vrijdag 2 december 2016

Net als een Bikini 

Zeker weten: hij komt, hij komt, de goede Sint. Mijn kleindochter van 2 jaar oud vertelde mij deze week terwijl ze over haar woorden struikelde: Zwarte Piet, schoorsteen, Zwarte Piet kijkt schoorsteen, cadeautjes!
Ze kan nog nauwelijks zinnen formuleren maar dit wist ze me met overtuiging mee te delen. Wie ben ik om deze heilige zekerheid te betwijfelen? Hij komt dus, vergezeld door Zwarte Piet. Die mag inmiddels gekleurd zijn, voor kleine Rosa blijft hij voorlopig zwart. Geen discussie, dat zou zinloos zijn.
Zelf ben ik trouwens altijd veel meer gebiologeerd door Sinterklaas dan door Zwarte Piet. Zelfs als Piet onmiskenbaar een vrouw was, of witte vegen had achter zijn oor, dan deerde mij dat niet. Mijn aandacht ging uit naar de baard van Sinterklaas. Die baard was zo veranderlijk als Sinterklaas zelf, ik snapte maar niet hoe de baard in de ene winkel zo kon verschillen van de baard in een andere winkel. Later is die belangstelling voor zijn baard gebleven. Nog altijd bestudeer ik de watten aan Sint zijn kin. Niet zelden denk ik  dan aan de woorden die Wim Kan ooit sprak over een bikini : Toen het zat zei iedereen: ik wou dat het eens viel. En toen het gevallen was: het had toch maar beter kunnen blijven zitten!
Ik moet er niet aan denken: Sint hoog te paard, kale kin, een prop watten op zijn tabberd, het zou geen gezicht zijn, toch?



zondag 13 november 2016


Archie Bunker, wie kent hem nog?

Hij is terug, de immer een sigaar rokende Archie met zijn Edith! Jaren geleden heeft het echtpaar uit het veilige midden van de Verenigde Staten ons vele avonden prettig geamuseerd. Een beetje dommig, niet al te veel opleiding maar toch redelijk welgesteld, alles afwerend wat afweek van zijn overzichtelijk wereldje. We vonden het leuk om te zien.
Ik was hem uit het oog verloren, en met mij velen, blijkbaar. We zijn het contact verloren. Maar zie, hij is terug, zo las ik in de krant, hij heeft teruggeslagen, en hoe!!
Donald Trump heeft beloofd hem en de zijnen niet langer over het hoofd te zien, meer nog: hij heeft beloofd naar hem  te luisteren ! En daarom: weg die flauwekul van fatsoenlijke verzekeringen, weg die latino’s, allemaal verkrachters, en zo kraamde hij nog veel meer in de stijl van Archie onze huiskamers in.

Trump zal de Archies niet vergeten, zo belooft hij keer op keer. Ik hoop dat hij ook wil denken aan onze kleinkinderen en ze niet zal vergeten. Maar ik ben er niet gerust op, hij wil zo snel als mogelijk af van alle klimaatafspraken. Onzin noemt hij dat…!  En dat is wat ik nou onzin noem, heel gevaarlijke onzin die, zo niet ons leven, dan wel dat van toekomstige generaties op het spel zet! 

woensdag 5 oktober 2016


Taizé

Een heel klein gehucht boven op een heuvel in de Bourgogne, net boven Cluny. Misschien twintig huizen, meer niet. Een vlek in Frankrijk, minder dan een stip op de aardbol, de planeet die om de zon draait,  aan de rand van ons melkwegstelsel. Dat telt nog een paar honderd miljard andere zonnen en – zo las ik laatst – er zijn nog minstens honderd miljard  andere zonnestelsels! En misschien / wellicht zijn er meerdere heelallen.
Dit alles denk ik terwijl ik stil in het kerkje in Taizé zit. Het kerkje wordt er steeds kleiner door. En des te wonderlijker komt mij de aantrekkingskracht voor die de oecumenische gemeenschap van broeders hier op dit vlekje uitoefent. Met duizenden komen ze,  jongeren (maar ook ouderen) uit alle landen van Europa en uit andere werelddelen.
Elke morgen –middag –avond is er een kerkdienst. Dan worden alle programma’s stilgelegd en allen verzamelen zich in de kerk.  Wij ouderen zitten op een bankje met rugsteun tegen de muur. Zo’n 30 minuten tevoren zijn die bankjes al bezet. De eerste jongeren komen dan ook al binnen en gaan stil op de grond zitten. Straks zal de hele ruimte gevuld zijn met vier à vijfhonderd jongeren en naar schatting zo’n 80 broeders. Van overal komen ze, van Denemarken tot Japan, van Brazilie tot Korea. En dan zullen de bekende Taizé-mantra’s klinken als Bless the lord my soul, Ubi Caritas , etc. In eindeloze herhalingen met stiltes tussendoor. Je vindt er talloze op You Tube.  Indrukwekkend: een kerk stampvol op de grond zittende jongen mensen, geen krampachtig gehoest of gegiechel, gewoon doodstil. Dan weer zo’n gezang, korte gebeden tussendoor. Ik hoor allerlei talen. Ik hoor West Europese en Slavische talen, Koreaans, Japans, Bahassa Indonesia, en ook heel regelmatig Nederlands.
Luisterend naar de steeds herhaalde korte liedteksten en de intense uitdrukking ziend van de tussen de liederen in stilte zittende mensen denk ik spontaan aan het adagium van Augustinus: onrustig is ons hart tot het rust vindt in u.
Na afloop blijven vele tientallen jongeren nog een tijd stil op de grond zitten, sommigen wel 15 minuten. Na de avonddienst zie ik er na een half uur nog velen op de grond voor zich uit zitten staren/bidden/mediteren, zitten zingen of zitten schrijven. ‘s Middags niet, dan staan ze meteen na de dienst in lange rijen voor ‘de keuken’ een grote half open tent. Rechts en links eveneens open tenten met overal in driehoek opgestelde banken voor de vele ‘themagroepen’ die elke morgen en middag plaatsvinden.
Bij de ingang van de kerk staan enkele tot ‘security’ gebombardeerde jongeren. May I have a look in your bag? vragen ze schuchter verlegen . Want ja, dat vraag je als twintigjarige niet zo gemakkelijk aan iemand van zeventig. Marian is zo handig om te zeggen dat ze alleen maar een mesje  in haar tas heeft om een appel te schillen. Het meisje lacht schaapachtig en laat haar door. Maar binnen komt meteen haar compagnon aanlopen: do you have a knife, may i have a look?  Natuurlijk kwam het allemaal goed. Maar toch. Ze regelen het wel. Net zoals die jongens die  in de kerk langs het op de grond zittende volk lopen, verlegen en onhandig manoeuvrerend met hun bord ‘SILENCE’.  Veelal overbodig want hoe druk het ook is, er heerst spontaan een grote stilte.
We hebben een mooi plaatsje, daar enkele treden hoog tegen de muur. We kunnen het geheel prachtig overzien, maar het is geen theater, het stemt hoe dan ook tot inkeer. Hetgeen niet belet dat ik stilletjes hoop dat de corpulente dame niet opnieuw pal voor ons plaats zal nemen, en alle uitzicht zal belemmeren. Zelfs in gewijde sferen blijf je mens, nietwaar?
Thuis gekomen zal zoonlief tegen Marian zeggen: wat ben je toch een muts! Wie vertelt nou dat ie een mes in de tas heeft, dan ben je toch echt wel een eind van de wereld!
Ik kan niet anders dan instemmend lachen.

