dinsdag 30 oktober 2012




Volgroeid 

Ik loop met een groep langs het TBC huisje in het museum. ‘Weet u wat dat is?’ vraag ik gewoontegetrouw. Ja hoor, dat weten ze nog wel. ‘Daar heb ik ook in gelegen’, zegt een forse, wat oudere man.  Bingo!, denk ik, en ik vraag belangstellend hoe lang hij erin gelegen heeft. ‘Een jaar lang. Je kon hem op de zon draaien.’
‘Ja dat was juist de bedoeling’ zeg ik, ‘kijk maar hij staat op een ronde rails.’
‘Ja maar dat was helemaal verkeerd!’zegt de man met nadruk.
‘O ja? ’
‘Ja want de ultraviolette straling wakkert de tuberculosebacil juist aan, maar dat wisten ze toen nog niet!  We praten wat door over TBC,  generaties lang een van de voornaamste doodsoorzaken. Iedereen herinnert zich nog het ‘doorlichten’ voor zo’n kast met röntgenstralen, hoe je daar voor moest staan, kin omhoog, borst vooruit en de ellebogen breed opzij.  Ook de TB krasjes komen ter sprake ‘Als je ging solliciteren moest je nog heel lang zo’n krasje halen.’  De hele groep knikt. Nog wel tot begin jaren negentig, leer ik.

Eigenlijk zou Jan Vaessen, de vorige directeur, een keer mee moeten met zo’n groep als deze, van de museumplusbus, bedenk ik. Hij wilde een museum dat bezoekers prikkelt om ervaringen te delen. Nou, dat geschiedt hier als vanzelf. Je hoeft alleen maar even stil te blijven staan.
Veel tijd om te mijmeren heb ik niet, de eerste spreker neemt weer het woord:
‘Ik kreeg ook extra veel gezonde voeding, ik moest aansterken. Op het laatst was ik zo dik dat ik mijn benen niet meer kon zien! Je bent volgroeid zeiden ze!’ Ik zeg maar niet dat hij dat naar mijn indruk nog steeds is.
 
Een paar dagen later lees ik in de krant een artikel over uithuisplaatsing en jeugdzorg. Het blijkt dat er tegenwoordig kinderen uit huis geplaatst worden omdat de ouders niet zien dat ze  ‘volgroeid’ zijn. En dat terwijl ze nooit een TBChuisje van binnen hebben gezien…

 

vrijdag 12 oktober 2012


Het presenteerblad

Bedsteden mogen zich altijd verheugen in meer dan gewone aandacht. Moderne stervelingen kunnen zich niet voorstellen hoe onze voorouders in deze kleine muurkastjes hebben kunnen slapen, liefhebben, baren, ziek zijn en sterven.  Omdat de groep vrijwilligers van de Parkinsonvereniging die ik vandaag rondleid bepaald niet tot de jongste generatie behoort, doe ik in het boerderijtje uit Harreveld  een gok: Wie van u heeft vroeger als kind in een bedstee geslapen? Ja hoor, zelfs twee personen! En met hoeveel kinderen lag u erin? De een heeft met drie, de ander zelfs met vier kinderen in een bedstee geslapen! ‘We lagen als sigaren in een kissie’ zegt een meneer, en dat ging best in zijn herinnering.
Het bevordert de groepssfeer en ook ik krijg vleugels: ik schilder vanuit mijn eigen jeugdervaring hoe de jongens en de meisjes (uiteraard gescheiden) eenmaal per week op rij opgesteld naast een teil  gewassen werden. Weer raak: verschillende gasten delen dezelfde herinnering.

Druk pratend steken we over naar een boerderijtje uit Vierhouten waar de gastvrouw ons vertelt over het opknappersgoed. Ze maakt een opmerking over de slechte kwaliteit stijfsel tegenwoordig. Meteen krijgt ze advies vanuit de groep: ‘dan moet je aardappelsago gebruiken!’

Ik amuseer me kostelijk en geef de gastvrouw een hint door op te merken dat ik de kleding toch wel een beetje donker van kleur vind. ‘Oh maar  het vrolijke hebben we ook wel, dat hebben we eronder’ zegt ze terwijl ze kast in duikt. Ze haalt een fleurig gekleurde damesonderbroek te voorschijn. Het is een broek zonder kruis erin , toont ze de verbaasde bezoekers. ‘Kijk eens wat een mooi open rijtuig’, terwijl ze het voor houdt. ‘Na een lange kerkdienst was het op de terugweg wel heerlijk als je even naast de weg kon gaan zitten als je hoge nood had. En dan was die open broek onder je lange rok wel makkelijk!’ Ze vertelt dat het ook wel het gluurgordijn werd genoemd.
Even later komt de lange herenonderbroek te voorschijn. Een broek met een grote klep van
voren. ‘Weet u hoe die klep ook wel werd genoemd?’ vraagt de gastvrouw? Nee, dat weten ze niet. Ze buigt zich een beetje naar voren en zegt met zachte stem: ‘ze noemden het ook wel het presenteerblad’. Ha, dat vinden ze leuk, alom gelach!

Zo zie je maar: het verschil tussen een VMBO-groep of een groep volwassenen is toch minder groot dan je soms denkt. Het oude ondergoed doet het bij alle groepen

Later die middag betrap ik me erop dat ik bij het passeren van Vierhouten roep: mannen, presenteer!… het geweer!