zaterdag 27 december 2014


Gesprek in de Bedstee

In het Openluchtmuseum is tot eind januari een expositie ingericht over het circus in Nederland. Tijdens het openingsweekend stond er in het museumpark een grote maquette van een circusopstelling. Een pracht bouwwerk, ik sta me eraan te vergapen, zelden zo’n mooie maquette gezien! Jammer dat het glazen omhulsel beslagen is vanwege het natte weer. Ik neem me voor het de komende dagen nog eens beter bekijken. Ik blijf nog wat hangen bij een  wooncaravan uit het circus die daar eveneens staat opgesteld. Terwijl ik me sta te vergapen aan het interieur hoor ik naast me in onvervalst dialect: ‘Muj kiek’n joh, hier kuj drin kieken!’ Een hele familie ongetwijfeld afkomstig uit Salland verdringt zich vervolgens voor de omlaag geklapte ingangstrap. ‘Oh, da’s mooi!’ zegt een dertiger. ‘Muj dat oanrecht zieh, dat holtwark! En dat kassie! Hemoal bewarkt! Dat wulk ok hemm as ik een caravan zol hemm!
Ja wuj dat ok hemm?’, vraagt een van de vrouwen.
 ‘Ja, ak ’n caravan zol hemm, zeker weten, dan wok dat ok hemm!’
 Zonder dat ze me zien blijkbaar verdringen ze me bij het trappetje en ik besluit maar verder te lopen.
Een paar dagen later – het weer is dan veel mooier – besluit ik nogmaals de maquette en die wagen te bekijken, maar helaas zijn ze verdwenen. Teleurgesteld loop ik terug.
Ik loop nog even langs de boerderij uit Vierhouten. Ik heb gelezen dat boer Maas weer in de bedstee ligt. En ja hoor, hij ligt weer pontificaal, bijna opgebaard, in zijn bedstee. Ik blijf het een pracht tafereel vinden. De komende weken zal ook hier het ‘muj kiek’n’ wel veelvuldig klinken.  Plots schiet me een gesprekje te binnen dat enige tijd geleden in mijn lijfblad Trouw stond afgedrukt. Het was afkomstig uit een uitgave In Drentse Bedstee (jaren 50)  als ik het me goed herinner. Het ging ongeveer zo:
 ‘Hendrik’
‘Ja, Mina’
‘Wo’j mi nog bruken? Anders wend ik mi tot den Here.’
‘Is al laat, Mina. Morgen is’t weer vrog dag.’
‘Welterusten, Hendrik’
‘Welterusten, Mina’
Waarschijnlijk hapert u hier even met lezen. Leest u het gerust nog een keer.

Over vrede op aarde gesproken!  Wat een vrede spreekt er uit zo’n simpel gesprekje in een bedstee!


woensdag 17 december 2014

Dat is toch normaal!
Of ben ik nou gek?

Ja, die past goed bij de tafel, staat stevig, geeft veel licht tegen het plafond en het lampje naar de tafel is te buigen naar waar je maar wilt.  Hmm, en niet duur (iets van 70 euro). Zullen we? Ja, we zijn het eens, die kopen we!
Even kijken of lampjes zijn inbegrepen. Zal wel op de verpakking staan.
Nee dus, dat staat niet op de verpakking. Even goed kijken.
Ho, wacht eens, daar helemaal onderaan: lamps no changeable .
Moet je nou kijken: lamps no changeable…!!
Dus …als een lampje stuk is moet je de hele armatuur weggooien ?!?!  Die kopen we niet!! 
Geschokt over de alsmaar toenemende weggooimaatschappij gaan we richting uitgang. Bij de kassa uit ik verontwaardigd mijn verbazing  “ dus als een lampje stuk is moet je de complete lamparmatuur van 70 euro weggooien!”
Zegt de verkoopster doodgemoedereerd: “Ja, dat is tegenwoordig steeds meer de trend.” Ze begrijpt niets van onze verbazing. Dat vind ik nog choquerender dan die stomme lamp. Denkt ze dan helemaal niet na over wat ze verkoopt? En zijn er dan mensen die zoiets kopen? Als ik een lekke band heb, dan koop ik toch ook geen nieuwe fiets, dan ga ik toch die band plakken? Dat is toch normaal!
Of ben ik nou gek?

‘s Middags tuig ik de kerstboom op. Natuurlijk zijn er twee lampjes die het niet doen en natuurlijk hebben we geen reservelampje meer. Even met de auto naar Action om een paar reservelampjes te kopen. Ik weet het: 2 x helemaal fout, Action en met de auto. Maar ook ik ben maar een mens.
Heeft u ook reservelampjes voor kerstboomverlichting?
Ik had het kunnen weten: alleen van die LEDlampjes, niet voor ouderwetse verlichting die wij al 30 jaar gebruiken. Dan maar naar de Gelderse IJzerhandel, al 30 jaar mijn steun en toeverlaat, goudeerlijk en niks geen kinderhandjes.
Wat denk je: nee, die hebben we niet meer, het is tegenwoordig allemaal met die LEDlampjes… 
Oké, wij hebben nu ook een net met LEDlampjes over de boom. Zo word je dus de vooruitgang ingedrongen.

Maar ik zweer je: vóór het kerst is  vind ik bij de kringloop, het Vincentrum of 2Switch reservelampjes. Misschien wel dertig, net genoeg om probleemloos honderd te worden.

zondag 14 december 2014


Er was een duiventil


 

Ik loop langs de boerderij uit Kadoelen, bij Vollenhove. Zoals bijna altijd als ik daar loop denk ik ook nu onwillekeurig aan Evert van Benthem. Het echtpaar Winters-van Benthem dat daar eens woonde had een zoon, genaamd Evert. Zoals bekend kwam die andere Evert, de tweevoudig Elfstedentochtwinnaar van ’85 en ’86, ook daar uit de buurt. Het zou dus zo maar kunnen dat beide jongetjes meer gemeen hebben dan alleen hun roepnaam. Ze zullen allebei geschaatst hebben op de Beulakkerwiede, al zal de een zich nog hebben bediend van houten schaatsen met een krul.

Evert Winters groeit dus op hier op deze boerderij in Landgoed Kadoelen, speelt op de deel bij de koeien en tussen de daar rondscharrellende kippen. Ik zie hem  knikkeren op de lemen vloer en touwtje springen met zijn zussen, pa zal het touw zelf wel gefabriceerd hebben of misschien meegebracht van de markt in Meppel. En ze zullen er zeker ook gebikkeld hebben met vier bikkels en een balletje. Ongetwijfeld kon Evert ook heel goed duiveneieren uitblazen. Ja, u leest het goed: duiveneieren uitblazen. Evert was nl. verzekerd van een constante voorraad duiveneieren. Hoe ik dat weet? Tja, daar hebben we onze documentatiemappen voor in de bieb. In de map Kadoelen vond ik tot mijn stomme verbazing foto’s van een grote duiventil in het land naast de boerderij!! Ook een krantenknipsel waarin sprake is van ‘de oude boerderij die met zijn markante duiventil naar het Openluchtmuseum zal verhuizen’!  Dat laatste is dus nooit gebeurd, maar er stond dus in situ wel degelijk een duiventil bij onze boerderij (en volgens Wikepedia staat die er nog in de paardenwei van het landgoed!).

Terug naar Evert. Als hij een normaal ventje is geweest zal hij ongetwijfeld wel eens stiekem eieren uit die duiventil hebben gepakt. Niemand die daar iets van merkt, duiven leggen eieren bij het leven, die weten niet van ophouden. En wat is er leuker en spannender dan twee gaatjes prikken in een ei, niet te smal maar ook niet te groot – het ei aan de mond en voorzichtig blazen. Niet gemakkelijk hoor! Ik zie het mezelf nog doen. Als je iets te hard blaast knijp je haast vanzelf met je vingers het ei kapot! Vieze boel en de anderen lachen! Evert zal ongetwijfeld bedreven zijn geworden in deze kunde.

De afbraak van zijn ouderlijk huis heeft onze Evert niet meer meegemaakt. Er woonde toen een andere boer in een nieuw huis ernaast. Hij zal ook geen weet hebben van hebben dat de 600 evacuees uit Arnhem die na het echec van Market Garden een aantal maanden in het museum bivakkeerden, de herbouw van de boerderij in het museum enige tijd hebben  opgehouden. Uit dankbaarheid hebben de evacués overigens nog tijdens hun verblijf  (al op 21 oktober) een inzameling gehouden ten bate van het museum. Toen ik dat onlangs hoorde viel bij mij het kwartje. Stel je voor: je bent directeur van het museum, je verwerft een mooie boerderij met ernaast in de wei een karakteristieke duiventil, en dan komt die duiventil niet mee..! Je wilt het plaatje graag kompleet ... én je krijgt pardoes een geldbedrag.. !  Dan wordt er dus besloten er maar een duiventil van elders bij te plaatsen, natuurlijk! En het is op dat moment nog een sprekend vredessymbool ook !!

De duiventil die er nu staat verbindt dus op een gelukkige manier de herbouw van Kadoelen met deze bijzondere periode in de geschiedenis van het NOM. Voortaan kan ik hiermee als rondleider wel uit de voeten!

Het zal Evert worst wezen. Ik denk dat hij het leuk vindt dat zijn duiventil in Kadoelen is gebleven. En die andere Evert, de schaatser? Hij zal dit verhaal niet kennen. Na een paar jaar zuivelbusiness op een boerderij in St Jansklooster, vertrok hij naar het verre Canada. Dichtbij Calgary, dat weer wel.

dinsdag 18 november 2014


Man’s-broer-vrouw-over-spoor

Nog één keer loop ik naar de onderverdieping van het entreegebouw. Nog twee dagen zullen de ondernemers van onze expositie ‘Wat mag het zijn?’ te kijk staan. Ik had me lang geleden, toen ik hoorde dat de onderverdieping verbouwd zou worden tot een nieuw museum voor  ‘de Canon van de Nederlandse geschiedenis’, voorgenomen hier nog eens een middag rond te lopen. En zo wordt weemoed mijn deel op deze laatste donderdag nu het nog kan, kort voor sluitingstijd.
O zeker ik ben blij dat de museale weergave van de Nederlandse Canon naar Arnhem komt, en nog wel naar ons. Om trots op te zijn! En dat ben ik, maar het schuurt ook een beetje . Voor deze ene keer geef ik u een kijkje in mijn ziel:
Het Openluchtmuseum voert als slogan: dichter bij de geschiedenis kun je niet komen, en daarbij denken we vooral aan het oproepen en delen van ervaringen Niet voor niets scoren de laatste twee Tilburgse huisjes uit de zestiger jaren, het Kruisgebouw, de Watersnoodwoning, de beheerderswoning in de Molukse barak en de kroeg uit de Jordaan  zo hoog. Elke rondleider weet dat uit ervaring. We focussen vooral op de vorige eeuw. Voor mij horen hierbij ook sigarenmagazijn Dick Fries uit Aalten, De Kindervriend uit Meppel, de Arnhemse Balletjeswinkel, de kapsalon, de kruidenier en die andere winkels onder het Entreegebouw.
Geen dorp in Nederland of ze waren er. Vaak dicht naast elkaar langs die ene doorgaande straat: de bakker, de slager, de loodgieter, de smid, de winkel van Sinkel, de kleermaker, de kruidenier, en ga maar door. In het kleine gehucht waar ik opgroeide, eerder een nederzetting dan een dorp, luttele kilometers van de Zwolse Hanekamp vandaan, hadden we bakker Van de Kamp, smid/fietsenmaker Pot, de winkel van tante Boeve waar je alles kon kopen wat een mens nodig had, schoenmaker Rientjes en petroleumhandel Satink. U ziet: alleen voor de kapper, de slager en voor nieuwe kleren moest je (langs De Hanekamp) naar Zwolle fietsen. Uiteraard kwamen er ook venters langs de deur. Eens stond er een ondergoed aan te prijzen. Enkele grote maten omhoog houdend zei hij tegen mijn moeder : “uw man’s-broer-vrouw-over-spoor’ heeft maat zoveel, die past u ook wel”. Mijn goede tante Jo, ze woonde aan de andere zijde van de spoorlijn, is in ons gezin altijd uw man’s-broer-vrouw-over-spoor gebleven. Ze zal nooit hebben geweten dat ze het ijkpunt was voor de intieme maten van alle boerinnen in de omgeving! Maar dit alles terzijde.