Maar uitgedacht over het fenomeen Taizé ben ik nog lang niet.

maandag 19 september 2016


Boer Bunninga en Trijntje

Naar Kloostergaarde, zoals de boerderij uit Beerta die nu in het openluchtmuseum staat eigenlijk heet. Ooit was het een buitenhof van de Norbertinessenabdij in Heiligerlee. Maar dat is lang geleden. Op de imposante deel van de boerderij neemt verteller Vincent me mee naar de crisis in de landbouw rond 1920. Die crisis heeft ertoe geleid dat de boedel van boer Bunninga (gefingeerde naam) later die middag zal worden geveild.  Het is al tijden onrustig op het Oldambt. De landarbeiders willen meer loon, maar de prijzen zijn gedaald. De boeren zoeken een uitweg in mechanisatie.
Natuurlijk heeft ook Bunninga gemoderniseerd. De machines naast ons op de grote deel getuigen daarvan. Elke machine bespaart op mensenhanden en betekent nog meer banen op de tocht. Dat leidt tot spanningen. De communisten roeren zich.
Douwe – de eerste arbeider – zit klem tussen zijn vrouw en zijn broer, een strijdbare communist enerzijds en boer Bunninga anderzijds. Zijn leven lang heeft hij voor Bunninga  gewerkt, dat schept een band. Mooi hoe Bunninga hem meeneemt naar de Dollard en ze zich voorstellen hoe heel het vergezicht tot Emden aan de einder één grote vlakte wuivend graan is. Allebei hebben ze hart voor de klei van het Groninger land, allebei genieten ze ervan hoe de ploeg door die vette klei snijdt. Maar de zaaimachine en de zelfbinder, daar opzij opgesteld, hebben wel de nodige arbeiders overbodig gemaakt. Daar zit Douwe mee. Hij wil Bunninga niet afvallen, maar zijn broer ook niet. Het is het museum ten voeten uit: de grote sociaal economische politiek teruggebracht tot of opgebouwd vanuit het micro niveau.
Niet elke bezoeker echter komt naar het museum om naar verhalen te luisteren. Na twee of drie minuten, als Vincent net bezig is het verhaal op te bouwen, staat een oude man op. Zijn vrouw, hun volwassen kinderen en kleinkinderen volgen hem tussen de strobalen door naar buiten. Vincent laat zich er gelukkig niet door van de wijs brengen, de rest van het auditorium luistert geboeid. 
Prachtige zinnen zitten er in het verhaal: als je niet oppast zaait die zaaimachine voor de vogels! Ogenblikkelijk zie ik in gedachten boven het weidse land een zwerm vogels dankbaar neerdalen achter de door het paard voortgetrokken machine.
En ik hoor boer Bunninga verkondigen: de boeren voorzien ons land van voedsel, ons land begint bij de boeren!  Het is alsof ik mijn bloedeigen broer hoor, hij bestiert ook een boerderij in het Oldambt. Maar ze hebben het mis, mijn broer en boer Bunninga,  ons land begint niet met de boeren, ons land begint met Trijntje, 7000 jaar geleden! Haar skelet is het oudste skelet dat in Nederlandse bodem is gevonden. Ze was geen boer, zeker weten, die waren er 7000 jaren geleden nog niet! En ze leefde niet bij de Dollard maar in Giessendam. Ze kreeg de naam Trijntje vanwege de treinen die daar nu over de Betuweroute rijden. En ze komt naar  ons in het openluchtmuseum, als onderdeel van het canonvenster prehistorie!  Ik heb het Willem Bijleveld zelf horen zeggen aan het begin van dit seizoen, hij glom tot achter zijn oren! We zullen allemaal in de rij staan om haar te bewonderen. Ik vrees echter dat de oude bezoeker die voortijdig vertrok ook aan het verhaal van Trijntje geen boodschap zal hebben.


