dinsdag 25 december 2012

 
                                         Kerstnacht  in Harreveld
 
Het schemert al als ik in het museum de Gelderse buurt inloop en blijf staan bij het pittoreske boerderijtje uit Harreveld. Bezoekers hebben vaak veel aandacht voor de gebouwen en voor de inrichting ervan. Mij boeit dat niet zo, ik geef mij graag over aan beschouwingen over hoe mensen in deze gebouwen hebben geleefd. Zo ook nu. Ik stel me erve Te Stroete, zo heette de boerderij in Harreveld,  voor in een kerstnacht, laten we zeggen de kerstnacht van 1906. In die tijd woonde daar Johannes Reinders met zijn vrouw Janna. Volgens plaatselijk gebruik werden ze Strootjan en Strootjanna genoemd, naar de naam van de boerderij. Ze hadden één zoon, ook Johannes genoemd.

Strootjanna, zo stel ik me voor, slaapt onrustig in de bedstee, wat wil je in zo’n bijzondere nacht, de nachtmis begint om vier uur, stel je voor dat ze te laat zouden komen! Dat zou een schande zijn! Ze heeft een olielampje laten branden bij de klok zodat ze kan zien hoe laat het is. Om 3 uur  port ze Strootjan wakker: Opstaan Strootjan, het is tijd! Bij het licht van de olielamp kleedt ze zich om. Haar kleren had ze gisteren al uit de kist gehaald en klaargelegd op een stoel evenals haar mooie, netjes gesteven muts. Ook Strootjan , zo stel ik me voor, knoopt zich in zijn beste pak. En reken maar dat Janna dat gisteren nog heeft nagekeken, want in deze hoogheilige nacht moet je goed voor de dag komen! Ze hoeft geen vuur te maken om water te koken want ze moeten nuchter blijven voor de heilige communie. Dat scheelt al weer een beetje (elk nadeel heb z’n voordeel zou Cruijff  negentig jaar later zeggen). Nee, ze mogen niets eten of drinken, gelukkig sneeuwt het niet, het lijkt een slappe winter te worden, dus ze lopen straks niet het gevaar per ongeluk iets door te slikken! Dan zouden ze niet ter communie mogen… Trouwens, ze zou het vuur toch niet kunnen laten branden want stel je voor dat de kat…
 
Als ze is aangekleed en haar keurig gesteven Achterhoekse muts heeft opgedaan, licht ze de kleine Jan van bed. Het joch krijgt een  pofbroek , trui en jas over zijn ondergoed en dan gaan ze de duisternis in. Kleine Jan, is de afgelopen dagen al voorbereid op dit bijzondere gebeuren: midden in de nacht naar de kerk! Hij zeurt dus niet om zijn bordje pap, vol verwachting loopt hij tussen pa en moe de duisternis in. Goed opletten, zegt Janna, dat je niet in de modder trapt. Ze heeft gisteren de klompen van alle drie, door pa zelf vervaardigd,  extra mooi schoon geschuurd. Pa en moe houden hem stevig bij de hand.  
Het is stikdonker, voor zich horen ze stemmen van de Reurings en die van Klein Goldewijk lopen een eindje achter hen. Ze lopen stil, pa en moe praten zachtjes, soms hoort Jan de steentjes knersen onder de klompen. Best spannend zo in het duister. Jan ziet haast geen sterren.
In het dorp lopen meer mensen op straat. Bakker Wissink heeft een olielamp buiten gezet. De deuren van de grote kerk staan open. Al op afstand ziet kleine Jan de kaarsen branden, heel veel kaarsen. Veel mensen zijn al aanwezig. Tussen pa en moe in betreedt Jan de zee van licht. Aan beide zijden van het altaar staan  grote stellages met brandende kaarsen. Dat is mooi ! Het koor zingt al kerstliederen, de herdertjes lagen bij nachte, en : hoe leidt dit kindeke . Het is heerlijk warm tussen al die mensen.
Dan komen de priesters binnen, drie paters franciscanen uit het klooster. Een plechtige mis met drie Heren !! Janna had het al gezegd. Het koor zet in: Puer natus est nobis, filius datus est  Voor de Harrevelders geen ratio maar beleving. Ze hebben geen vertaling nodig. Zelfs kleine Jan weet: God is geboren!! Het gloria duurt een beetje lang maar dan leest een van de paters het verhaal voor van Jezus in de stal en de herders op het veld. Jan luistert aandachtig, dat verheel kent hij! Een andere pater houdt daarna een plechtige preek. Af en toe geeft   Janna een por aan Strootjan, die indommelt. Ook Jantje knikkebolt een beetje in de warmte tussen al de grote mensen. 