Die kleine zelfstandigen en winkeliers, die sabbelaars voor wie het begrip sluitingstijd onbekend was, waar je ’s avonds laat en op zondagmiddag gewoon achterom liep, en bij wie je gewoon op de pof kon kopen, ze verdwijnen met de komst van De Canon weer een beetje meer uit ons oog. Nou en dat vind ik gewoon jammer. Maar ik heb wel mooi tante Boeve waar ik zo dikwijls een voetbal heb mogen kopen, en fietsenmaker Pot die later nog een depot voor gasflessen begon, aan de vergetelheid ontrukt!

zondag 9 november 2014

Met u heb ik een appeltje te schillen

Ik zit te wachten. Ze zijn te laat. Als ik ergens een hekel aan heb dan is het wel aan groepen die te laat komen.  Wij worden geacht ons een half uur voor aanvang van een rondleiding te melden, laat je dus een uur voor de afgesproken tijd vrouw en al wie en wat je lief is thuis, en dan komen ze niet opdagen! Loop je daar 15 soms wel 30 minuten te wachten tot ze aan komen k…… juist!  Ze hebben er geen idee van dat wij ook maar vrijwilligers zijn die zich voor hun uitje een halve dag beschikbaar stellen.  Een halve dag, ja daar komt het al met al op neer. Terwijl ik mezelf zo loop op te fokken meldt zich iemand met onvervalst Belgische tongval. ‘Bent u de gids?’  ‘Jawel meneerke, dat ben ik en met U heb ik een appeltje te schillen!’, denk ik.  Maar zo zeg ik dat natuurlijk niet. Nee, ik bevestig dat ik de gids ben en ik vraag beleefd of ze het gemakkelijk hebben kunnen vinden en waar ze vandaan komen. ‘Uit Limburg meneer’, dat wil zeggen Belgisch Limburg, ‘uit de buurt van Bokrijk’. Aha, dat verandert de zaak!!  Bokrijk is nl het belangrijkst openluchtmuseum in België, zeg maar ons zusje.
‘Nee, boerderijen hebben we genoeg gezien meneer, graag wat andere objecten.’ En zo staan we even later in de panden uit de Jordaan. Onze postkantoren waren blijkbaar sterk gelijkend op die in Belgisch Limburg, maar het Turkenpension is nieuw voor ze. ‘Waar werkten die gastarbeiders dan, in Amsterdam had ge toch geen mijnen of zo?’  En ja, die Belgen willen ook best even naar de kroeg. ‘Je moet je voorstellen’, zeg ik,  ‘dat het hier stijf staat van de rook en misschien zit Simon Carmiggelt daar in de hoek een kronkel te schrijven.’ Ja hoor, ook de zuiderburen kennen Simon Carmiggelt, en in koor zingen ze mee met Tante Leen !!
Ik vertel ze over de keuze die het museum met deze presentatie heeft gemaakt, over de mengelmoes van bevolkingsstromen in de vorige eeuw. Wachtend op de tram hebben we het even over de missie van het museum. Even later zetten we dat gesprek voort bij Dingenliefde, dat een inkijkje geeft in onze depots. . De presentaties in de zijgang over de veranderingen in het dagelijks leven scoren hoog merk ik. Ook het Kruisgebouw oogst lof, er blijkt een huisarts in het gezelschap, hij heeft grote belangstelling voor de uitleen van de verpleegartikelen. Iemand probeert me uit te leggen hoe de wijkzorg in België geregeld was, maar de Belgisch Limburgse tongval valt me toch niet mee. Uiteraard zijn ook de Tilburgse huisjes een succes, en passant leer ik het een en ander over het zwavelbakje en het valt me op dat de oranje kleur van de zeventiger jaren hen onbekend is.  Ook de leefkuil blijkt minder verbreid bij de Vlamingen.  Kortom: Bokrijk en Arnhem, twee musea en toch twee werelden van verschil, en dan moet het HollandRama later die middag nog volgen..! 
Als ik ze op de museumtram heb gezet, wandel ik tevreden terug. Allee, het is later geworden dan gedacht, maar met dit soort gasten blijft rondleiden leuk. Bij de Grote Weide vragen twee bezoeksters wat dat voor een vissershuisje is daar achter de standerdmolen. ‘Nee mevrouw dat is geen vissershuisje. Daar in dat Zaanse buurtje daar staat wel…’ ja dat hebben ze al gezien. We lopen door, hun groep staat op ze te wachten bij de uitgang maar zij moesten beslist nog even naar het Rietveldhuisje uit Markelo. ‘Weet u mijn neef was betrokken bij de herbouw ervan hier in het museum.’ En dan blijkt dat diezelfde neef  later aan het daten is geslagen en heeft afgesproken bij het Rietveldhuisje! En jawel hoor, het werd een vrij langdurig bezoek dat heeft geleid tot een huwelijk!!  Helaas heeft het huwelijk maar enkele jaren mogen duren, haar neef  is vrij dramatisch gestorven.

Maar toch, een geslaagde date op het bankje onder de bomen bij het Rietveldhuisje! Weer een anekdote die ik zelf niet had kunnen bedenken!

zondag 2 november 2014

Hardloper in een rolstoel

Op mijn tochten naar Santiago heb ik wel geleerd dat je op je weg van alles tegen komt. Veel wat  je bewust kiest, ook veel wat zich onverwachts aandient, waar je je maar mee moet zien te verhouden. Die camino, zo noemen ze dat, blijkt nog steeds door te gaan. Vorige week was er weer zo iets.
Er bleek een niet ongevaarlijke infectie die allerlei kwalijks zou kunnen veroorzaken. Veel keus heb je dan niet, de dokters wilden geen tijd verliezen, aanpakken die zaak. En zo geraakte ik halsoverkop in het ziekenhuis. In zo’n bedrijf – want dat is het – gebeurt van alles en ook van alles met jou.
Je moet bijvoorbeeld naar de afdeling chirurgie, vijf verdiepingen lager.  Nee, u mag niet alleen met dat infuus door het ziekenhuis dwalen, daar is de vervoersdienst voor.
Nou, moet er wel iemand komen want ik heb nog 10 minuten, bedenk ik wat onrustig, maar dan komt er plots een broeder met een rolstoel: meneer Beltman ?
Ja dat ben ik.
Neemt u maar plaats.
Maar..ik kan wel lopen!! Legt u het infuus maar in de rolstoel, ik wandel wel mee.
De man kijkt me aan en zegt: geen sprake van, neem maar plaats.
We monsteren elkaar even: hij een boom van een vent in een ziekenhuispak maar waarschijnlijk vrijwilliger van de vervoersdienst en ik de wat verbouwereerde patiënt met zijn infuus die naar de operatie moet.  Ik heb nu geen zin in stennis en zeker niet met die vrijwilliger die eruitziet als een stevig gebouwde wegwerker.  Oké, ik zal me netjes gedragen, dan maar in de rolstoel,zeg ik. Ik neem plaats, de man draait zonder een woord te zeggen  de stoel en met een rotvaart stuif ik de kamer uit, op het eerste kruispunt van gangen zie ik plotseling benen voor me die snel naar twee kanten uitwijken. Ik roep nog een keer: voorzichtig  kijk uit man! maar  de wegwerker denkt niet aan vaartminderen. Feilloos de lift in en uit en zonder dat ik ook maar iets raak scheuren we vijf verdiepingen lager verder.   Bij wijze van waarschuwing roep ik over mijn schouder naar een meehollende coassistente: deze lieden kom je dus ook tegen ‘s avonds in het verkeer! Het mag de man niet storen. Hij levert me af bij de afdeling chirurgie en verdwijnt.
De chirurge legt me uit wat er gaat gebeuren: ik maak twee sneetjes in uw gelaat en  zal dan een centimeter uit de ader wegknippen.
Ja doet u maar wat u moet doen.
Ik verdwijn onder een groen doekje, de prikjes voelen precies zoals de prikjes van een lieve dokter moeten voelen: je voelt ze maar eigenlijk als korte zoete pijn.  En dan hoor ik haar aan twee assistentes uitleggen dat ze karteltjes snijdt om het gezicht zo mooi mogelijk te laten. Het zal me op dit moment een zorg zijn, maar bijna 70 jaar oud en dan drievrouw sterk boven je horen overleggen hoe je gezicht zo mooi mogelijk te houden, tja dat heeft toch ook wel wat. Ik denk nog: hoeveel van ons loopgroepje zullen dit horen als ze bijna 70 zijn?
Ik hoor haar les geven: zie je wat ik doe, begrijp je waarom ik dit doe? Zie je wat er nu gebeurt, etc. Ik ben nu geen hardloper, speel ook geen simulatiepatiënt, ik heb het nu uit handen gegeven, tel mijn zegeningen en laat maar gebeuren.
Na een kwartiertje is het klaar.
Madame de chirurg denkt dat het goed gegaan is, geen complicaties, zegt ze en als er iets is dan moet ik zonder aarzelen aan de bel trekken.
Ik wurm me van de operatietafel in de rolstoel, plots wat minder zeker en een beetje dizzy want met de slangen van het infuus (mijn paal en ik blijven onverminderd aan elkaar geklonken) nu meer om mijn lijf dan naast mijn lijf, moet ik nu tussen de beenruimte van de rolstoel een wel wat ingewikkeld draaiende beweging afwerken.  De chirurgijn en haar leerling vertrekken en de coassistent mag mij nu wegrijden. Voor haar ook nieuw: rolstoelduwster. Na de eerste bocht zeg ik: stop maar even, nu kan ik best lopen naast mijn paal, voor jou is een lege rolstoel ook veel makkelijker. Ze blijkt anders dan de wegwerker van zojuist. We geinen een beetje: als jij nu in de rolstoel plaats neemt en ik duw je, dan krijg je een mooie foto voor het blad van coassistenten. Bijschrijft: harloper en co-assistent: in het ziekenhuis schuiven alle rollen. En zo probeer ik er maar het beste van te maken.
Later zal de oogarts constateren dat het oog geen schade heeft opgelopen en de internist dat ik nu echt wel een paar maanden aan de medicijnen moet.
 Hoe zegt u?
Nou je moet wel rekenen op een klein jaartje . Oeff , die komt binnen!
Op de middag van de derde dag ( haal ik nu Kerst en Pasen door elkaar ?) mag ik naar huis en vind ik me terug bij de apotheek: ik krijg uitleg over een aantal medicijnen, en dat zijn bepaald geen snoepjes. Van het soort waar oude mensen er ook wel veel van krijgen. Veel pret met sol, maar niet zonnig, als je begrijpt wat ik bedoel. Dit is een tweede schok: ik de hardloper ben nu ook patiënt geworden… met een dagelijkse dosis pillen.
Hoezo D’66-ers en ander hoogopgeleid seculier en vooral autonoom yuppendom, hoezo maak je je eigen leven? Kies ik de weg of kiest de weg mij? Beide zijn op zijn minst ten dele waar.
(vrij naar de Zweedse mysticus en VN secretaris Dag Hammerskjöld)
Hoe dan ook: ik vervolg weer mijn camino met open handen .Verlost van paal met infuus, maar het effect druppelt wel door.
Benieuwd hoe de weg verder kronkelt!


zaterdag 25 oktober 2014

Ligt een hardloper in bed. 