dinsdag 30 augustus 2016

Ik ga op reis en neem mee

Slaven hadden natuurlijk geen bagage bij zich.  Maar ze namen wel verhalen mee, vooral Anansiverhalen, die hadden ze in hun hoofd. Wat in hun hoofd zat ging mee aan boord.  En Anansi zelf was ook aanwezig, die spon draden waarlangs hij op en neer kroop in de scheepsruimen. Overal ging hij met hen mee,  ook op de plantages zagen ze hem overal. Aldus Julian, de verteller van vandaag, in het theekoepeltje in het openluchtmuseum. In dat koepeltje worden sinds enige tijd Anansiverhalen verteld. Al twee keer eerder was ik ernaartoe  gegaan, maar beide keren zat ik moederziel alleen onder de daar opgestelde Anansiboom. Vandaag probeer ik het opnieuw, driemaal is scheepsrecht. Ik tref Julian.
Even denk ik dat hij verhalen gaat vertellen aan het groepje Russen dat tot onze verbazing de koepel betreedt, maar nee de Russen gaan weer verder.  Anansi dus niet naar Rusland vandaag. Even later komt Leila binnen met broertje en ouders, en net als Julian wil beginnen komt ook Nienke met haar ouders en broertje.  Julian vertelt dat Anansi een echte spin is maar ook wel een beetje op een mens lijkt. Kijk maar, zegt hij, wijzend op de afbeelding. Ja, de kinderen beamen het, hij heeft ook een beetje een mensengezicht.
Anansi wil naar een feest maar moet betalen om binnen te komen, hoe moet dat nu? Dan verneem ik dat Anansi heel slim is, veel ziet en met zijn spinnenoortjes heel goed kan horen. Ik leer dat kakkerlakken heel harde werkers zijn en dat de haan ‘s morgens heel hard roept: kukkelekúú, ik wil niet op het menúú, en nog veel, veel meer leer ik.   Het wordt leuk als Anansi eenmaal op het feest –natuurlijk lukt het hem daar te komen -  wil dansen met Leila en ook Nienke in het verhaal wordt betrokken. Iedereen luistert geboeid hoe Anansi iedereen te slim af is.  Na afloop doet zelfs het kleine broertje van Nienke een tekening van Anansi in het verzamel-vogelkooitje. Blij verrast door dit onverwachte intermezzo verlaten de ouders met hun kroost het koepeltje met die vreemde Anansiboom.

Als ik een uurtje later vanwege de regen even wil schuilen in de boerderij uit Kadoelen ontwaar ik daar een aantal kinderen met vier moeders. Ze zitten met zijn allen in een grote kring op de lemen vloer. Ze zitten met de ogen dicht, tenminste dat lijkt de bedoeling, ik zie er een aantal smokkelen.  Een van de moeders loopt al huppelend met een doekje in de hand  rond de kring en allen zingen het mij bekende riedeltje:
 Zakdoekje leggen,
Niemand zeggen,
Ik heb de hele nacht gewaakt.
Twee paar schoenen heb ik afgemaakt:
Ergens in mijn bovenkamer springt een deurtje open en moeiteloos haak ik in:
Een van stof en één van leer,
hier leg ik mijn zakdoekje neer.
Op weg naar huis bedenk ik dat ook dit liedje ongetwijfeld als eens Anansi in de hoofden van landverhuizers meegegaan is naar Zuid Afrika, Canada en elders.


maandag 8 augustus 2016


Als je te vroeg springt ben je te vroeg 

Het had een uitdrukking van Cruijff kunnen zijn: het geel was uit de wind gegrepen. Maar ik hoorde hem uit de mond van een voetbalanalist tijdens het W.K.  Hij sprak ook over geelwaardige overtredingen, dat zijn overtredingen waarvoor de scheids had moeten fluiten.De man is uiterst deskundig. Ik leerde veel van hem.Je moet keuzes maken in het sturen.Als je niet stoort kan de bal ongestoord rondgaanAls het niet verder kan kan het terug.Als je te vroeg springt, ben je te vroeg, maar als je te laat springt ben je ook niet op tijd.Of het nu oogstrelend is of niet, de meters moeten toch gemaakt wordenSoms bleek de man voorspellende kwaliteiten te bezitten:Er komt een spetterende verlenging aan.Meer geluk gaan de Portugezen niet krijgen.Vooral tijdens de finale was mijn analist goed op dreef. Nani, daar gaat hij, langs twee man, nog eens door twee man heen, maar dan vergeet hij de bal…Als een speler op de grond ligt: typisch geval van een watje, de boel belazeren. Voortaan dit begrip dus niet meer verkeerd gebruiken!Mijn analist beschikt ook over psychologisch inzicht: het lijden van het spelen zonder Ronaldo bevrijdt nu de spelers, zo lijkt het. En over dezelfde Ronaldo langs de zijlijn: hij gedraagt zich zoals een coach doet: het is tijd, zegt hij, ook al is het geen tijd. Aha, dat moet een coach dus doen, behalve keuzes maken in het sturen ook nog de tijd manipuleren. Nu begrijp ik waarom het zo’n goed betaalde baan is. Ook coaches worden trouwens beoordeeld door de analist. Over een wissel na een doelpunt: dit is geen plan B, dit is plan E, een slechte wissel!! Tot slot overziet de analist nog eens het hele toernooi: het is een slecht toernooi, en ik heb altijd een hele brede kijk gehad. Hij zegt het zonder blikken of blozen, terwijl zijn hondje door de studio loopt, want ook dat behoort tot het format van de uitzending.Volgens mij was veel van het gebabbel geelwaardig, totaal uit de wind gegrepen, maar wie ben ik? 



