelen we verder het museum in. Het verhaal in de oliemolen is lang maar ze mogen het vettige zaad in hun handen voelen en het lawaai van de heipalen maakt veel goed.  De armoedehoek is echter toch een paar boerderijtjes te veel zelfs voor deze brave kids. Bij het boerderijskelet uit Vragender stuur ik ze vooruit naar de Molukse Barak. Ik zeg ze dat ze daar naar binnen mogen en dat ze maar eens uit moeten vissen wat dat voor een vreemd gebouw is. En warempel, als we ons bij  Vragender weer in beweging zetten, komen twee van de kids  ons tegemoet hollen: ik weet het meneer, zegt de eerste, het is een hotel!  En nummer twee denkt dat het een gastenhuis is. Ja, jullie hebben goed gekeken, je bent allebei warm, zeg ik. Ik ben in mijn nopjes, de Molukse Barak een gastenhuis, dat verzin je toch niet? Wat jammer dat ik nu geen Molukse medelanders in de groep zie…
Nu geef ik meer kijkopdrachten. Op het erf van Giethoorn wordt het TBC-huisje geduid als een EHBO-huisje!  Knap toch, als je nog nooit eerder zoiets gezien hebt? 
In elk geval veel knapper dan het Havo-meisje dat na een bezoek aan een paar boerderijen eens aan een collega vroeg: meneer, mag ik wat vragen, een boerderij, waar werd dat voor gebruikt?

Soms ben ik getuige van ontroerende dialogen, zoals toen de slager tijdens de slachtdag op de deel van Varik plots aan een joch van drie vroeg: waar voetbal jij? Het joch keek beduusd om zich heen bij die gekke vraag  want dat is toch vragen naar de bekende weg! De slager herhaalde nog een keer: bij Barcelona? (alsof een joch van drie weet heeft van Barcelona) en  dan zegt het joch goudeerlijk: nee, bij Luuk! Mama helpt de slager: dat is zijn vriendje.
Altijd weer moet ik me verhouden met nieuwe en soms onverwachte vragen. In de brouwerij vroeg iemand plots: meneer waarom heet die geilkuip een geilkuip? Een van de brouwers  hielp me met een verhaal over gisten en borrelen, en voegde eraan toe: het gist en borrelt daaronder bij ons toch ook wel eens, toch? Alom gelach, maar wat de vragensteller nou geleerd heeft?
Het zijn overigens niet alleen bezoekers die kunnen verrassen. Tijdens een bijeenkomst van rondleiders hoor je soms ook mooie dingen, zoals erfgoedisering, de dynamische processen daarvan en hoe je daar waakzaam bij moet zijn. Oef, dat is me even wat! En wat te denken bij een zingende kaart van Nederland …?? 
Wat ik nou maar zeggen wil: in het Ned Openluchtmuseum valt altijd te genieten, is het niet met mijn ogen, dan wel met mijn oren!

 