Na de mis, zo rond  6 uur, wenst iedereen elkaar achter de kerk Zalig Kerstfeest. Kleine Jan doet ijverig mee. Pa en moe blijven even op het plein staan praten met buren.  Dan lopen de families het dorp uit, weer hand in hand over het donkere landweggetje, tot ze bij de boerderij zijn.  Pa steekt een olielamp aan in de donkere ruimte en moe doet snel een werkschort voor en maakt vuur. Jan krijgt een stuk krentenmik zoals moe had beloofd, want het is kerstmis. Dan legt ze hem weer in de warme bedstee, spoedig is hij in diepe slaap. Strootjan en Janna zitten nog even bij het vuur en eten een stuk krentenmik bij de pap , want het is kerstmis. Dan verruilen ze hun beste kleren voor het werkgoed, Strootjan gaat naar de koe en Janna vult de grote pot voor de soppe.  Want kerstmis of niet, op Te Stroete is altijd werk te doen.

 

 

vrijdag 7 december 2012



Een Brabantse verpleegster

De familie komt uit West Brabant. Ze hadden lang getwijfeld tussen een dagje Floriade of een bezoek aan het Openluchtmuseum. De Floriade kun je maar eens in de paar jaar bezoeken, maar ook voor deze familie gaat er blijkbaar niets boven het openluchtmuseum. Ik sta daar niet van te kijken, het is immers het meest bezochte museum buiten de randstad, er is altijd wat te beleven en het  weet mensen altijd te raken.
Oma (83 jaar) wil naar het Kruisgebouw en naar een grote boerderij uit Etten-Leur, zo is me gezegd, want daar is ze opgegroeid en ze heeft lang gewerkt in de verpleging. Dus leid ik het gezelschap naar de tram richting Brabant en loop daar met ze naar ons Groene Kruisgebouw.
Als ze voor het gebouw een oude solex ziet, vliegt ze eropaf, grijpt het stuur en vertelt haar verbaasde familie ‘met zo’n ding ben ik  nog eens uit de bocht gevlogen!’  Eenmaal binnen komen er allerlei herinneringen boven, ik beluister brokjes levensgeschiedenis:  een  groot gezin, na school 7 jaar thuis geholpen op de boerderij en uiteindelijk  de verpleging in, blij dat ze weg kon onder moeders vleugels vandaan. Dit laatste had ik eerder gehoord tijdens een inleiding voor de rondleiders over de geschiedenis van de gezondheidszorg. (Rondleiders moeten nl. van velerlei thuis zijn.) Als jonge vrouw had je niet veel mogelijkheden om ‘verder’ te komen en de sociale druk van het dorp achter je te laten. Leerling verpleegsters moesten wel intern bij de nonnen in het ziekenhuis, maar ze woonden toch in de stad! Na hun basisopleiding behaalden sommigen nog een aantekening voor ‘de wijk’. Als wijkzuster was je zeker voor de tweede wereldoorlog iemand met aanzien, ze hoorde in het rijtje pastoor, dokter, notaris! Je had goede kans een dokter aan de haak te slaan, maar er waren er ook die zich ontpopten als een geduchte konkurent van meneer de dokter! 

Onze oma vroeg om vrije zondagen, ze werd de eerste lekenverpleegster in het ziekenhuis in Roosendaal die vrije zondagen kreeg. Ze werkte 52 uur betaald ‘en de rest was voor Gods lof! Later kwam de 48 uur, dankzij de bond. Ma vond dat maar niks!’

Ze werd verliefd op een patiënt, dat was een tegenvaller voor de nonnen, ‘maar ja, één paar schoenen voor het bed leek me ook niet alles’. Ze ging trouwen maar ze bleef wel werken, ‘sommigen vonden dat maar niks’.
 ‘Dus u was een soort pionierster’ vraag ik.
 ‘ Wat zegt u? Nou, eigenlijk wel ja’
Bij de uitleenartikelen vertelt ze hoe je de verschillende soorten ondersteken op hun plaats schoof.  Dat is nog een hele kunst, zo leer ik.

De climax komt wat mij betreft even later in het tweede Tilburgse huisje. Met zachte stem, om het niet te laten horen aan alle omstanders, bekent ze me dat ze eens bij een lijk in de bedstee is gekropen. Natuurlijk luistert de hele groep extra scherp want ze heeft dan allang een sfeer gecreëerd van ‘ons mam op de praatstoel’ (alles is nu dus onderdeel van het familiearchief, maar dit terzijde). ‘Die man, die lag niet handig. Ik ben erbij in gekropen, en ben me toch sjorren geweest voor ik hem omgekeerd had liggen! Dat viel niet mee hoor!  Oh, ik heb van alles meegemaakt joh…

Even verder, als we de beugelbaan naderen wijst ze vooruit. ‘Da’s Etten-Leur’, zegt ze zonder enige aarzeling.
‘Hoe ziet u dat?’
 Da-zie-de gewoon !’
 
Rondleiden is boeiend, soms heel boeiend.