zondag 24 juli 2016



De Vrede van Nijmegen

Als ik naar buiten kijk zie ik tot mijn schrik dat het regent. De hele week heeft de zon geschenen. Bloedwarm was het en kurkdroog. En dan nu, juist nu ik naar het station moet voor dag vier van de Nijmeegse Vierdaagse begint het te gieten. Vlug graai ik een papiertje uit het bakje voor onze boodschappenlijstjes en schrijf: plensbui, de auto staat geparkeerd op de parkeerplaats achter het station. Dat zal ze ongetwijfeld begrijpen.
Tien minuten later als de trein zich in beweging zet is het weer droog. Had ik toch maar net als gisteren de trein van 6.30 uur genomen, denk ik, dan was er niets aan de hand geweest. Toen had ik bij uitzondering die trein genomen maar vervolgens op de Wedren een half uur in de rij gestaan om mijn polsbandje te laten scannen. Dat zou me niet nog eens gebeuren dus ik koos weer de trein van 7 uur teneinde eenmaal op de Wedren zo door te kunnen lopen. Gelukkig bleek dat weer het geval te zijn, maar nauwelijks vijf minuten later braken de hemelvliezen opnieuw, en hoe! Met bakken kwam het uit de lucht. Gelukkig bood Pieter me een kilometer verderop, zoals gehoopt,  een kop koffie aan. Ik was niet de eerste, zijn hal en keuken waren al besmeurd door zompige schoenen van mijn voorgangers, dus ik aarzelde geen moment. De goeierd bood me ook nog een broodje aan. Misschien kwam die wel in mindering op de proviand voor de zes (!) lopers die bij hem logeerden en die hij later die ochtend elders op de route zou foerageren. De gastvrijheid in Nijmegen is in deze week grenzeloos.
Gesterkt voegde ik me luttele minuten later weer in het schier onafgebroken lint van plastic poncho’s en paraplu’s.  Na anderhalf uur echter hield het op en werd het weer wandelen als usual deze week. Dat wil zeggen: hoofdbedekking, factor 50 op armen en benen, en water, veel  water. Water om flesjes te vullen, want o wat is lauw water vies! En water uit tuinslangen. Wat zijn er langs de routes van de Vierdaagse veel mensen in het bezit van tuinslangen. En wat doen ze hun best om ons lopers af te koelen! Veel mensen vinden dat heerlijk, houden hun hoofd, hun hoed of pet, hun handdoek onder zo’n slang om z…nat hun weg te vervolgen. Ik ben echter duizend doden gestorven. Kijk je even naar links dan krijg je van rechts een spriet ijskoud water in je rug, kijk je even naar rechts dan staat er links een olijkerd die met de beste bedoeling een straal ijskoud leidingwater op je buik richt. Ik stuur een appje naar mijn kinderen waarin ik – hoewel lid van Amnesty -  kenbaar maak sinds deze Vierdaagse voor herinvoering van de doodstraf te zijn,  voor mensen die met tuinslangen op mensen richten wel te verstaan.
Hoe later in de middag hoe meer ik mijn aandacht moet richten op die gevaarlijke tuinslangen en hoe minder ik dus geniet van het vele waarvan te genieten valt. De vriendelijke haast dankbare gezichten van de mensen als je een tomaat, dropje, schijfje appel of iets anders uit hun mandje haalt. En dan te bedenken dat we met duizenden passeren en dat die vriendelijkheid twee uren later niet minder zal zijn.  Er zijn aanwonenden die er volgens mij kapitalen aan uitgeven, terwijl toch echt – zoals het raam van een kadootjeswinkel in Arnhem vermeldt – het mooiste geschenk hun glimlach is. Maar nee hoor, ze voegen er kilo’s pepermuntjes en tomaatjes aan toe.
Voor mij als taalliefhebber valt er ook veel te genieten. Wat is het Nederlands toch poëtisch denk ik vaak. Hoewel, niet alles ontstijgt het niveau van rijmelarij natuurlijk. Wat te denken bijvoorbeeld van stamp, stamp, stamp, naar het scoutingkamp ? of Hamer betonbedrijf, hart voor beton ? Maar Sinterklaas, - natuurlijk staat hij ook weer langs de route, malloten staan immers niet alleen bij de Tour de France - vindt het misschien wel leuk.
Het blijft een wonderlijk gebeuren die Vierdaagse. Later die dag treffend samengevat door good old Willibrord Frequin, eens vermaard en berucht journalist. Hij was diep emotioneel getroffen door de vriendelijkheid en hartelijkheid van de honderdduizenden langs de route. Als we al die machthebbers, tirannen, graaiers en andere malloten nou eens afschieten, zei hij, en alleen het Vierdaagse-volk overhouden, wat zou de wereld dan prachtig zijn.  Inderdaad, alleen jammer dat er wel eerst een genocide voor nodig is. Ik denk dat ik de internationale strafhoven iets alternatiefs ga adviseren: alle tirannen, graaiers, bankiers en korte lontjes onderdompelen in de ‘Vrede van Nijmegen’ door ze vier dagen verplicht mee te laten lopen.  


maandag 27 juni 2016



Prangende Vragen

Als jullie iets willen weten, dan vraag je dat maar. Wat ik weet dat kan ik je vertellen en wat ik niet weet, nou dat zoek ik dan in de loop van de week wel op. Meteen steekt een meisje haar hand omhoog: meneer, bent u voor Ajax of voor PSV?
Mijn antwoord luidt naar waarheid: voor PSV.  Ik ben voor Ajax, zegt het meisje. En ik ook zegt haar vriendinnetje. Oh, reageer ik oprecht verbaasd dat dit zo’n prangende kwestie is voor kinderen van een internationale basisschool, en waarom zijn jullie voor Ajax? Het antwoord luidt: Ajax vinden wij leuk. Vindt u Ajax niet leuk? Nou  ik vind PSV leuker, antwoord ik. Maar dan willen ze weten waarom ik PSV leuker vind. Ik begin nattigheid te voelen en zeg dat we nu eerst aan de rondleiding gaan beginnen. We lopen naar de waterput bij het boerderijtje uit Harreveld en ik vertel dat de mensen in deze boerderij geen kraan en zelfs geen pomp in huis hadden, dat ze al het water in emmers uit deze put moesten halen. Kunnen jullie je dat voorstellen? Denk eens na hoe vaak jullie thuis de kraan opendraaien. We inventariseren:  opstaan, naar het toilet gaan, douchen, tanden poetsen, thee maken enz. enz.  Hier hebben wel acht tot elf mensen geleefd zonder water in huis!  Aan de gezichten zie ik dat het binnenkomt. Kom, zeg ik, laten we maar eens gaan kijken hoe ze dat deden, een boerderij ging je altijd aan de achterzijde binnen, dus dat gaan wij nu ook doen.
Als ik me omdraai staat de vragenstelster van zojuist weer naast me: meneer waarom vindt u PSV dan leuker dan Ajax? Nou, ze kunnen goed voetballen, zeg ik, en ze zijn kampioen. Maar vindt u dat Ajax dan niet goed kan voetballen? Ja ook wel, maar niet zo goed als PSV zeg ik terwijl we de donkere ruimte betreden. Het schemerduister doet het gesprek verstommen en ik pak de gelegenheid om de aandacht te bepalen bij het open vuur, de rook, de beperkte ruimte van de bedstee, de potstal enz.
Op weg naar ons ‘Amsterdam’ beginnen ze weer. Wat vindt u dan niet leuk aan Ajax? Ik leg ze uit dat we hier in het oostelijk deel van Nederland zijn en dat de mensen hier nogal verschillen van de mensen in het westen. Nou, zij vinden Ajax wel leuk.
We bezoeken het postkantoor – waar je het zakje met je maandloon kon inleveren, je rekeningen kon betalen, want je kon nog niet pinnen (!) en waar je kon opbellen – het gastarbeiderspension en het café. De presentaties van  Willy Alberti en Tante Leen vinden ze stom. Ik vertel dat het grote sterren waren en dat bijna alle groepen hier staan mee te zingen.  Aan de gezichten zie ik dat ze daar niets van kunnen begrijpen, het staat minstens zo ver bij hun vandaan als de waterput bij Harreveld zojuist. Het leukst van het café is dat alles daar is vastgelijmd.
We gaan naar de tram: meneer, wie vindt u beter, Messi of Ronaldo? Ik vind Messi beter, maar mijn kwelgeesten uiteraard Ronaldo. Gelukkig fluit de conducteur bijna onmiddellijk op zijn fluit en ben ik tot de achterzijde van de kasteelboerderij van ze verlost. Maar dan, bij het oversteken van de tramrails richting de molens willen ze weten of ik voor Real Madrid of voor Barcelona ben. Gelukkig blijken we het nu eens te zijn. Ik vertel ze over de zaagmolen en laat ze een foto zien van een groot houtvlot. Bij de poldermolen haal ik het kaartje van Nederland uit mijn tas waarop de helft van ons land blauw staat ingekleurd. Meters onder de zeespiegel. Zowaar, hier kan geen voetbalclub tegen op !