zaterdag 9 maart 2013


Pechvogel en plak

‘Basisscholen Drenthe presteren goed ’, las ik onlangs in het dagblad Trouw.  Nu weet ik toevallig iets over het onderwijspeil in Drenthe in vroeger jaren. In 1820 kon maar liefst 81% van de trouwparen in Drenthe lezen en schrijven !  Denk dus niet te min over al die armoezaaiers in plaggenhutten op de hei, menig dorpsbrink kende een redelijk functionerend schooltje.
Ik kreeg deze gegevens van een collega rondleider, met bronnen erbij. Die heb ik niet gecheckt, (ook niet nagecheckt zoals menigeen heden ten dage meent te moeten schrijven, maar dit terzijde) ik geloof hem op zijn woord, immers: rondleiders liegen nooit. Ook al fronsen gastvrouwen en –heren in de verschillende objecten nog zo vaak hun wenkbrauwen als ze onze verhalen aanhoren: rondleiders liegen nooit, nooit!! Zodra ze met een groep op stap gaan zijn ze onfeilbaar, voor anderhalf uur Gods plaatsbekleder op aarde. Ze delen dan a.h.w. in alle eigenschappen van die ene (en binnenkort twee) in Rome. We mogen rustig aannemen dat nergens in Nederland zoveel plaatsbekleders rondlopen als in het Ned. Openluchtmuseum. Maar dit alles terzijde.
Terug naar het krantenbericht: Drentse leerlingen in groep vier scoren de laatste jaren in rekenen en taal hoger dan het landelijk gemiddelde, zo las ik. Alleen met de Cito-toets  wil het nog niet zo vlotten, maar een kniesoor die daarop let. Als ik met mijn groep ons museumschooltje binnenga is het wel duidelijk, de leerlingen waren overzichtelijk gezeten rond een simpel turfvuurtje, niks geen groepswerk of ander modern gedoe, de juf hanteerde  een pechvogel, en hield ze onder de plak. Dat betekent dat de leerling in kwestie een flinke tik over de vingers kreeg met een soort houten lepel. Het arme schaap (of het ettertje) moest hiertoe zelfs bereidwillig zijn hand uitstrekken naar de juf! Reken maar dat de hele klas gniffelend toekeek, want kinderen zijn wreed jegens elkaar.
Die collectieve erfenis is natuurlijk wel de bodem waarop het huidig onderwijs in het land van Bartje voortborduurt. Zo gezien is het niet zo heel verbazingwekkend dat ze in het Drentse land bovengemiddeld scoren!!
Niks niet hoogbegaafd. Waarom zouden die turfetertjes hoogbegaafd zijn? Wel nee, gewoon een voorspelbaar effect van pechvogel en plak . Ik roep al jaren dat de corrigerende plak en de pechvogel weer moeten worden ingevoerd in ons onderwijs. Maar ja, wie ben ik?

Op de parkeerplaats hoor ik een opa tegen zijn kleinzoon zeggen: ‘nee, je hebt een kaneelstok gehad, dat is genoeg’.  Tot mijn verbazing dringt het joch niet verder aan. Zou hij ook weet hebben van pechvogel en plak? Als dat zo is dan komen vast en zeker uit Drenthe!

dinsdag 26 februari 2013




Tutsels en frutsels

De vloerbedekking van Marian’s kamer is versleten. En als bij ons iets is versleten dan is het ook echt versleten: de gaten vallen erin! Wat gaan we doen? Laminaat? Vinyl? Linoleum? Vloertegels? En wat kost het dan, wat is het ons waard? En wie gaat het leggen? Het wordt  dus een heel proces, zoveel is alras duidelijk. En ook de koel/vriescombinatie in de keuken moet worden vervangen. Het  geval sluit niet goed meer, ook het koelgedeelte vriest en dat is toch niet de bedoeling. Bovendien maakt het steeds lawaai.
Deze week hebben we wat rondgekeken, eerst op de woonboulevard in Zuid. Marian was er vorige week al alleen op uit geweest om zich te oriënteren. We moeten naar BCC weet ze. Ik kijk mijn ogen uit: het lijkt wel een soort Mediamarkt en Action inéén. Daarna gaan we nog even naar de Kwantumhallen om naar vloerbedekking te kijken. Het is van hetzelfde pak een laken. Je kunt er zelfs koekjes en food kopen!  Maar wij keren vooralsnog onverrichterzake terug.
Vandaag dus naar IKEA. Wie IKEA zegt, zegt industrieterrein in Duiven. Eerst kijken we rond bij Leen Bakker en – ook hier - bij de Kwantumhallen. Dan gaan we naar IKEA. De firma heeft haar vestiging het afgelopen jaar uitgebreid, en de zaken maar direct goed aangepakt: het is een megavestiging geworden met een dito parkeergebeuren en een heus verkeerscirculatieplan. Als we het walhalla van koopjes-mindend Nederland betreden valt mijn mond open van verbazing. Niet dat ik er nog nooit geweest was, maar toch, het is weer een paar graadjes erger geworden: de vertutseling ten top.  Overal zie ik gadgets en hebbedingetjes, frutsels en tutsels, wat je al niet voor handige , handiger en nog handiger dingetjes kunt bedenken! Het meest wordt ik getroffen door al de opbergmanden-mandjes en dito systemen. Er is een heuse en alsmaar uitdijende opbergmarkt ontstaan. Ik zie een eindeloze variëteit aan gevlochten biezen en rieten mandjes. Plastic vakjes en bakjes in allerlei maten en vormen , al dan niet afsluitbaar. Grote en kleine bakken op wieltjes, passend onder bedden en kasten. Bakjes van hout, van stof, van papier en van karton, zoveel bakjes dat IKEA ze nu van uitleg gaat voorzien: handig om allerlei spullen in te bewaren lees ik op labels 
De konklusie is duidelijk: winkelend Nederland verkeert in crisis: we slepen met z’n allen zoveel spullen, frutsels en tutsels onze huizen binnen dat we weldra omkomen in onze opbergsystemen: dozen op zolder, in en op de kast , dozen onder de bedden, op de overloop en in de garderobe, in de kelder en in de garage…. Logisch dat we het overzicht kwijt raken, dat we door de dozen het bos niet meer zien! Maar gelukkig is er dan altijd nog een vestiging van Action of Xenox in de buurt.
Hoezo, al dat gepraat over budgetbeheer en schulden? Het kost bijna niks, toch?