Dat behoeft enige uitleg want een hardloper ligt niet, die loopt. Tenminste zo hoort dat, toch?
Zo niet deze hardloper, hij (ik dus)  ligt vanmorgen in bed. Gisterenavond nog de hele avond doorgebracht bij een bevriend stel. Ik dacht dat het na een weekje kwakkelen wel weer kon, je kunt toch niet steeds door de kamer heen en weer blijven drentelen? Dus met een paracetamolletje in de maag vrolijk op weg gegaan. En het moet gezegd, het ging best, al keken ze wel een beetje op dat ik als gekend koffiedrinker, begon met een glas thee. Niet dat daar veel aan is, maar je moet toch wat drinken? Het glaasje wijn viel echter helemaal verkeerd, dat had ik bij het eerste slokje al wel in de gaten, ik ben dus heel goedkoop bezoek geweest. Na een avond lang over kinderen en kleinkinderen te hebben gesproken – die leeftijd hebben wij intussen bereikt – onze zorgen te hebben gedeeld – je kunt ze moeilijk met je kinderen delen want die moeten hun eigen weg gaan – en enkele gemeenschappelijke interesses te hebben besproken, zijn we tegen twaalven terug gewandeld. Hoe ging het?, vroeg Marian.
Nou, zeg ik, het viel me niet mee.
Nou je was anders behoorlijk op dreef, zei ze.
Dat mocht zo lijken maar het is echt nog niet over, zei ik, die wijn viel helemaal verkeerd.
Oké, met een paracetamol het bed in. Slaap ik me toch tot 7 uur vanmorgen aan één stuk door!  Maar de smaak van die wijn is nog steeds overheersend in mijn binnenste. Ik besluit tot een oud recept: warme melk met een lepeltje honing. Dat moet al minstens uit de tijd van mijn overgrootmoeder stammen. En Marian hanteert dat recept al jarenlang met veel succes.  Nu ga ik dat eens doen, je kunt toch niet eindeloos op die paracetamolletjes blijven rondlopen? Lekker  hoor die honing, het is nl wel mooi zuivere honing van onze eigen bijen!
En met deze zuivere honing en een beetje warme melk – echt een aanrader voor al die stoere hardlopende binken – duik ik weer het bed in.
Het is kwart over negen voor ik er erg in heb, kwart over negen, dat is lang geleden!! Kom op Beltman!, en nu eruit!, het is afgelopen!, het is voorbij!, morgen kan je weer voorzichtig een eerste loopje beginnen. Maar nu wil ik het ook zeker weten, dus struin ik de kasten af naar onze koortsthermometer, kun je nagaan hoe vaak we die gebruiken! Ik vind hem, vlei me nog even op bed en stop het staafje in het daartoe bestemde gaatje. Wat denk je? 38,6 'smorgens om kwart over negen! Marian, is die thermometer van ons wel goed? Ja, nooit gemerkt dat die niet goed is. Plotseling wordt mijn ziekte serieus genomen, dat is dus wat Cruijff bedoelt met elk nadeel heb z’n voordeel. Intussen is er een voorraad frisse fruitdrank ingeslagen!
 Hoe het nou verder moet de komende dagen, dat weet ik niet, (behalve dat het moet ophouden natuurlijk!) je kunt immers niet steeds in bed blijven liggen en je kunt ook niet steeds verhaaltjes gaan zitten schrijven. Bovendien, er zijn er in ons clubje die veel ernstiger kwaaltjes en ongemakken hebben en daarover den volke ook niet uitgebreid kond doen.
Wat ik nu maar zeggen wil: mij zien ze dit jaar niet bij de griepprik. Ik heb mijn portie al gehad, en voel er niets voor de beurs van enkele farmaceuten nog verder te spekken. 
Leef gewoon gezond, dan kun je een griepje fluitend aan!

Meestal.

zondag 19 oktober 2014

Dat liet Leendert niet over zijn kam gaan

Ik loop langs de overslagloods van Van Gend & Loos uit Tiel. Zoals altijd als ik daar loop denk ik onwillekeurig aan Jan en Maria. Het is 1796 als Jan van Gend trouwt met Maria Loos. Hij is koetsier en zij drijft hotel De Kroon in Antwerpen . Aha, denkt u, en zo is het gekomen! Inderdaad, zo is het gekomen. Van het een kwam het ander, langzaam werd Van Gend & Loos een bekende verschijning op de wegen. Wel helemaal van Amsterdam tot Parijs. Personenvervoer werd goederenvervoer, de trein werd van concurrent tot bondgenoot, paarden werden ingewisseld voor automobielen. Een lange geschiedenis van samenwerken en fuseren uiteindelijk uitmondend in overname door DHL zal ik de lezer besparen. Wat mij veel meer interesseert is het zinken vogeltje dat prijkt op de dakgoot aan de smalle achterzijde van het gebouw. Je ziet het alleen als je de loods benadert vanuit de richting van onze smederij. Er is nauwelijks een bezoeker die het opmerkt (net als de poes in de dakgoot van de gebouwen uit de Jordaan.) Het verhaal gaat dat bouwlieden tijdens de herbouw in ons museum in 2007 de vrouwelijke toezichthouder eens wilden testen. Een vrouw in de bouw, dat levert geheid spanning, toch? Zou ze hem opmerken en er iets over durven zeggen? Haar reactie ken ik niet, maar in elk geval is dit grapje van een zinkwerker bewaard gebleven en het levert ons rondleiders steeds weer een aardige anekdote. ‘Dus het gebouw is niet authentiek?’,reageert dan soms een bezoeker. ‘Tja’, zeg ik dan, ‘wat is authentiek?  Kijk het gebouw in Tiel zat toen het werd overgenomen helemaal onder de graffiti. Mochten we die graffiti wel of niet verwijderen? En we hebben ook niet alles uit Tiel hier kunnen plaatsen. Dus niet authentiek?’ En zo geraak ik dan spelenderwijs in een werkcollege museologie. Als de groep de discussie echt oppakt dan verwijs ik graag naar een boek (van Jan Vaessen) in de winkel. Ook rondleiders moeten immers bijdragen aan een batig saldo !
Authentiek is in elk geval wel het roet van de oude stoomlocomotieven onder de overkapping dat heel bewust niet verwijderd is. En ook de keien zijn een authentiek deel van de kinderkopjesbestrating uit Tiel, er is zelfs extra €10,- voor die keien betaald terwijl we hele loods voor slechts één euro verwierven!  Het vervoer naar de Saksen Weimarkazerne zal DHL wel voor haar rekening hebben genomen, maar dat weet ik niet zeker. Die Saksen Weimar als tijdelijke opslag vormt een verhaal apart. De conservator, Leendert v P., vertelde onlangs hoe hij eens naar de kazerne fietste om te zien hoe Van Gend & Loos erbij lag en tot zijn schrik ontdekte dat ondernemende jongetjes van een gedeelte van de planken van het afdak een fraaie boomhut hadden getimmerd !!  Dat liet hij natuurlijk niet over zijn kam gaan. Als een heuse detective speurde hij rond tot zijn conservatorsoog onder de bomen een airmailspas van een van de daders ontwaarde! En zo is het dank zij de gedrevenheid en het speurderswerk van onze Leendert toch nog goed gekomen met de loods van Van Gend & Loos !

Jan en Maria hebben van dit alles geen weet, ze wisten waarschijnlijk niet eens waar Tiel ligt en van een openluchtmuseum hebben ze al helemaal nooit kunnen dromen. 

zaterdag 11 oktober 2014


Sta op, mijn geliefde, kom mee!

Ik loop weer eens naar het kerkje uit ’s Heerenhoek. Ik kom er niet zo vaak, het ligt een beetje ver weg voor een rondleiding. Maar de nieuwste aanwinsten maken een nieuwe rondje achter in het museum mogelijk: de watersnoodwoning, het kerkje, de Jaknikker en de boerderij uit Zeijen vormen een afwisselend palet, af te ronden met het schooltje uit Lhee of  bijv. kinderarbeid (in de zuivelfabriek).
Ik ga dus maar weer eens kijken. Uiteraard blijft mijn aandacht hangen bij Alzo lief heeft God de wereld gehad (…..)  opdat een iegelyk die in hem gelooft niet verderve maar het eeuwig leve hebbe. Joh.3,16
Gebeitelde taal uit de BIBLIA van 1637. De complete titel luidde: BIBLIA, Dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de Canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen TESTAMENTS.  Deze Biblia werd door de Staten Generaal geautoriseerd vandaar de naam Statenvertaling. Deze taal kregen de bezoekers van ons kerkje te horen. Na enkele eeuwen liepen de volgelingen van de strenge dominees die vonden dat Willem 1 met een veel te grote vinger in de ene hervormde pap roerde, weg. Ze bouwden in het nabije dorp een eigen kerk naar inzichten die ze voor de oorspronkelijk gereformeerde hielden. Het schisma trok door heel het land en is bekend geworden als De Afscheiding En zo begon in 1834 het verval van het kerkje in ’s Heerenhoek. Ongeveer de helft liep weg naar de gereformeerden.  
De tekstvakken zijn overigens van weer een eeuw later, ze zijn ongeveer 1930 op de muren geschilderd. Daarvoor was er eeuwenlang niets te zien, alleen het Woord  (de Biblia en de dominee) werd er gehoord. Er was één uitzondering: in de ramen waren de wapens van de landsheren te zien, totdat Napoleon dat verbood.
Altijd als ik naar de tekstvakken kijk valt het me op hoe ver toch dat woordgebruik af staat van gewone omgangstaal.
Als ik het voor het zeggen had, zou ik het wel weten: gewoon taalgebruik en regelmatig variëren a.u.b.! Voorraad genoeg want nergens in de wereldlitteratuur vindt je meer variatie dan in de bibliotheek die bekend werd als de bijbel!
Ik doe meteen maar een voorstel. De komende week schilderen we een stuk uit het Hooglied op de muur, bijvoorbeeld:
‘Sta op, mijn geliefde,
Mijn schone, kom mee!
Want zie, de winter is voorbij,
Voorgoed is de regen verdwenen.
Men hoort de duiven al kirren (….)
De wingers bloeien en geuren.
Sta op mijn geliefde, kom mee!
Mijn duifje  (….)
Laat mij je gelaat zien
Laat mij je stem horen,
Want je stem is zo zoet
Je gelaat is zo lief’  (Hooglied 2,10-14)

En zo kunnen we nog wel een aantal weken, wat zeg ik, maanden vooruit. Wedden dat na een paar weken niet alleen de bezoekers maar ook het museumvolk komt toestromen? 