Ze gaan picknicken en daarna zullen ze naar de collega’s van educatie gaan. Ongetwijfeld zullen de twee vriendinnetjes dan weer hun prangende vragen stellen.

dinsdag 7 juni 2016

Leren fietsen in Kadoelen

“We vragen ons altijd af in welke bedstede hij nou geboren is, die linker of die rechter.” Die opmerking was blijven hangen en daarom ben ik  op een mooie woensdagochtend op weg naar het schooltje in het openluchtmuseum om gastvrouw Aag eens nader uit te horen over de relatie van haar familie met de boerderij uit Kadoelen.
Allereerst vertelt ze me dat het over haar vader gaat. Die is daar in 1912 geboren. Haar grootvader woonde toen als pachtboer  op de boerderij in Kadoelen. Dat Kadoelen was een klein gehucht in de gemeente Sint.Jansklooster, vertelt ze. Maar in 1919 heeft haar opa die meer koopman dan boer was, de pacht opgezegd want het was daar onvruchtbare grond, en is fietsen gaan verkopen. Hij moest de mensen ook leren fietsen!  Kijk dat zijn nog eens tijden, denk ik. (Moeilijk voor te stellen dat dat nog maar 100 jaar geleden is. Mijn eigen opa moet dat ook meegemaakt hebben als volwassen man, maar dit terzijde) Weldra verkocht hij ook elektrische spullen die toen voor het eerst op de markt kwamen. Hij was dus de man die in Kadoelen de vooruitgang verkocht, zullen we maar zeggen.
 Aag meent te weten dat er drie boerderijen dicht bij elkaar stonden. Een staat er nog, een is er afgebroken en de ander staat nu in het museum. Van dat gehucht is niets over, vertelt ze. Wel is er nu nog een straat met de naam Kadoelen. De boerderij heeft ook een naam gehad maar die is ze vergeten. Haar vader heeft er dus gewoond tot zijn zevende jaar. Maar hij heeft er nooit veel over verteld, eigenlijk alleen maar aan Aag, zijn oudste. Hij had er natuurlijk ook weinig herinneringen aan. Toen Aag in het museum werkte en er eens met familie en kleinkinderen rondwandelde werd ze niet geloofd toen ze zei dat vader, respectievelijk opa, in deze boerderij is geboren! Maar later is het wel duidelijk geworden, zegt ze, want er is een boekje met interviews waarin hij ook op foto’s staat. Later bleek hij ook nog wat ansichtkaarten te hebben. “Maar als ik nu soms met familie in de boerderij uit Kadoelen sta”, zegt ze, “vragen we ons altijd af in welke bedstee hij geboren is, in de linker of in de rechter.”
Nu ik dit tik vraag ik me af of dit niet een mooie vraagstelling is voor onze wetenschappers. Kom, duik daar eens in, denk ik: in welke bedstee is de vader van Aag geboren? Wat zou het leuk zijn als ik staande voor de woonkeuken van Kadoelen en wijzend op de deurtjes van de bedsteden quasi toevallig kan zeggen: in die linker (of rechter) is de vader van een van onze collega’s nog geboren. Ik zie de verbaasde gezichten al voor me. “Hoe zegt u?” “ Is dat echt waar?”
Deze vorm van personaliseren is veel leuker dan het praten over jaartallen en gebinten! Een bevalling in zo’n bedstedekast! Volgens mij laten we dan onze gasten geschiedenis mee maken, en dat wil het museum zo graag. Dus wetenschappers, zet hem op! Het rondleidersgilde zal jullie dankbaar zijn.
Overigens weet Aag over haar grootvader nog iets te vertellen: de goede man heeft niet alleen fietsen en elektra, maar ook de eerste auto in Kadoelen verkocht. En het mooiste is dat hij eerst zelf in die auto een rijbewijs heeft gehaald! En dat rijbewijs, zegt Aag  – gewoon de straat een paar keer op en neer rijden – is hij zijn hele leven blijven verlengen! Hij schijnt zelfs als een Max Verstappen avant la lettre over een ophaalbrug gereden te zijn terwijl die al omhoog ging…