donderdag 14 februari 2013


Een prangende vraag
Het is nog december, hartje winteropenstelling, de kermis op het Zaanse plein in het openluchtmuseum is in volle gang. Het is bijna drie uur, het tijdstip van de tombola, tevens het doel van mijn bezoek, want dat evenement heb ik deze winteropenstelling nog niet bijgewoond. Ik herinner me nog hoe vorig seizoen toen ik ook getuige was van dit oude volksvermaak een joch op de wagen werd gehesen dat zijn moeder was kwijtgeraakt. ‘Nou, verloot die dan ook maar’, riep iemand achter me. De man lachte zelf het hardst. Hij vond het blijkbaar een goede grap.  Op de kermis veroorloven mensen zich soms ander gedrag dan normaal. Ik zou er wel eens een paar dagen studie van willen maken, maar dan vanaf een lekker warm plekje, vanachter een van de veldkacheltjes bijvoorbeeld, die staan opgesteld bij de tent van de grientwerkers. Rondom de kermis vind je nl. exposities van allerlei winterberoepen.  
Maar goed, terug naar de tombola. Connie heeft het over de koude winter, maar het komt niet echt over, geloof ik. Koning winter heeft zich eind december nog niet echt aangediend.
Dan nadert het uur U, en we repeteren ik koor:
Juf-frouw-Mus, juf-frouw-Mus
draai eens aan de tom-bo-la-bus.

Na een schuchter begin rolt het deuntje over het plein, allen wenden zich nu richting juffrouw Mus. Tergend langzaam brengt ze de bus in beweging, daarna opent ze het deurtje en bukt zich langzaam. Achter me hoor ik (je kon erop wachten) : wat een muts! Ook nu lacht de grappenmaker zelf het hardst.
Connie deelt prijzen uit: een biezen mandje , een springtouw, en dan: … een bon voor de poffertjeskraam! Ho!, nu wordt het serieus, het is te merken aan het publiek. Die prijs had iedereen wel gewild. Een klein joch wint een fles lijnolie, je ziet de mensen denken: wat moet hij daar nu mee? Maar het is all in de game, ook hij mag trots naar voren treden en alle mensen klappen. Connie instrueert hem: met twee handen aanpakken, het is zwaar hoor! De overhandiging verloopt gelukkig goed, vooralsnog blijft de olie in de fles. Connie had eerst nog gewaarschuwd: ‘dit is niet om te drinken hoor’, en terwijl ze de ogen over het publiek laat gaan:  ‘want dan zit je dágen op je gemak’! Het joch, maar ook de overwegend jonge ouders hier verzameld, vatten het niet, zo te zien. Tja, als je nooit uitleg hebt gehad van een rondleider, dan vat je dit soort toespelingen niet.  Voor wie ook nog nooit in het boerderijtje uit Harreveld of achter het eerste Tilburgse huisje uitleg heeft gehad: het gemak, dat is de plee.  Meestal is dat een losstaand huisje buiten het huis, als het effe kan met afvoer direct op het water. Zie Giethoorn of bij de Kaats. En waarom is er dan zo vaak een hartje uitgesneden in de deur van zo’n gemak ?
Tja, dat lijkt me nu een mooi onderwerp voor in de kantine, voor als je bent uitgepraat over Rutte II of Benedictus.  Als rondleiders kwamen we er niet uit, maar wie weet, misschien heeft iemand het antwoord op deze prangende vraag.