zaterdag 27 september 2014

Als ge fluimen hebt moogt ge niet spuwen

We hebben veel moeite onze weg te vinden via het summiere plattegrondje op een bij de ingang verstrekte folder. Gelukkig is er, een eveneens wat povere, bewegwijzering. Daarop zien we plots ‘acteurs’ aangegeven. Nieuwsgierig slaan wij een weg in richting enkele gebouwen. Bij aankomst staat een heuse non de schoolbel te luiden. Wij naar binnen, het klaslokaal is  met zo’n twintig ouders en kinderen al vol, maar we worden met nog een handvol bezoekers langs de wanden geperst.
Hoe beginnen we de les? vraagt de zuster. Jawel, dan gaan we naast onze bank staan en dan steken we allemaal de rechterhand omhoog. Alleen haar blik al was voldoende om dit als een niet te negeren bevel te verstaan. Na een kort gebed begint de les. Ze gebiedt ons allen te luisteren met de armen over elkaar gekruist en een jonge moeder krijgt het gebod morgen niet opnieuw in broek te verschijnen. Meisjes en vrouwen dragen een rok!
Ze onderhoudt ons over twee ernstige zaken: ge hebt zeker wel gehoord dat gisteren den Duitser ons land is binnengevallen? Op dit moment verdedigen onze jongens en mannen ons vaderland. (Het is de week waarin in heel Europa het uitbreken van de eerste wereldoorlog wordt herdacht) Ook de jongens uit ons dorp vechten nu dapper op de citadel van Luik! Ze kijkt ernstig rond en vraagt ons veel voor ze te bidden, ook meneer pastoor heeft dat  gevraagd.
En nog iets ernstigs: den Hendrick is ziek, hebt ge wel gehoord? Den dokter (spreek uit: doktoor) zegt t’is heel ernstig! Haar gezicht vertelt het ergste. De klas is doodstil. Hij heeft teering!  Dan zegt ze: als we hoesten houden we de hand voor onzen mond, dat is heel belangrijk zegt den dokter (spreek uit: doktoor). En (kijkend naar ons volwassenen) als ge fluimen hebt moogt ge niet spuwen!! Absoluut niet spuwen en we moeten vaak onze wassen, dat is heel belangrijk zegt den dokter (spreek uit: doktoor), ook meneer pastoor zal dat straks nog zeggen in zijn preek. O zo, we krijgen dus nog meer, begrijpen we.
Later herhaalt de gendarmist als een soort dorpsomroeper op de treden van de kerk nogmaals dat den Duitser het land is binnengevallen en dat op de citadel van Luik wordt gevochten. Hij vertelt dat vanavond na 6 uur ieder binnen moet blijven en dat hij zeer streng zal toezien op naleving van dit gebod. Ook hij vertelt van den Hendrick die aan tubberrrcull tubrrrrr aan teering lijdt en dat het spuwen van fluimen uit den boze is. 
Onder de indruk van de staaltjes voorlichting in hygiëne anno 1914 verlaten we openluchtmuseum Bokrijk. Bij het passeren van de toegangspoort dwalen mijn gedachten als vanzelf van de fluimen van 100 jaar geleden naar de duurbetaalde sporthelden van tegenwoordig op het voetbalveld. Ik zeg tegen Marian: eigenlijk zou dat verbod om te spuwen ook voor hen moeten gelden, toch? 
Ze is het roerend met me eens.


vrijdag 5 september 2014


Stakeholders

    Ik loop met het Dagblad, het intern communicatieblad van het openluchtmuseum, onder de arm door onze Gelderse Buurt. Er schijnt vandaag iets heel belangrijks in te staan over de toekomst van het museum. Dat ga ik eens rustig tot me nemen want het museum is me dierbaar. Marian zegt zelfs dat het mijn passie is. Het zitje op onze minicamping bij Varik is nog vrij, dat lijkt me een uitstekend plekje. Dra ben ik verdiept in onze toekomstige positioneringsrichting.   Het is niet puur en het is niet samen, lees ik. We zijn wel puur, maar puur is slechts randvoorwaardelijk. Kijk, zo leer je nog eens wat. Samen, ja dat scoort hoog, geschiedenis maak je samen. Interne en externe stakeholders vinden dat een sterke formulering, maar het schijnt alleenstaanden uit te sluiten. Dat ik daar nou nooit aan gedacht heb! Alleen koppels maken dus geschiedenis? En iemand denkt bij samen aan de EO-landdag! Tja, die associatie moeten we als museum niet.  Ik denk onwillekeurig aan Beleef Landleven, het massaal bezocht evenement dat juist dit weekend in het museum plaatsvindt. Dat heeft ook een hoog samen gehalte, maar daar wordt minder bij gezongen natuurlijk. Hoe dan ook, dichter bij de geschiedenis dan ooit, dat moet het worden, lees ik. Het zit als richting op het snijvlak tussen avontuur en actieve kennis en is daarmee een extraverte richting die zichtbaar, voelbaar en hoorbaar zal zijn in de toekomst. Ik leg het Dagblad even op het tafeltje en probeer daar bij de caravan dit even stilletjes te herhalen. Het lukt me niet helemaal. Thuis nog maar eens oefenen, besluit ik.
Even doorlezen: op dit moment komen we nog vrij introvert, kneuterig,stil en puur over. Oef, ik als rondleider ook? Van schrik slaat mijn hart even over. Hoe zat het ook weer? Puur was randvoorwaardelijk, toch? Thuis nog maar eens herlezen. Onze focus – aha Bart van Marwijk is geweest – gaat van een gezamenlijke beleving (door geschiedenis samen te
maken en verhalen te vertellen) naar een individuele beleving van de bezoeker. What’s in it for me?

Het Dagblad blijkt geen campinglectuur. Ik steek het in mijn rugzak en besluit Marian vanavond eens vragen wat zij ervan vindt. Als extern stakeholder heeft ze vast ook haar mening. Maar helemaal zeker ben ik niet. Is zij ook stakeholder? Ik vraag collega’s in de winkel, aan de balie,  in het koffiehuis en op de parkeerplaats en wat blijkt: niemand kan mij klip en klaar uitleggen wie of wat stakeholder is! Wachten op de brandcupe dus waarin binnenkort de nieuwe postioneringsrichting nader toegelicht wordt. Heb ik iets gemist bij Van Gaal of is dit al van Hiddink? 

vrijdag 22 augustus 2014


Bijzondere rookworst

Leuke verspreking van de nieuwslezer: ‘Staatssecretaris Van Rijn wil samen met organisaties en instellingen de eenzaamheid in de samenleving vernieuwen  verwijderen’ Wat zou de man bedoelen? Beide voornemens lijken me overigens vrij onuitvoerbaar.  
Andere bijzondere formuleringen
* oud worden zonder het te zijn.. Volgens mij zit je dan in het verkeerde lichaam!
* bij begrafenissen is applaus aan een stille opmars bezig (Trouw 30/7/2014)  Applaus en stil, is dat geen contradictie?
* Heb je die uitzending gezien?
Nee, ik ben wezen lopen
Oh, en liep het een beetje?
* in een advertentie las ik over boeren scharrel rookworst.  Sinds  wanneer scharrelt een rookworst? Een scharrelende boer kan ik me nog voorstellen maar een boeren scharrel rookworst??? En als je dan toch zoiets wilt moet je het aan elkaar schrijven.  Maar boerenscharrelrookworst, alleen het woord al, dat krijg je toch niet doorgeslikt, toch?


donderdag 21 augustus 2014


Lietberta
De mare gaat dat ze terug is. Ik besluit haar even op te zoeken. Al van verre zie ik haar staan. Haar solex lijkt als nieuw. De voorband is nog maar ietsje afgesleten, nieuw dus. Lietberta heeft blijkbaar haar retraite gebruikt om ook eventjes bij de fietsenmaker langs te gaan. Goed gedaan, zuster! Typisch Lietberta om dat tijdens haar retraite eventjes efficiënt te regelen. Hoe ik dat weet, vraagt u? Wel, ik heb gelezen over de evacuatie van de mensen uit Siebengewald, een plaatsje bij de Maas in Noord Limburg. In de laatste oorlogswinter moesten ze het dorp het verlaten. Zuster Lietberta die toen aldaar in het klooster woonde, is met die mensen meegetrokken, het werd een barre tocht, zo las ik.
Via Duitsland door de Achterhoek tot in Drenthe en Groningen. De zusters schreven over een helletocht, vrouwen, mannen en kinderen op boerenkarren door sneeuw en regen, over duistere slechte paden, over het zoeken naar onderdak en een lang niet altijd vriendelijke behandeling, zeker niet door de bezetter. Lietberta had gedurende die hele evacuatie een leidende rol. Ze heeft het blijkbaar goed gedaan want nog lang na de oorlog is men in Siebengewald over haar blijven spreken. Wellicht op grond van die ervaring heeft het bestuur van de Congregatie van Zusters van O.L.V. (spreek uit: Onze Lieve Vrouw)  haar in 1949 aangesteld voor de wijkzorg in Wessem. Voor de wijkzorg moet je immers iemand hebben die van aanpakken weet en efficiënt kan optreden. Iemand ook van als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Zo iemand lijkt me onze zuster die nu in leren jas, tas op het zadel, naast haar solex als eye-catcher voor het kruisgebouw uit Wessem in het openluchtmuseum staat. 
Ik neem haar eens goed op. Ze oogt wat beter nu, alsof ze na de retraite in het moederhuis weer blij is aan de slag te mogen bij haar mensen. Ik zie dat ze onder haar leren jas geen habijt draagt. Gewoon een bruin truitje lijkt me – niet al te schoon, maar dit terzijde – en een witte schort.  Bepaald niet het beeld van een tot in de puntjes gesteven kloosterhabijt. Kijkend naar haar handen heb ik de indruk dat haar lichaamsverzorging eigenlijk een beetje te wensen over laat. Vergelijk dat nu eens met Herman, even verderop in de wachtkamer van het kruisgebouw. Die handen van Herman, toch gewoon een vitale man op klompen, hoe schoon gewassen! Die heeft duidelijk meer Sunlight zeep gebruikt dan Lietberta! Lietberta’s kracht ligt duidelijk in: aanpakken, blijmoedig, dat wel, klus klaren en naar het volgende adres. Klaar staan, altijd weer klaar staan voor de vele hulpbehoevenden in die kinderrijke gezinnen.
Ik weet niet tot hoe lang Lietberta wijkzuster is gebleven in Wessem.  Rond 1970 hebben lekenverpleegsters het van de zusters overgenomen. De eerste was Mia Joris. Mia zal het niet gemakkelijk hebben gehad: je zult maar moeten opboksen tegen de altijddurende beschikbaarheid van zo’n echte zuster!
En Lietberta, wat is er van haar geworden? Ik weet het niet, wel weet ik dat ze hoogbejaard in 1998 is overleden en nu weldoende rondgaat hoog in de hemel. Want zeg nou zelf: iemand als zij laat zich niet op een stoel binden, zelfs niet op een gouden stoel, toch?


vrijdag 8 augustus 2014


Waterstralen

Vol verwachting spoed ik me naar het entreeplein. Ik had tijdens mijn vakantie iets gehoord over een PlayFountain en begrepen dat het om een heuse speelfontein zou gaan. Ik zie een platform met een soort transformatiehuisje. Dat moet het zijn denk ik, maar water is er niet te bekennen.  Wel zie ik een viertal medewerkers in druk overleg bij het geopende huisje.
Doet hij het niet? vraag ik volkomen overbodig.
Nee, hij doet het even niet, er is een technische storing.
Er wordt me verteld dat er de eerste week best veel kinderziekten zijn geweest, maar plots verschijnen er dan enkele waterstralen. Hij doet het! Ogenblikkelijk komt een klein jongetje aangelopen. Zorg dat je niet helemaal nat wordt!, hoor ik vanaf het terras.
Na twee minuutjes valt de fontein weer stil. Hij heeft moeite met het opstarten zegt de ene technicus. En een ander: even zoeken waar het in zit, ik heb vanmorgen een stekkertje eruit getrokken, maar in principe zou ie het moeten doen. Ik denk aan het stekkertje dat ik afgelopen weekend bij de herinrichting van mijn werkkamer uit de telefoon heb getrokken.  Ik dacht dat die het zonder dat stekkertje ook zou moeten doen. Maar dit hou ik voor me uiteraard.
En dan net als ik denk maar eens verder te wandelen, doet onze PlayFountain het plots! Ik zie stralen in allerlei variaties, afwisselend sterk en zwak, hoog en laag, links, rechts en diagonaal. Ik kijk geboeid en zie dat het als een magneet werkt op het jonge volk.
Een uur later nader ik met de tram weer halte Grote Weide bij het entreeplein. Buiten de tram hoost het. De fonteinstralen zijn nauwelijks te onderscheiden van het hemelwater dat met bakken naar beneden komt. Ik taxeer de afstand naar het wachthuisje en besluit het te wagen. Met natte schouders en dito broekspijpen heb ik een fantastisch uitzicht over de weide.  Tinus en Omar staan te schuilen onder de boom. Als het ook nog gaat onweren komen ze onder de boom vandaan. Moeder natuur geleidt ze, denk ik. Even later begint het fors te hagelen. Hagelstenen van zeker een centimeter geselen de paardenruggen (en zwiepen het wachthuisje binnen). Arme beesten, dat moet pijn doen! Dan een prachtig tafereel: beide paarden bewegen zich stap voor stap achterwaarts tegen de hagel in terug naar de boom. Weer onder de boom aangekomen wordt Omar onrustig en zet een drafje in, weg van de boom. Bij de eerste wending op het nu gladde grasveld zwiepen haar vier benen onder haar uit en gelijk een schaatser die uit de bocht vliegt zwiept Omar op haar rug. Een golf van schrik is hoorbaar in ons wachthuisje. Omar krabbelt echter vlot weer overeind en blijft dan toch onder de boom staan. Wat een schouwspel dit natuurgebeuren!
Een volgend sprintje brengt me in de Jordaanse kroeg. Die blijkt veranderd in een snel stromend riviertje, de gastvrouw doet haar best maar het is dweilen met de kraan open! Na nog een sprintje en nog wat natter, zie ik even later dat het dak van ons entreegebouw op sommige plekken iets weg heeft van een vergiet.
Maar het kan altijd nog gekker: het ietwat lager gelegen Arnhems Watermuseum kreeg ook veel water, veel, héél veel meer zelfs dan haar lief is. Ze hebben er nu behalve de kennis, ook de ervaring in huis, zullen we maar zeggen…