zondag 29 mei 2016

28 mei, een zaterdag

De wekker roept om half acht. Ik trek haastig mijn looptenue aan en spoed me naar beneden. In het halletje haal ik de krant uit de brievenbus. Dan begint het gevecht tussen mijn nieuwsgierigheid naar de krant en het op tijd klaarmaken van mijn ontbijt. Vandaag ben ik sterk, ik dek de tafel, eet mijn twee boterhammen en zet me dan met een kopje thee aan de krant. Ja, Kruijswijk heeft een lelijke val gemaakt maar hij heeft het aan zichzelf te wijten. ‘Ik heb het zelf verkloot’, zo lees ik. Hij wilde in de afdaling nog even wat eten. Tja, dat is natuurlijk vragen om moeilijkheden, denk ik. Straks tijdens de loop zal zijn val uitgebreid  gespreksonderwerp zijn, zo denk ik. En inderdaad, voortdurend komt de dramatische val van de roze truidrager ter sprake. Ik ben blij dat ik al even de toedracht in de krant heb kunnen lezen, want de meeste loopmaatjes zijn zo van het bed al dan niet met een boterham in de auto naar het verzamelpunt gereden. Ik kan dat niet. Het huis verlaten zonder eerst de krant in te zien, dat voelt alsof je je tanden niet hebt gepoetst. Mission impossible voor mij.
s Middags viert de buurtvereniging haar 25-jarig bestaan. Uiteraard tijdens een meeting op ‘het veld’ zoals ons Burgemeester Brandtplein in de wandelgangen heet. Het staat al weken op de kalender, deze reünie willen we niet missen. Ik word begroet door Norie. In geen jaren meer gezien. De jonge oma van nu oogt niets veranderd. En dan Heidi, aan wie we ooit ons huis aan de Bosweg hebben verkocht. Inmiddels is ze een aantal levens verder, maar nog steeds dezelfde gloedvolle verschijning. Ze begroet me met drie zoenen en we zijn meteen in een geanimeerd gesprek. Later zal Marian me precies vertellen wie hoeveel kleinkinderen heeft en andere inns en outs. Ik deel folders van de Bedriegertjesloop uit aan sportieve buurtgenoten en hoor een aantal redelijke en ook verzonnen smoezen. Dan speecht de voorzitster, en ook de eerste voorzitster ooit, Mieke. Leuk dat ze haar uitgenodigd hebben! Vol élan vertelt ze over de eerste tien jaren. Ook Heidi krijgt de microfoon, ze doet in élan niet onder voor Mieke! De wethouder houdt een gelegenheidspraatje en dan wordt het nieuwe logo onthuld van de hand van buurvrouw Barbara. Een leuk ontwerp! Terwijl allerwege met een glaasje in de hand de lof wordt uitgesproken over dit ontwerp begint de speciale gast te spreken, schrijver en presentator John Jansen van Galen, geboren en opgegroeid aan de Bosweg. Hij vertelt dat de buurt in de oorlog het plein had verkaveld in illegale maar wel gedoogde volkstuintjes en dat er toen al een bloeiende buurtvereniging bestond. Hoezo 25 jarig jubileum??? De hele buurt ligt aan zijn voeten. Hij schetst vanuit zijn eigen jeugdjaren een vergeten historie van deze buurt. Terwijl alles verzuild was – drie muziekverenigingen, drie voetbalverenigingen enz. – was de buurtvereniging van iedereen! Er was zelfs een buurttoneelgroep die de sterren van de hemel speelde! Maar toen die voor een van de voetbalclubs zou spelen  stak de verzuiling daar mooi wel een stokje voor!! Daarna eten en drinken, handje geven hier, praatje maken daar en foto’s bekijken van de huizen zoals die er 30 jaar geleden uitzagen. Dit alles onder een stralende zon terwijl het land elders geteisterd wordt door donder en bliksem.
Thuis zegt Marian: dat logo met BBB is dat niet van Belcampo? Die bedacht ooit in een campagne ter bevordering van borstvoeding een vereniging BBB : Borsten Beter Bloot !! Barbara zal er bij haar ontwerp niet aan gedacht hebben.
Voldaan ga ik later even pizza’s halen, want wie heeft er na zo’n middag nog zin om eten te koken? Tijdens het eten hoor ik een Appje binnenkomen. Het is van Judith, ze vraagt of ze morgenmiddag met de kinderen langs kunnen komen. Ja, leuk !
Wat ik nu maar zeggen wil: de pensioenen mogen wat in waarde gedaald zijn, het leven van een pensionado is toch echt zo slecht nog niet!


donderdag 12 mei 2016


Voor één dag …

Anton Logeman, wethouder van Rozendaal en kenner van het gebied zal ons begeleiden bij een wandeling over de Koningsberg en omgeving.  Ja, meer weten over mijn onmiddellijke omgeving en over de parcoursen die we bijna wekelijks aandoen, dat wil ik wel. Het bestuur, nog jong, fris en daadkrachtig, heeft het gecombineerd met evaluatie van de trailloop en met een voorbereiding op de Bedriegertjesloop, een soort koppelverkoop dus. Bovendien heeft het ook nog een hapje en een drankje in de aanbieding, wat wil een mens nog meer? Daarvoor ruil je toch graag een avond de loopschoenen om voor een paar wandelschoenen, toch? Zeker de wat oudere lopers die moeite beginnen te krijgen met het maandagavondtempo. Niet dat ik me tot die laatste groep reken, natuurlijk niet, verre van dat,  maar toch strik ik voor de gelegenheid graag mijn wandelschoenen.
En ik moet zeggen, ik ben niet teleurgesteld. De wethouder weet veel van het gebied. Nooit geweten dat het drassige landje aan de voet van de Koningsberg gevoed wordt door het water dat uit de ‘berg’ stroomt. Of het een echte spreng ik laat ik in het midden, want dan zou die uitgegraven geweest moeten zijn. Ik heb altijd gedacht dat al het water van de sprengen bij het kasteel afkomstig waren. Imposant is natuurlijk het nieuw door het Gelders Landschap opgeworpen uitkijkpunt. Een ware piramide met prachtige zichtlanen. Als er straks ook nog een replica van de kasteelkoepel op wordt geplaatst dan is het een nieuwe parel in Rozendaals Arcadië !  Hoe de omwonenden het vinden, vraag ik weloverwogen, bijna neutraal belangstellend. Bas heeft me nl te verstaan gegeven dat ik me gedeisd dien te houden. De wethouder zegt dat sommige mensen natuurlijk wel commentaar hebben, vooral in het begin als er veel gekapt wordt. Maar. zegt hij, ik heb geleerd dat de meeste mensen het toch wel mooi vinden als het eenmaal klaar is. Kijk, hier openbaart zich de bestuurder, denk ik: kritiek voorzien, begrijpen en weten dat het allemaal wel goed komt. Maar ik ben het advies van Bas indachtig. Aan mij zal het niet liggen vanavond. Een weinig verderop leer ik over een zoel en leer ik te zien welke bomen hier al stonden toen het nog grotendeels onbegroeid was. Of we weten hoe de zandweg heet, zo vraagt de wethouder. Nu is het onze beurt om hem te verbazen. Wis en waarachtig weten Bedriegertjeslopers dat:  dit is de Terletse Zandweg en niks anders. Over de Tonweg kan de wethouder ons echter wel uitleg geven.
Later die avond tijdens een korte evaluatie van de trailloop maakt Tilly ons deelachtig van een wat haar betreft belangrijk leerpunt: als we nog eens een trail organiseren – en dat doen we, geen twijfel mogelijk – dan is het wel handig als we allemaal de route kennen. Waarvan akte, Tilly!
Maar wat me het meest is bijgebleven komt toch van de wethouder: de gierzwaluwen. Ware duivelskunstenaars zijn het. Op internet leer ik later dat gierzwaluwen helemaal geen zwaluwensoort zijn, ze hebben  meer van kolibries. Dat vertelde wethouder niet, maar wel dat ze hun hele leven in de lucht vertoeven. Alleen broeden doen ze op een nest, maar verder: eten, drinken, slapen ja zelfs paren doen ze in de lucht! Dat laatste telkenjare op 10 mei, wethouder heeft het zelf gezien! Ze maken dan van grote hoogte samen een vrije val, zegt hij. Wou, al zwevend naar beneden een orgasme beleven tijdens een lange glijvlucht … Ik kijk eens om me heen want ik kan een beetje gedachten lezen. En ik lees: was ik maar voor één dag een gierzwaluw, maar dan wel op 10 mei!