 

 

dinsdag 29 januari 2013

 

Deegrolletjes

Een van de slogans van het openluchtmuseum luidt: in het museum is altijd iets te doen. Zo ook vandaag op de kille zondagmiddag:
Een jongetje staat met een stok te porren in een vuurton. Snel laat hij zijn stok vallen als hij mijn badge ziet, even later is hij weer druk aan het porren.
Rijnstad Vocaal Theater trekt veel belangstelling: het kerkje zit vol, ik zit helemaal opzij achterin, lekker warm boven een verwarmingsrooster. Pech voor het vrouwvolk bedenk ik, want dat zat in het midden.  Even later realiseer ik me dat ze die vloerverwarming  vroeger in ‘sHeerenhoek helemaal niet hadden natuurlijk.
Na afloop zie ik meerdere mensen in de Huissense kas. Aha, ook even kijken. Als ik de deur open wordt ik bijkans bedwelmd door heerlijk geurende seringen. Wauw! Hoe krijgen ze het klaar dat die nu hartje winter bloeien?
Bij de Delftse molen is het een drukte van belang. Er staat een lange rij bij de opgang naar de sleetjesbaan. De molenaar ontpopt zich als een ware sleetjesvanger. ‘Nog geen ongelukken gebeurd?’
‘Nee, soms denk je dat komt niet meer goed, maar ze staan toch zo weer op !’
Op het Kindererf heerst topdrukte, het krioelt er. Er zijn meerdere vuurplaatsen op het erf, allemaal rondom tot de laatste plaats bezet. Een vrolijke boel, ieder warmt zich aan de vuurtjes en alle ogen zijn gericht op de deegrol aan het uiteind van de stokken.
Binnen weten ze me te vertellen dat ze al 2200 deegrollen hebben gedraaid….! Ik kijk op mijn horloge, het is nog maar kwart over vier! Ze moeten dus nog een paar uur!!
In de woonkeuken is het alle hence aan dek: de tafel doet dienst als werkblad voor de productie van deegrolletjes. Op een kruk helemaal achteraan in de uiterste hoek zit R heel genoeglijk het geheel te aanschouwen. Hij wenkt me vriendelijk lachend en voor ik er erg in heb heeft hij mij ingeschakeld bij het deegrollen! Niks geen handenwassen, er staan honderden kinderen te wachten en nog vele trams zijn onderweg! Er moet aangepakt!
Al na vijf minuten krijg ik het warm, jas uit, mouw opstropen, en verder: rollen maar, rolletje na rolletje leg ik op het servet in de mandjes.  Al gauw voel ik mijn schouder, ik zie dat de collega’s van het Kindererf elkaar afwisselen, rollen draaien, stokken prepareren, uitdelen etc. Maar ik zie zo een-twee-drie nog geen collega rondleider die mij afwisselt, en R is er inmiddels van tussen…., de slimmerd! Na 20 minuten vind ik het wel goed, ik heb - zeker weten - mijn PR deegrolletjes draaien verbeterd! Met een grapje en een hopelijk acceptabele smoes maak ik me uit de voeten, diep onder de indruk van het vele werk dat op een dag als deze wordt verricht op het Kindererf.