zondag 27 juli 2014

Plukje voor het hondje, plukje voor de kip

Opa en oma zijn deze zomer 45 jaar getrouwd. Het leek ze leuk om met kinderen en kleinkinderen een dagje door het Openluchtmuseum te wandelen. Dat is een goed idee van u, zeg ik, we hebben hier een prachtig park en er is veel te zien. Ik hoop dat ze het verstaan hebben want het is in het entreegebouw een herrie van jewelste, het is nl. draaiorgeldag. Her en der in het park staan maar liefst 30 draaiorgels, her en der betekent vandaag dus overal, en ik kan u verzekeren dat ze alle 30 hun uiterste best doen! Eventjes vind ik draaiorgels een stuk minder leuk, maar dat zeg ik natuurlijk niet. Nee, ik zeg: het is prachtig weer vandaag en u begrijpt wel dat het museum speciaal voor uw feestje al die draaiorgels heeft uitgenodigd.  Ja, dat begrijpen ze wel!
Tijdens de kennismaking hoor ik dat een van de zeven kleinkinderen meer dan gemiddelde belangstelling heeft voor treinen. Hij verzamelt zelfs treinen en een ander spaart voetbalplaatjes. Vandaag komt dat allemaal goed in mijn kraam van pas. Op de plattegrond heb ik al gezien dat de orgels nauwelijks te omzeilen zijn, dus heb ik het plan opgevat om met de tram van het ene object naar het andere te hoppen. Kinderen vinden dat leuk en ouders volgen dan vanzelf, zo weet ik uit ervaring.
Ik haak in op treinen en op verzamelen. Weten jullie dat het museum ook spaart? We hebben duizenden en duizenden dingen gespaard, ik stel voor dat we in zo’n oude tram stappen en eerst maar eens naar de verzameling gaan kijken. Dat willen ze wel, in een holletje draven ze naar de tram. Ho ho, kalm aan,oma moet ook mee!
Bij Dingenliefde waar we onze bezoekers een indruk geven van onze depots, neuzen ze tien minuten rond en de vaders hangen met hun volle gewicht aan de staart een paard. Valt tegen, die paardenkracht van hedendaagse vaders.
We hoppen verder naar het schooltje. De pechvogel en het ezelsbordje krijgen veel aandacht. Ik haast me aan de volwassenen uit te leggen dat in de 19 eeuw toch verreweg het grootste deel van de bevolking kon lezen en schrijven. Daar kijken ze wel van op.  Even later sta ik op de keitjesvloer van een boerderij aanschouwelijk onderwijs te geven over een huishouding zonder stromend water. Ik demonstreer een zaterdagse wasbeurt waarbij alle kinderen – jongens en meisjes uiteraard gescheiden - op rij naast een teil staan om ingezeept te worden. Plots gaat achter mijn rug een deur open  en betreedt een bezoekster de keitjesvloer. Maar mevrouw, waar komt u vandaan? Oh, van voren, zegt ze volkomen overbodig, maar dit is kennelijk niet de bedoeling zal ik deze deur maar weer sluiten?
Ja, doet u maar.  
De Ja-knikker hiernaast staat wegens technisch mankement stil, ter compensatie is blijkbaar de voordeur van de boerderij opengezet.
Later hoppen we met tram naar de remise en naar de Kasteelboerderij. Dan lever ik de jeugd af bij het trekpontje. Met de volwassenen maak ik een ommetje door de wei naar de aanlegsteiger aan de andere kant, bij ons Zaanse dorp. Als de generaties herenigd zijn neem ik afscheid.

Bij boerderij Harreveld schuif ik even aan bij een gezelschap op een bankje: opa in een overjarig scootmobiel met pet in de ogen vanwege zon, ma op de bank en een dochter van een jaar of veertig, met een snoezig hondje in zo te zien een gloednieuwe van een regenhoes voorziene wandelwagen. Hieruit ontsnappen is niet mogelijk. Ze deelt in vlot tempo haar boterhammen (let wel: niet de korstjes!!) :  plukje voor het hondje in de regenhoes, plukje zwierig over de schouder voor een verdwaalde kip. Plukje voor het hondje, plukje voor de kip. Telkens herhaald in vlot tempo. Het beest, ook een kip is een dier, kan het haast niet bijhouden. Het vliegt zich rot naar elk plukje om er als de kippen bij te zijn. Als je dit scharrelen wilt noemen dan scharrelt het zich een ongeluk! Dit alles in een kakofonie van geluid van twee draaiorgels, een staat pal voor ons, een ander staat iets opzij van ons. Een bizar tafereel in een bizarre setting, maar het is waar: in het museum is altijd iets te beleven. 

zondag 13 juli 2014

Olde R.
Ik sta op de rommelige dwarsdeel van de Staphorster boerderij in het Ned. Openluchtmuseum. Hier tussen het woongedeelte en de potstal roffelden de dorsvlegels het graan, hier werden konijnen en soms ook een varken geslacht, kippen geplukt, boter gekarnd en wat al niet. Hoezo bacteriën, wat hygiëne? Er staat toch een pomp? Ik zie hier de gestage bedrijvigheid van het boerenleven voor me. Het ritme van dag, week en jaar, de nuchtere realiteitszin die alles doortrok:  ik zie, hoor, ruik en herinner het me.
Bij die potstal denk ik vaak spontaan aan onze vroegere buurman R. ‘Olde R’, zeiden wij altijd, in de streektaal van het gehucht waar ik geboren ben, zo’n twintig kilometer van Staphorst vandaan. In mijn herinnering bestaat hij alleen als een oude man. Hij zal ongeveer rond het jaar 1900 geboren zijn, denk ik. In mijn vroegste herinnering – dat moet ongeveer 1950 zijn geweest - loopt hij lawaai makend met een paar deksels, achter een zwerm bijen aan. Dat verschijnsel herhaalde zich jaarlijks. Olde R had een boerderij, in zijn bedrijfsvoering was hij bepaald niet innovatief, en dit is eufemistisch uitgedrukt. In de schuur was een vieze stal, met mijn kennis van nu: een potstal. Naast boer was hij ook veehandelaar en hij was getalenteerd stroper. Olde R was een man van weinig woorden. Zijn  woordenschat bestond voornamelijk uit veelzeggende woorden als ‘’hoi’, en ‘mmm’ dat ergens diep achter uit zijn keel kwam. Hij bewoog daarbij zijn lippen een beetje samengeperst naar voren en knikte dan een beetje met zijn hoofd. Als mijn vader vroeg ‘hoe gie het’ was zijn antwoord ‘mmm, t giet wel’. Maar vergis je niet: een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg, en elkaar goed verstaan, dat deden ze.
Olde R had ook een groentetuintje. Nadat mijn vader was gestorven bracht hij dikwijls spontaan een zakje aardbeien of wat verse groenten naar mijn moeder. Ook dat ging met weinig woorden: ‘Mmm, hei wat spul’ en vaak lag het gewoon voor deur.
Olde R was zo’n man die nooit ziek was, en als hij al eens ziek werd dan had hij zo zijn eigen middeltjes. Een dokter zal hij zelden bezocht hebben. Toen hij echt ziek was en het duidelijk was dat hij niet lang meer te leven had, heeft mijn broer hem nog een laatste keer bezocht om afscheid te nemen. Het verhaal gaat dat zich toen de volgende conversatie heeft afgespeeld:
Mijn broer: goedemiddag, hoe gaat het ermee?
Olde R : Mmm, zie zegt  da k noa’t ziekenhuus mudde. Ma da doe’k nie.
Mijn broer: Nee, dat doe je niet?
Olde R : Mmm, doodgoa kan’k zelf ook wel.
Later die middag is er op zijn boerderij een kalfje ter wereld gekomen. De volgende morgen wilde Olde R nog graag dat kalfje zien. Zijn zoon heeft toen voor het raam nog even het kalf in een kruiwagen aan zijn vader getoond. ‘Mmm, best kalf,’ was zijn instemmend commentaar. In de loop van de dag is hij in vrede overleden, want doodgoa kon hij inderdaad heel goed zelf.
Ik moet vaak aan hem denken. Niet alleen op de dwarsdeel van de Staphorster boerderij, ook als ik medisch-ethische discussies lees of de hype van Zwarte Piet weer wordt aangezwengeld.

Konijnen stropen, boter karnen, venster vrijen, knollen trekken: hmm, t giet ollemoal wel deur

vrijdag 4 juli 2014

Permanent probleem
Ik lees in de krant dat de vergrijzing geen permanent probleem meer is. Ik mag dus weer fier de straat op!!
Verlichte geesten hebben inmiddels een ander permanent probleem opgevoerd: Zwarte Piet...!! Ik weet niet of ik nu blij moet zijn....

zaterdag 21 juni 2014

Jeugdherinnering

Ik loop in het Openluchtmuseum langs het kapelletje uit Margraten.Vanuit de tram heb ik al gezien dat het kapelletje versierd is. Niet toevallig natuurlijk want het is Sacramentsdag. De dag waarop de katholieke kerk de gave van de eucharistie viert. Ten behoeve van laat ik maar zeggen hoog opgeleiden en andere anders geletterden: daarmee is het laatste avondmaal bedoeld, waarop dan weer de H.Mis teruggaat, tegenwoordig meestal aangeduid als eucharistieviering. (Dit alles als rondje achterstallig godsdienstonderwijs.)
Ik loop dus langs het kapelletje. In mijn herinnering denk ik terug aan het dorpje waar ik geboren ben, niet ver verwijderd van herberg De Hanekamp bij Zwolle. Kort na de oorlog is daar een kerkje gebouwd, sober, maar opgetrokken in prachtig metselwerk.  Er konden niet meer dan driehonderd mensen in. Op hoogtijdagen en zeker ook op Sacramentsdag was het kerkje vol. Er was dan nl. een processie met medewerking van de harmonie uit Liederholthuis, een wereldstad niet ver van Zwolle. Nee, wij liepen niet over straat, dat was in calvinistisch Nederland boven de rivieren verboden. Maar de boeren waren gul geweest: rondom het kerkje lag een kerktuin, in grootte vergelijkbaar met onze Grote Weide. Het pad door die tuin was zodanig kronkelend aangelegd dat je gemakkelijk een processie kon houden met 300 mensen. Voorop liepen drie misdienaars in witte superplie, de middelste droeg het kruis. Dan volgden de vrouwen, gevolgd door een stoet bruidjes. Ook mijn zussen waren allemaal in  wit gesteven jurkjes gestoken, ze droegen een kroontje in het haar en een bloemenmandje in de hand. Ze strooiden bloemen op het pad, pal achter hen liep onder een baldakijn gedragen door vier kerkmeesters, de pastoor. Hij droeg een prachtige koorkap waarover een velum, rijkelijk versierd met goudborduursel. Dat velum was een brede schouderdoek die over zijn armen en handen reikte. Daarmee droeg hij eerbiedig de monstrans met daarin achter glas  het Allerheiligste, zeg maar : God in de vorm van de gewijde hostie. Het mannenvolk sloot de rij. In ons geval pauzeerde de processie even bij een geel-wit versierd altaartje op het aanpalend kerkhof. Wegkapelletjes langs de openbare weg waren nu eenmaal verboden. Na een preek en een gezongen ave verum, (om de waarachtige aanwezigheid van God in de hostie nog eens extra in te wrijven, zeg ik met de kennis van nu) liepen we dezelfde weg weer ingetogen biddend en zingend terug. Tenminste dat was de bedoeling. Ik herinner me nog dat we na afloop thuis altijd precies wisten wie er geheel niet ingetogen hadden lopen praten of wie er wel erg vals had gezongen etc.
Die sacramentsprocessie was een gebeurtenis van de eerste orde. Het mooist van alles was het optreden van die harmonie uit Liederholthuis, een ensemble van 5 a 6 mensen met koperinstrumenten en een trom. Een oom van ons speelde in dit ensemble. Ik denk dat hij geen noot kon lezen maar hij kon wel ‘spelen’ volgens mijn vader. Als de processie terug was in de kerk werd het Allerheiligste teruggeplaatst in het tabernakel. Dan deden de mannen van de harmonie nog eenmaal hun uiterste best en schalde als een laatste ode uit de koperinstrumenten het tantum ergo sacramentum door het kerkje. Machtig mooi vonden we dat als kind!