zaterdag 23 april 2016


Een Africaansche Moor op Rozendaal

Ik loop in het museum langs het koopmanshuis waar in een presentatie aandacht wordt besteed aan het slavernijverleden van ons land. Ik kan hier niet meer passeren zonder aan Quaco te denken. O zeker, de dialoog die er te volgen is tussen de bezorgde ouders die op het punt staan hun zoon naar een plantage te sturen intrigeert me. Maar enkele maanden terug heb ik het stripverhaal Quaco, Leven in Slavernij van Eric Heuvel en Ineke Mok gelezen. Het levensechte, geheel gedocumenteerde verhaal over een jongeman, Quaco, die als kind in de binnenlanden van West Afrika toen hij aan het spelen was met zijn twee broertjes, werd gestolen. Dat moet ongeveer in 1770 zijn gebeurd. Hij wordt een eind in een zak meegevoerd, komt in bezit van een koning of chief, en wordt verkocht aan een kapitein van een slavenschip. Geen zeldzaamheid in die tijd. Bij duizenden werden jonge kinderen weggevoerd. Ze waren geliefd omdat ze sneller dan de volwassen slaven wenden aan een nieuwe omgeving. Quaco overleeft de overtocht. Hij komt op een plantage en wordt later lijfknecht van legerkapitein Stedman die jaagt op gevluchte marrons, zijn lotgenoten dus eigenlijk. Na enkele jaren neemt Stedman hem mee naar ons land en komt hij terecht in het Gelderse Rozendaal bij de familie Torck op kasteel Rosendael.  Jawel, op een steenworp van het openluchtmuseum! Ik had er geen idee van toen wij rondleiders in september jongstleden tijdens ons jaarlijks uitje ronddwaalden door dat kasteel en de bijbehorende tuinen. Quaco, het uit Afrika geroofde kind als zwarte bediende op het kasteel in Rozendaal! De kleine fonteintjes - De Bedriegertjes - en de schelpengalerij bestonden toen al. Quaco heeft er gewerkt. Hij is zelfs in de kerk van Rozendaal gedoopt! Bij die gelegenheid kreeg hij de naam Willem Stedman! Het doopboek vermeldt: op 13 Novb is op belijdenis gedoopt een Afrikaansche moor in dienst alhier van ..etc.   Een ‘Afrikaansche moor’ op Rozendaal! Het moet een gebeurtenis van de eerste orde zijn geweest, van de hors categorie om in wielertermen te spreken.   Hadden we het tijdens ons rondleidersuitje geweten dan was Willem, alias Quaco beslist onderwerp van gesprek geweest!
Maar de zwerftocht van onze Quaco / Willem gaat nog verder. Op het kasteel krijgt hij zijn vrijbrief en in 1792 vertrekt hij blijkens de archieven van de VOC naar Batavia. Enkele jaren daarna verdwijnt hij uit ons beeld. 
Dit alles, en nog veel meer, voltrekt zich tussen 1770 en 1795. In 25 jaar tijd word je gekaapt in Afrika,  weggevoerd naar Zuid Amerika waar je je pubertijd op een plantage beleeft (of overslaat) om via kastelen in Nederland, als christen gedoopt als matroos op een VOC-schip op Java terecht te komen.
Het kan verkeren! En denk niet dat Quaco de eerste en enige geroofde Afrikaan was die via deze route in het 18e eeuwse Nederland terecht kwam. Er moeten er enkele honderden zijn geweest.

Maar of hun aanwezigheid aanleiding tot ophef heeft gegeven, tot een Zwarte Piet discussie avant la lettre , ik vraag het me af.  Een ding weet ik wel:  telkens als ik op weg naar het museum langs het kasteel fiets of als gids langs het koopmanshuis loop is deze ‘Afrikaansche moor’ in mijn gedachten. 
Echter niet als ik op zaterdagochtenden met mijn loopvrienden door de bossen van datzelfde kasteel struin. Dan is er iets anders dat aandacht vraagt: het vermijden van verborgen boomwortels ...  

dinsdag 29 maart 2016

Wie is Amnesty?