 

  

zondag 13 januari 2013


Jos en Magdaleentje

Ik bevind mij na een tocht door het donker in ons kleine kerkje uit ‘sHeerenhoek. Tijdens zo’n toch laten we mensen de duisternis ervaren zoals die vroeger moet zijn geweest toen er nog geen verlichting was. Terwijl in mijn lange zwarte cape afdoe komen enkele bezoekers  binnen. Zo te zien en te horen een keurig Hollands echtpaar, goed gekleed, verzorgd taalgebruik, IZA-verzekerd. Dat laatste veronderstel ik want we worden vandaag overspoeld door IZA clientèle. De vrouwelijke helft van het stel kijkt belangstellend rond in deze haar totaal onbekende religieuze ruimte. Ze vraagt zonder enige gêne ‘meneer is dit een katholieke of een protestantse kerk?’ Zover is de secularisatie dus voortgeschreden, denk ik. Ik schrik er een beetje van . Oké, je hoeft van mij niet kerkelijk te zijn, maar je moet onze  klassieken toch een beetje kennen. Dat mensen met schooldiploma’s op zak (want IZA-verzekerd)  zo weinig idee hebben van reformatie en contrareformatie dat ze er in een kerk niets van kunnen terugvinden, dat gaat mijn pet te boven.
Maar goed ik ben de beroerdste niet en wijs op de centrale plaats van de preekstoel en op de afwezigheid van een altaar en van heiligenbeelden. Protestants dus. Ik heb geloof ik ook nog verteld dat in protestantse kerken alles draait om de bijbel, beschouwd als het woord van God en om de uitleg daarvan vanaf die preekstoel. De mensen zaten letterlijk onder het Woord, zeg ik, omhoog wijzend naar de kansel, maar dit idioom ontgaat haar. In  katholieke kerken, zo zeg ik, staat de altaartafel centraal, daar is de mis het belangrijkst, de uitleg van het woord is daarbij een onderdeel. Tja, als ik dan toch bezig bent dan doe ik het afwezige katholieke gebouw er maar bij.
Ze kijkt me aan met een ontroerend open blik en bedankt me vriendelijk voor de uitleg.
Op weg naar huis zie ik in gedachten dominee de kansel bestijgen en hoor hoe ’s mans woorden de ruimte van ons kerkje vullen. Ik zie de kerkgangers voor me, de vrouwen met bedekt hoofd in het midden, de mannen aan beide kanten terzijde. Plots stel ik me voor hoe Jezus uit Nazareth zich incognito tussen de mannen bevindt.  Zou hij in ’s mans woorden en in de hele entourage iets herkennen uit zijn zo lang geleden vorig leven?  Waarschijnlijk zou hij zich in goed Hollands Jos v. N. noemen.  En dan, terwijl ik moet wachten voor een stoplicht, zie ik tussen het vrouwvolk Maria Magdalena  zitten.  Ik meen te zien hoe Jos en Magdaleentje af en toe heimelijk oogcontact hebben, daar in ons kerkje uit ’s-Heerenhoek. Een blik van verstandhouding, zo van: ‘had je dat nou bedoeld Jos?’ Of: ‘weet je nog van die kruik, toen ik je de voeten waste?’ Ik zie bij Jos een klein glimlachje. Het is leuk fantaseren zo in de auto.

Mijn vrouw zegt later die avond: ‘dat van die kruik kun je beter weglaten, ik denk dat de helft van het museumvolk dat al niet meer begrijpt’. Tja, dan weet ik het ook niet meer.  Maar misschien ging het oogcontact alleen maar over straks na afloop van de dienst, ‘ga je mee, de tocht door het donker?Er schijnt een wolf gesignaleerd, spannend…!’    

P.S. De spellingscontrole adviseert voor Magdaleentje: zangtalentje of maagtabletje…..