Hieraan terugdenkend maak ik een foto van het versierde kapelletje en fiets naar huis. In de krant lees ik ’s avonds een stukje over een EO jongerendag in het Gelredroom. De muziek was VET geweest, lees ik. Reken maar dat dat tantum ergo ook VET was, alleen wist ik dat toen nog niet.

zondag 8 juni 2014

Lege buggy

Gisteren had ik een rondleiding met een groepje scholieren van een internationale school uit Frankfurt. Jongelui van 13 -14 jaar. De voertaal is Engels. Als we goed en wel op gang zijn komt een meisje naar me toe dat me vertelt dat twee vriendinnen graag naar het toilet willen, of dat zou kunnen, en waar dan? Tja, wie ben ik om een halt toe te roepen aan elementair menselijke behoeften? Bovendien heb ik zelf ook nog herinneringen aan leraren die ons dat vroeger bruutweg weigerden. Zat je daar 50 minuten lang ongemakkelijk  te wiebelen op je stoel. Een verloren les natuurlijk, maar dat besefte de leraar blijkbaar niet. Goed, ik vertel haar dat er een eindje terug toiletten zijn. Het meisje haast zich met die verlossende boodschap naar haar vriendinnen. Dan rept  zich een stoet van 12 leerlingen richting toiletten!!  Weer een kwartier, daar gaat mijn rondleiding!, denk ik. De bus was nl ook al veel later gearriveerd dan afgesproken.  Dan krijg ik een lucide inval, ik haast me in dezelfde richting en moedig ze aan: take that other one,  the boys..  - stomverbaasde en ietwat verschrikte gezichten – yes you can! do it!, maar nee, niets zal deze brave bakvissen ertoe kunnen bewegen het herentoilet te gebruiken, zoveel is mij wel duidelijk. Ik staak mijn poging. Tot mijn verbazing heeft tien minuten later het hele groepje de klus geklaard en staan we weer met z’n allen op het beginpunt. (Met een groep Nederlandse scholieren had dit zeker 20 minuten geduurd, maar dit terzijde).
In het oude schooltje van Lhee (Drenthe) voer ik mijn act op: allemaal op de bank rondom het vuurtje. Geen kachel, geen toilet, geen elektriciteit, geen schrift en al helemaal geen computers! Alleen een lei en een griffel. Als ze beginnen te giechelen roep ik: silent please, I am the teacher!, en ik verklaar dat ik nu een vogel naar de ergste kletskous gooi. Terugbrengen -  tik op de vingers met een houten stok – auw, dat doet pijn!  Zo deden ze dat in de tijd van jullie overgrootouders! Dat maakt indruk. En passant leg ik een Dutch saying van de pechvogel, ‘the unlucky bird’ uit.  (Het houten stokje stond bekend als de plak , maar ik waag me er niet aan om dat gezegde te gaan vertalen.) Als er weer een schaapachtig begint te doen hang ik hem een ezelschildje om en zet hem voor 45 minuten langs de muur. You’re a donkey!
Yes, we nowadays are lucky with our computers and so on, aren’t we?  We keuvelen nog wat verder over alleen ’s winters naar school, werken op het land, de onderwijzer betalen in natura etc.  Even later in een andere locatie allemaal brave kinderen, ze verwachten weer een act, maar nu hou ik me gedeisd, rondleiden is een serieuze zaak, toch?
Mijmerend over het verschil tussen zo’n groep buitenlandse kinderen en een Nederlandse groep, loop ik na afloop het museum uit, de Hoeferlaan op. Voor mij loopt een ouder echtpaar, opa schuift een buggy voor zich uit. Oma loopt stil naast hem. Dan zegt opa, terwijl hij gewoon doorloopt(!) op duidelijke toon: zeg, is het niet de bedoeling dat we die kleine ook meenemen? Oma kijkt verschrikt opzij en ziet dat opa een lege buggy voor zich uit schuift. Beiden kijken achterom en zien tot hun opluchting de kleine zitten spelen naast onze kassa! Oma blij, opa blij, en ook ik kan ook een glimlach niet onderdrukken.



vrijdag 16 mei 2014


Lopersuitje
Het is zaterdagochtend. Om 7.20 uur ben ik op het station Velp. Denk je na vijf dagen hard werken, zeg maar gerust buffelen, van een rustig weekend te genieten. Mooi niet, dus! Het bestuur van de stichting Bedriegertjeslopers, voor twee derde bestaande uit pensionado’s,  heeft een reisje naar Amsterdam bedacht. En ja, als je daar op een beetje christelijke tijd wilt arriveren dan moet je wel zorgen je troepen op tijd op het station Arnhem bijeen te hebben. Dus niks niet uitslapen vanmorgen, voor de zekerheid heb ik de Sprinter van 7.26 uit Velp gekozen, want met de NS weet je het maar nooit.  De Sprinter arriveert redelijk op tijd. Al vóór ik op de knop kan drukken om de deur te openen kijk in het grijzend gezicht van Erik. Ook een vroege vogel en al lang niet meer gezien. Hé Erik, jij hier? Wat leuk! Hoe is het met je middenvoetsbeentje? Het was toch het middenvoetsbeentje ?
Ja, mijn middenvoetsbeentje.
Heb je er nog steeds last van?
Ja, zegt hij met zijn beminnelijke glimlach, ik kan nog niet hardlopen.
Oh, dat is jammer, en fietsen?
Ja, dat gaat wel. Eerst vond ik daar nooit wat aan. Ik begreep maar niet wat daar leuk aan is om 60 km te fietsen, maar nu vind ik fietsen wel leuk.  En zo keuvelen we verder tot we station Arnhem bereiken.
De koffie smaakt goed op dit vroege uur. Gaandeweg meldt zich de hele groep, het weerzien met de zieken en gehandicapten is allerhartelijkst. Harrie, Corry, Els, de andere Harry, ze zijn er allemaal. Hoe gaat het met jou, Els, ben je al geopereerd?
Ja, zegt ze opgewekt als altijd.
Wat hebben ze eigenlijk gedaan, was het de meniscus waar je last van had?
Ja,  en dan - ik zie aan haar gezicht dat er iets belangrijks komt –: en de chirurg zei dat het kraakbeen (en nog iets dat ik vergeten ben) er nog bijzonder goed uitziet!!
Oh, dus je kunt nog jaren mee?
Zo is dat, zegt ze, haar zegeningen tellend. En zo keuvelend en bijpratend naderen we Amsterdam. Tijdens de oversteek met de fietspond vlucht ik naar binnen. De prullenbak op het achterdek staat in de fik en verspreidt een vieze stank, aan de overkant aangekomen giet iemand er een emmer water in. Zo voorkom je dus een scheepsramp.
Het bestuur trakteert ons op koffie met een goed stuk taart en magnifiek uitzicht over het IJ.  Leuk voor een reisje met de kleinkinderen, denk ik: trein – boot –taart en dan al die trappen hier. Maar voorlopig zijn de beide ukkies nog maar acht, resp. vier maanden oud, ik heb dus eerst nog heel wat rondjes Rozendaalse Veld te lopen!
Wachtend op de rondvaartboot begint het te regenen. Eenmaal binnen zien we alleen maar regendruppels op de ruiten, maar we zitten in elk geval droog. De kapitein geeft af en toe aanvulling op de juffrouw in de recorder: we passeren een heel smal huis en ik leer dat je vroeger belasting moest betalen voor de breedte van je huis. Wat ik ook leer: in de tram moet je elkaar altijd in de gaten houden anders moet je zoals Els, Jan,Harry d V.en een heel stel anderen maar hopen dat de groep zo vriendelijk is te wachten tot je de te ver gereisde afstand te voet terug hebt afgelegd. Zo vriendelijk zijn we natuurlijk wel, even later haasten we ons naar een heerlijke lunch in het Vondelpark. Ook daar heeft het bestuur voor gezorgd!
Het blijft regenen, wat gaan we nu doen? Een rondleiding dus. Zonder morren begeven we ons in twee groepen op pad.  Bedriegertjeslopers laten zich nu eenmaal niet weerhouden door een beetje regen.
Als vakbroeder volg ik met meer dan gewone belangstelling onze gids. Ik zie hoe hij staat te worstelen, zijn hoofd vol gedachten en weetjes die met elkaar strijden om naar buiten te mogen. De arme man heeft het er moeilijk mee. Tja, dat krijg als je tevoren geen duidelijk plan hebt gemaakt, denk ik.  Hij blijkt te weten dat we uit Arnhem komen, en hij laat niet na te uiten dat Arnhem maar een provinciestadje is.  Amsterdam is zijn stad en de rest is voor hem de provincie, zo is mij alras duidelijk. Als ik hem vertel dat er enkele panden uit de Jordaan in het Ned. Openluchtmuseum staan, kijkt hij me niet wetend aan. Hij zegt: het openluchtmuseum is toch een verzameling boerderijen? Daarna komt het niet echt goed meer tussen hem en mij, maar ik gedraag me uiteraard ls een gentleman. Hoewel, Wilma roept me toe: Gerard je loopt er bij als een sjappie. Ik kijk niet begrijpend om en omhoog: dan zie ik dat de wind inmiddels de helft van mijn paraplu vernield heeft. Het mag de pret niet storen. Mijn vakbroeder praat verder over Cuypers hier en Cuypers daar. Hij kickt op architecten, dat is duidelijk. We vertoeven langdurig in de Obrechtkerk, een parel, in geen enkele stijl onder te brengen. Tot mijn verbazing volgt er geen enkele uitleg of toelichting. Misschien gebouwd door een provinciaal? Maar hij heeft nog een verrassing in petto: omdat wij Bedriegertjeslopers zijn voert hij ons naar de fontein achter het rijksmuseum. Inderdaad, leuk en toepasselijk. Maar nu zijn het mijn medelopers die mij verbazen. Als ik mij , uiteraard, even begeef ik in de droge cirkel midden tussen de fonteintjes, heeft alleen Corry het lef dit ook te doen, de rest staat wat onzeker en aarzelend toe te kijken. Maar snel en behendig weten zowel Corry als schrijver dezes weer droog buiten de cirkel te stappen. Uiteraard! Een beetje Bedriegertjesloper kan dit toch!
Tijdens het diner worden twee bestuurders van de stichting gedecoreerd voor wel twintig jaar bestuursactiviteiten. Het personeel van Bar Brouw staat met open mond te luisteren: dat de vader van de baas zo’n maatschappelijke inzet vertoont, daar hadden ze niet het flauwste vermoeden van. De voorzitter verklapt in zijn dankwoord en passant dat Ingrid ook zo’n onderscheiding te wachten staat, maar pas over twintig jaar… Hoe kan hij dat nou weten, vraag ik me af, over twintig jaar? Hoe oud zou de voorzitter dan zijn?
Inmiddels speurt Wilma al weer de hemel af. Ja! daar gaat er een, een KLM. Even later: Ja, weer een! Een KLM. Ze blijft het volhouden, het hele diner. Nooit geweten, vliegtuigspotter pur sang!  
In de trein terug spreekt de conducteur ons, een groepje provincialen in de stiltecoupé streng toe. Of we maar stil willen blijven! We doen ons best, maar we zijn wel samen op schoolreisje, toch? Het gaat redelijk, tot Marinus het niet meer kan houden: het typisch geluid van een onderdrukte slappe lach vult de stiltecoupé.
Terug in de Sprinter vraag ik Erik: hoe gaat het nu met je middenvoetsbeentje?
Nou, ik voel hem wel, maar dat geeft niet, ik ben benieuwd hoe hij morgen reageert, zegt hij met zijn beminnelijke glimlach.
Dit gelezen hebbend zal hij vast wel een voortgangsbericht sturen.


woensdag 7 mei 2014

Het verschil tussen een boerderij en een molen

De tram staat stil. De machinist van dienst legt me uit dat er een nieuw beveiligingssysteem in gebruik is genomen, tenminste, op dit deel van het traject. Hij vindt het maar zozo, je wordt er lui van, vreest hij, terwijl je als machinist altijd scherp moet blijven. We hebben hierover een interessant gesprek ondanks het uitdrukkelijk gebod om niet met de machinist te spreken. Maar ja, als je toch stil staat.
Bij de vanmiddag te openen watersnoodwoning is het stervenskoud. Ooit was het een geschenk van de regering van Noorwegen, die schonk er ruim 300!  Nu valt nog niets te beleven. Enkele mensen van omroep MAX staan diep in hun jas gedoken, te wachten op wat komen gaat. Zo te zien geen ongewone ‘activiteit’ voor hen, ze staan er als ervaren wachters.
Ik loop door naar de Jaknikker, ook een nieuwe verworvenheid die nog geopend moet worden (voorzover je een Jaknikker kunt ‘openen’),  kruip onder het geblokte lint door en maak enkele foto’s. In Drenthe ben ik er wel langs gefietst maar pas nu merk ik hoe hoog zo’n ding is. Het paardenhoofd (hoewel, in het Engels is het een ezelshoofd) zweeft vele meters boven de grond. Dit ga ik nog eens opnieuw bekijken als hij daadwerkelijk aan het knikken gezet is.
Op mijn terugweg blijf ik even staan op de ophaalbrug en kijk naar de poldermolen. Vanmorgen ben ik er met enkele collega’s bovenin geklommen. Bijzonder hoor, steile ladders  op, een luik door en dan met een vijftal collega’s (meer ruimte is er niet) op de bovenste zolder onder de kap. Dit een bovenkruier, dus als je hem op de wind wilt zetten kruit alleen de kap. Heel anders als de zaagmolen even verder op , daar draait het hele molenlichaam mee op houten rollen,  dus alles loopt op rolletjes!  (En de radmaker heeft me laatst verteld dat die rollen allemaal zijn gemaakt in onze eigen radmakerij!) Je ziet ze overduidelijk liggen net onder het molenplatform. De molen mag niet al te lang stilstaan want dan worden de rollen ingedeukt (vierkante wielen, het bekende NS-probleem!)
Vanmorgen stonden we dus bovenin de poldermolen. We kregen aanschouwelijk onderwijs. Collega Bart liet ons zien dat de kap, als de molen op de wind wordt gezet,  in een ringvormige sponning met een viertal  voeghouten loopt. Ik ben onder de indruk van die ambachtsmensen van vroeger. Knapper, veel  knapper dan ik ooit van mijn levensdagen zal worden! En dan het geklauter van die mannen die werkten in zo’n bouwwerk . Die moeten een conditie gehad hebben! Beter, veel beter dan wij rondleiders van al onze levensdagen ooit zullen hebben. (Die enkele sportieve uitzondering in ons gilde natuurlijk buiten beschouwing gelaten.)
Collega Bart heeft ons nog wat geleerd. Binnen in de molen liet hij zien hoe het sterk schuin naar beneden liggende riet aan de daklatten is vastgenaaid. Heel anders dan het riet op de nabijgelegen Staphorster boerderij.  Kijk maar, zei hij terwijl hij door het kleine raampje wees, je ziet hoe dat er bovenop ligt en met een draad of houten tenen (van wilgen) wordt bijeengehouden. ‘Dat is nu het verschil tussen dekken en naaien. Een boerderij wordt gedekt en een molen wordt genaaid’! Toen liet hij, geroutineerd als hij is, even een pauze vallen. Ik verwachtte onmiddellijk een aantal verdiepende vragen. Maar niets van dat al, louter gelach.
Wat ik nu maar zeggen wil: denk vooral niet dat wij rondleiders allemaal verdieping zoekende Jan-Willems zijn, integendeel, ook onder ons zijn er vele louter amusement zoekende Miranda’s !



dinsdag 22 april 2014


De Pelgrim
Ha, u bent er! Welkom! Kom binnen!
Een week eerder had ze gebeld. Ik was bijna vergeten dat we op een lijst pelgrims voor pelgrims staan. Slechts eenmaal eerder heeft zich iemand gemeld om te overnachten. De meeste wandelaars of fietsers die vanuit Noord Nederland naar het verre Santiago trekken vlgen eerst het Pieterpad, 60 km oostelijker van ons. Zij niet dus. Om kwart voor vier staat ze voor de deur. Op haar rugzak zie ik een grote schelp en het vignet van het Nederlands Genootschap van St. Jacob.

Zal ik mijn schoenen maar buiten laten staan?
Hulpvaardig neem ik haar rugzak, even later staan we wat aarzelend  tegenover elkaar in de keuken. Wat is dit voor iemand en waar kom ik vandaag terecht, taxeren elkaar. Maar, zoals gebruikelijk bij Santiago-gangers, het ijs is snel gesmolten. Hoe ging het vandaag? Welke route heb je gelopen, waar heb je vannacht geslapen, wanneer ben je vertrokken en dat soort vraag-en-antwoord spel.  Binnen tien minuten liggen de routeboekjes al op tafel en zijn de aarzelende beginner en de ervaringsdeskundige in geanimeerd gesprek.
Ja, een beetje jammer, die Duitstalige route, maar de Nederlandse uitgave hadden ze niet. Even kijken, ach, die heb ik hier, nou dan ruilen we toch want ik gebruik dat boek toch niet. En zo is vóór het eerste kopje thee de eerste transactie al gesloten!
Ze vertelt dat het best wel een beetje moeilijk is, zo alleen op pad. Gisterenavond in het bed en breakfast kamertje was het koud geweest, ze had niet zo goed geslapen, en vandaag alleen door die bossen, kortom: het is eigenlijk best wel een beetje alleen. 
O ja, zeg ik, als ervaringsdeskundige, ik kan het me helemaal voorstellen, de gevoelens van de eerste dagen .  Dat heeft iedereen, dat had ik ook,het komt vanzelf wel. Welke route ga je volgen?
Ze toont me een helemaal, van dag tot dag voor 90 dagen uitgeschreven loopschema met bijbehorende afstanden!
Dat is mooi uitgekiend zeg ik, en steeds zo rond de 20 - 25 km.  En dan probeer ik wat te relativeren.  Heel goed dat je dat zo gedaan hebt, dat doet iedereen, maar bij iedereen loopt het toch een beetje anders, dat zal bij jou ook wel zo gaan. Probeer het maar niet allemaal vast te leggen,laat het maar op je af komen.
Ze vertelt dat het de bedoeling was geweest samen met haar man te lopen maar hij is ziek geworden en kan nu niet lopen. Maar je moet wel gaan!, had hij gezegd. Toch voelt het niet lekker, hij ziek, zij van huis weg nu. Ze hebben veel gelopen samen. Hij altijd met het routeboekje, hij wist altijd precies waar ze zaten, ik volgde hem altijd gewoon, en nu moet ik het allemaal zelf kunnen. Het valt me eerlijk gezegd niet mee hoor. Gisterenavond had ze hem gebeld en ook vanmiddag nog. En later die avond nog een keer en zal ze vertellen dat ze zich helemaal thuis voelt nu ze er zo over kan praten.
We praten over de camino, over gevleugelde woorden loslaten, openstaan voor wat op je af komt, het maar te nemen zoals het komt, en: alles wat je thuis laat is meegenomen. De camino is één grote oefening in deze deugden, zo weet ieder die naar Santiago trok uit eigen ondervinding.
Ze begrijpt het wel, maar , zegt ze: nu ben ik nog helemaal niet los, ik ben steeds met thuis en met mezelf bezig. Het zal wel komen misschien en ik kan natuurlijk ook stoppen als ik in Vezelay kom bijvoorbeeld. Ik zie haar hardop denken, wikken en wegen. En vooral: worstelen, deze eerste dagen van wat bedoeld is als een tocht van drie maanden over 2600 kilometer.  Ik herken het maar al te goed, ik vroeg me de eerste dagen ook af waar ik aan begonnen was. Maar gaandeweg zak je in het nu. Ik hoor Marian zeggen: Gerard zei altijd vandaag hoef ik alleen maar tot Culemborg (eerste dag). Inderdaad, dat is een van mijn grote ontdekkingen geweest.
We kijken wat naar the passion op TV en praten onderwijl over de camino. Overmorgen zal een vriendin uit Limburg haar tegemoet komen en zullen ze enkele dagen samen lopen. Later komen er anderen een stukje meelopen, en in België misschien haar man. Ik ken de verhalen over meelopend thuisfront, dat vaak geen idee heeft van de wereld van de Santiago-pelgrim en voor wie het aangewende ritme helemaal vreemd is. Maar dat vertel ik niet.  Ze kijkt er nu naar uit, het helpt in de eerste moeilijke fase.
Tevreden zoekt ze haar kamer en de volgende ochtend blijkt ze een prima nacht te hebben gehad. Ze heeft manlief al gebeld en besluit de eerste kilometers tot de markt in Arnhem mee te liften bij Marian in de auto. Manlief had gezegd: nu al in de auto, doe je dat echt? Maar wat kan mij dat schelen, zegt ze, dat scheelt toch mooi een stukje? Tuurlijk, zeg ik, iedereen gaat zijn eigen camino. Er zijn zoveel camino’s als er mensen zijn op de camino.

Toch benieuwd of er in augustus een kaart uit Santiago komt!

vrijdag 18 april 2014

Geen Nederlands en geen Engels

Weet u dat een onderzoeksbureau heeft uitgedokterd dat er wel acht mentality communities te onderscheiden zijn?  Het is echt waar, en twee ervan zijn van groot belang voor het openluchtmuseum, te weten: de hoogopgeleide, scherpzinnige verdiepingzoekers en de impulsieve amuseerders. Omdat deze omschrijvingen niet lekker bekken  heeft het museum ze gepersonaliseerd als resp Jan-Willem en Miranda. Mijn lezers zijn uiteraard allemaal Jan-Willems, maar dit terzijde.
Jan-Willem bezoekt alvorens naar het museum te komen eerst de website en verkent de achtergronden, zodat hij vrouw en kroost net iets extra’s kan bieden en Miranda is in de leesportefeuille bij de kapper steeds op zoek naar events, zo hoorde ik tijdens een voorlichtingsbijeenkomst. Jan-Willem staat voor de waarom-persona’s en Miranda voor de must sees.
Toen ik dit thuis aan Marian vertelde, zei ze: ‘het is geen Nederlands en het is geen Engels, maar het bekt wel lekker’. En zo is dat. Ik ga weer lekker bekken dit seizoen want – zo is ons gezegd - het is belangrijk om levend te presenteren. Dat geldt als een van de ijkpunten in mijn functiehuis rondleidingen. Functiehuis? Ja zeker, functiehuis, denk maar niet dat alleen de ambachtsmensen in het museum hun meesterstuk moeten kunnen, nee dat moeten ook wij, rondleiders.
Ons werd tijdens de voorlichtingsbijeenkomst op enthousiaste wijze wel een half uur lang een visioen geschilderd van de nabije toekomst, want er gaat veel veranderen. Het eindigde heel verrassend met :  als je het gezien hebt dan is het heel spectaculair, kortom: veel geluk,plezier en succes! Nou, aan mij zal het niet liggen, het  applaus klatert nog in mijn oren.
Ik hoorde ook over interessante nieuwe projecten van de afdeling educatie, ik popel om kennis te maken met de vrijwilligers van Stichting Welkom in Andersland, en om een andere taal te leren bij de Chinees. Dat moet wel een héél  andere taal zijn, ongetwijfeld hét museummeesterstuk van functiehuis educatie! Ik begreep dat er ook iets is waar veel handsome dingen in zitten en dat de kinderen van Miranda en Jan-Willem gaan bouwen met vrije inloop. Nou, dat zal Jan Willem toch zeker even gaan goochelen!  
En alsof dat allemaal nog niet dynamisch genoeg is staat ons ook nog de Canon van de Nederlandse Geschiedenis te wachten, voortaan kortweg: ‘De Canon’.  Denk hierbij vooral niet  aan de canon van de heilige schrift want voordat je het weet heb je dan ook nog allerlei apocriefe canonvensters en dat willen we natuurlijk niet. Niet voor niets wordt er gewerkt met  een projectleider en een art-director . Het team is al een eind op weg met een vlekkenplan en storelines, een conceptmaker en iets dat klinkt als moodbord. Ik moet bekennen dat ik het even niet begreep, maar het troostte me dat mijn buurvrouw Anneke het ook niet precies begreep. Wel begrepen we dat geprobeerd wordt de beste prijs naar binnen te krijgen. Kijk, daar is geen woord Chinees aan, toch?  
Er wordt hard gewerkt om de canon zowel leuk (Miranda) als interessant (Jan-Willem) te maken. We gaan ze laten zien wat gewone mensen die zaten te prutsen met hun kinderen en met koeien meekregen van de Grote Geschiedenis. Nou, denk ik: als dat geen must see is!
Alle bezoekers krijgen een polsbandje, en terwijl ze zich door de canonvensters bewegen functioneert dat bandje als hun geheugen. Het is zoiets als de klantenkaart van Albert Heijn, het onthoudt al hun likes en geeft ze tips op maat.  Miranda denkt dat ze kiest, maar in werkelijkheid wordt ze ….(Nee, fluistert buurvrouw Anneke , nu concludeer je te snel.).
En gaat HollandRama , onze unieke theaterweergave van onze geschiedenis, dan verdwijnen, wilde iemand weten. Ja, dat gaat verdwijnen. Maar we krijgen wel heel veel terug, met veel hightech en snelle loops. Boven ons komt een spannend ding, een machine die steeds de geschiedenis laat tikken, we gaan van boven Nederland zien met polders en water, en het Nederland van vroeger ontmoeten we in één grote interactieve wand , ja zelfs  een heel groot aquarium… Weer kijk ik naar buurvrouw Anneke: dat is voor tijdelijke tentoonstellingen fluistert ze. Maar er komt ook een speltafel met  spelletjes van allerlei soort die ook sterretjes op de website opleveren. En met het polsbandje kunnen we films triggeren. Ik begrijp dat we connectie gaan maken met een soort cloud , een platform als nu.nl zodat het gezin van Jan-Willem, maar natuurlijk ook buurvrouw Anneke en ik als verdieping zoekende rondleiders, kunnen binnenhalen wat er overal is.
Over twee jaar moet het klaar zijn en dan moet echt iéderéén weten dat hier de canon is al moet het door een stuk van het gebouw uit te zagen!

Aan mij, en aan mijn buurvrouw van zojuist zal het niet liggen. Laaiend van enthousiasme gaan we beginnen, want .. 2016 is eerder dan je denkt! 

donderdag 3 april 2014


De directie loopt niet, Suzanne wel
Hardlopend Nederland spoedt zich in groten getale naar het museum voor het Rondje Nederland. Het is dit jaar nadrukkelijker dan ooit gepromoot als een mooie loop, eentje die je niet mag missen. Dat gaat dus ook niet gebeuren.
Al ruim een uur vóór het startsein sta ik onder een boom naast mijn fiets te schuilen,  en even  later als er geen boom in de buurt is word ik getrakteerd op de eerste echte hagelbui van deze winter. Toegegeven, sinds drie dagen is het lente, maar deze maartse bui trekt zich daar niets van aan. Mijn hardloopschoenen zijn al doorweekt als ik mijn fiets in de fietsenberging zet. Ik ben niet bepaald amused, maar dat verandert  als ik in het hoofdgebouw Suzanne ontwaar. Suzanne is - als een van de weinige museummedewerkers, maar dit terzijde - een onmiskenbaar looptalent, zo heb ik eerder al eens kunnen constateren.
Ha Suzanne! Jij doet ook weer mee? Wat ga je lopen vandaag?
Vandaag de tien.
Mooi, dat kun je makkelijk, maar het is een pittig parcours hoor, zeg ik, terwijl we afdalen naar beneden, het museum ligt nl. in de meest letterlijke zin op De Waterberg , in heel Nederland bekend vanwege het naastgelegen knooppunt van de A12 . Ik attendeer haar op op twee lange gemene stukken in het parcours. Het zal geen makkie worden.
In  het entreegebouw (dat ligt dus beneden) is het een drukte van belang. Zelden heb ik er zoveel mensen opeen gepropt gezien. Vandaag fungeert het als inschrijfbureau, omkleedruimte, koffiehuis én schuilplaats tegen de regen.Vele honderden mensen staan er opgehokt en proberen zich door elkaar heen te wringen. Voor de medewerkers van de Entree een mooi begin van het nieuwe seizoen dat morgen van start zal gaan.
Tijdens het warmlopen zie ik  de directievoorzitter met een bekertje koffie ter hoogte van de rosoliemolen uit Zieuwent. Ik stel een retorische vraag: He, loopt de directie vandaag niet mee? Even kijkt hij ietwat verbouwereerd en antwoordt dan: Nee, de directie loopt niet. Wat mij betreft eentje om te onthouden, een formulering die zich bij feesten, jubilea en reünies dankbaar laat hanteren. Spelend met die formulering begeef ik me naar de start. 
Suzanne laat zich niet ontdekken in de meute. Ze moet er ergens staan, maar ik zie haar niet, evenmin als enkele anderen want er moeten nog een paar collega’s meelopen, heb ik gehoord.
Koud 300 meter na de start, nog tijdens het stuk vals plat tussen de witte boerderij en de achteruitgang begint het te regenen. Tijdens de afdaling richting A12 als we langzaam weer controle over de adem krijgen, staat er iemand te plassen tegen een boom. 70 Euro roept iemand. De plasser plast onverstoorbaar verder, gefocust noemde Bert van Marwijk dit.
Op de zandpaden in het bos is het oppassen geblazen. Ik moet focussen op de vele boomwortels, stukken modder en plassen. De meute is doodstil, individueel overleven is het nu het motto. Waar zou Suzanne zich bevinden? Geen idee. Ik heb koude handen en natte voeten. Gelukkig staat er een drankpost bij de radmakerij uit Winterswijk. Dankbaar enkele flinke teugen en dan verder. Opnieuw dat lange zware stuk omhoog langs kwekerij en Budel (Brabant). Het begint te hagelen, op enkele stukken in het bos kleurt het aan beide zijden van het parcours wit. Met koude vingers probeer ik al glibberend en hollend mijn bewasemde brillenglazen schoon te vegen, een operatie die ik meermalen moet herhalen. De dijk bij Varik (Betuwe) ben ik me de tweede keer niet echt bewust. Wel het vals plat een eindje verder. Bij Beerta (Groningen) realiseer ik me dat ik inmiddels Midlum (Friesland) ongezien gepasseerd ben. Is dit ook focus of uitval door vermoeidheid, of flow?  Hoe dan ook, ik vervolg mijn tocht terwijl mijn brillenglazen weer beslaan. Het lukt me nauwelijks op de bocht bij de Molukse Barak links de schaapskooi uit Ede in het vizier te krijgen. Het is winter in het openluchtmuseum, dampend en zwoegend nader ik de finish. In de bocht bij Harreveld , terwijl ik mijn best doe om kwiek en sterk-ogend te finishen, moedigt een onverlaat me aan: hup opa ..!

Van je collega’s moet je het hebben! 

dinsdag 18 maart 2014


Het Varken

Ik ga even kijken bij het restauratiewerk in de Staphorster boerderij. Het zal ergens in augustus-september zijn geweest. De restaurateurs zijn in serene rust uiterst geconcentreerd bezig met de verf in de tredmolen. Ik vraag of het bijzonder is. Nee, zegt een van hen, goedkope verf, gewoon huisvlijt. Er is gewoon wat beenderenlijm gebruikt.
En dat gebruikt u nu ook, vraag ik. Ja, zegt hij, en toont me zijn jampotje met lijm, gewoon konijnenlijm.
Een konijn vermalen tot lijm…
 Ik denk dat ik even verbaasd heb gekeken als Monique en Arthur – ik schreef al eerder over ze – toen ik ze vertelde dat vogeltjes werden gevangen om te worden opgegeten.
En de zwaarlijvig, rijkelijk getatoeëerde man die ik eerder deze zomer aantrof bij het varken in Kadoelen. Toen ik vertelde dat het dier wellicht in oktober zou worden geslacht, toonde hij zich één bonk verontwaardiging. Hoe wij dat in ons hoofd haalden, of we ons niet schaamden, vroeg hij me, terwijl zijn dochter aandachtig luisterde. Zo’n dier opeten… Nog zie ik hem staan, wijdbeens, zijn ene arm stevig in zijn zij gepoot, de andere met tatoe en al zwaaiend in de lucht. Ik probeerde het gesprek te verleggen naar de vleeswarenafdeling in de supermarkt, maar nee, dat was heel wat anders.
Zo erg was het niet met mij gesteld in Staphorst, maar het raakte me toch even. Ik had er nooit bij stilgestaan: lijm van dieren… 
Thuis gekomen heb ik nog even gegoogeld op beenderenlijm. En jawel hoor: gebruikt bij de bouw en reparatie van muziekinstrumenten als viool, piano en kerkorgel. En bij restauratie van antieke meubels. Daarnaast ook wel gebruikt als inferieure gom bij postzegels. Onwillekeurig moet ik eraan terug denken dat mijn postzegels zo dikwijls los zwierven door mijn album… Had ik dat toen geweten, had ik waarschijnlijk nooit postzegels gespaard!
Bij lezing van het intern communicatieblad van eind januari  moest ik terugdenken aan de ontmoeting met die boze man. Ik las dat twee varkens van 200 kilo helemaal tot worst waren gedraaid én opgegeten. De conclusie luidde: we kunnen wel 10 varkens van 200 kilo tot worst maken want ze vlogen de kantine uit!
Leuk om te lezen dat de vroegere bewoners van onze boerderijen en het huidig museumpersoneel niet zoveel van elkaar verschillen!  Misschien is het iets voor een tekstbordje bij het varkenskot, het leidt ongetwijfeld tot boeiende gesprekken!