Onlangs heb ik gecollecteerd voor Amnesty International. Sommige mensen vinden dat een beetje vreemd. Maar Amnesty is een organisatie die er toe doet in de wereld als het gaat om opkomen voor recht en gerechtigheid. Ik vind dat van groot belang. Middels de schrijfacties van Amnesty en de jaarlijkse straatcollecte kan ik daar een klein steentje aan bijdragen, en dat doe ik dus. Eén keer per maand voeren we een schrijfactie en één keer jaarlijks collecteren we. Eén keer jaarlijks slechts, maar dan doen we het wel goed.
Dit jaar bestreken we met zevenendertig  collectanten een groot deel van Velp en een deel van Rozendaal. Ik ging op pad door ‘mijn’ straten die ik al jarenlang krijg toebedeeld. Dat heeft zo zijn voordelen: ik ken de mijnen en de mijnen kenen mij, d.w.z. ze kennen mijn gezicht en ik hun geefgedrag. Tenminste een beetje, want meestal worden de 50 en 20 eurocentmuntjes tussen duim en wijsvinger discreet afgedekt door de drie overblijvende vingers. De twee euromunt mag meestal wel gezien worden en het ineengevouwen papiergeld heeft natuurlijk zijn kenmerkende kleur. De ‘gave’ is wat mij betreft nooit onderwerp van gesprek, alle beetjes helpen voor een club die het uitsluitend moet hebben van vrijwillige bijdragen. Vaak verontschuldigen mensen zich dat ze geen kleingeld in huis hebben. Ik ken dat ongemakkelijke gevoel maar al te goed. Al die straatcollectes doneer je niet met groot geld maar het voelt toch ongemakkelijk een collectant af te doen met wat muntjes.
Voorgaande jaren collecteerden we in januari dan wel februari. Vaak liep ik door sneeuw en kou, en dat had geheel volgens het adagium van onze grote voetbalheld ook zijn voordelen. Mensen waardeerden het als je in dikke sjaal gehuld met verkleumde vingers de bel beroerde. (Wat zijn er trouwens veel huisbellen die slecht functioneren, maar dit terzijde). Dit jaar collecteerden we echter in maart. Het was veel langer licht, mensen konden zien wie er aan de deur stond en de deuren gingen wat gemakkelijker open. Maar ik had ook de stellige indruk dat er veel meer mensen uithuizig waren. Of eten mensen later als het langer licht is en moet ik dan om acht uur ’s avonds aanbellen?
Er was nog een verandering dit jaar. Altijd had ik in mijn straten één weigeraar. Uiteraard sla ik die nooit over, een beetje pesterig bel ik elk jaar weer onbevangen aan, het leven is ook een spel niet waar? Maar dit jaar had ik de eerste dag al drie weigeraars! De reden is mij onbekend.
Het scheelt als je jarenlang in dezelfde straten collecteert, en zeker als dat ook nog eens in je eigen buurt is. Een bekend gezicht dat helpt het geefgedrag een beetje. Een nieuwkomer in de buurt die in het verleden weigerde, maar me nu herkent als buurtbewoner, zegt, naar woorden zoekend, een beetje moeizaam: ik heb helemaal geen kleingeld. Maar hij weet dan toch nog wat te vinden.
Een ander zegt: meneer Beltman, u heeft hier vroeger toch gewoond?  Ze vertelt dat ze gaan verbouwen en vraagt: wilt u het nog een keer zien en nodigt me binnen. Met veel belangstelling bekijk ik nog eens het huis waaruit we dertig jaar geleden verhuisden! Zo zie je maar: collecteren is allerminst saai.
Achter een raam ontwaar ik een loopmaatje. Hij kijkt op het horen van de bel door het raam. We zien elkaar. Hij opent de deur en zegt : die collectant kan ik natuurlijk niet weigeren! Ik zeg: ja joh, vluchten kan niet meer!
Zoals gewoonlijk komt het meeste papieren geld van mannen, wat dat betreft is er tussen februari en maart weinig verschil. En ook in maart blijken adolescenten zich te verontschuldigen: mijn ouders zijn niet thuis. En ik maar denken dat de meeste adolescenten een baantje hebben als vakkenvuller. Dat vak vult blijkbaar slechts met mate...

Onnavolgbaar was een oudere man. Wie is Amnesty?,  mompelde hij terwijl hij een pas terug deed. Amnesty International meneer, dat gaat om de mensenrechten.  Mensenrechten?, onderwijl zoekend in zijn portemonnee, die heeft toch iedereen?  Ja maar er is nog een hoop werk te doen, zeg ik. Hij geeft geen commentaar, haalt een tien eurobiljet uit zijn portemonnee, kijkt me aan, en stopt die zonder een woord in de bus. Dan sluit hij de deur, bedaard zoals een heer betaamt. 

donderdag 25 februari 2016



In de isoleer leer je nog eens wat

Een vervelend griepje dit jaar, houdt je zo maar een week bezig, of juist niet bezig, het is maar hoe je het noemen wilt. Goed, ik dacht dus mijn portie te hebben gehad. Mooi niet dus! Afgelopen weekend weer doorgebracht in de isoleer, zo noem ik de tienerkamer op zolder die voor dit soort gelegenheden altijd nog paraat wordt gehouden. Tijd genoeg dus om de krant aandachtig door te nemen. En wat lees ik…
Hoera! De ‘verspulling’ heeft haar hoogtepunt bereikt! Het klopt wat ik al zo vaak dacht: we stikken met zijn allen in de spullen. We weten niet waar we de opbergdozen moeten laten. In de kast, op de kast, onder de kast, in de gang.  We struikelen erover, op de overloop, onder het bed, op zolder, overal dozen en hoesjes en systemen van IKEA en Action om de hebbedingen en prullaria te bewaren. Maar nu heeft de spullenpiek haar hoogtepunt bereikt.  Dat verzin ik niet, vanwege de koorts of zo, nee dat heeft een Amerikaanse trendwatcher ontdekt! Hij heeft er een boek over geschreven, ‘Stuffocation’ getiteld. Dat betekent zoiets als stikken in de spullen.  Oké, dat hadden u en ik dus al geruime tijd in de gaten. Maar nu is er een boek over geschreven! En ook een van de bazen van IKEA heeft erover gesproken. De consument begint er genoeg van te krijgen! En niet alleen van alle overbodige spullen, nee , meneer IKEA trekt een vergelijk met de oliepiek, hij vindt dat we ook een roodvleespiek, een suikerpiek en een woninginrichtingspiek hebben gehad.  En dan vergeet hij volgens mij nog de plastic tasjespiek!  

Zou het dan toch waar zijn? Toegegeven, als homo sapiens doen we er lang over, maar misschien, ooit doen we onze naam dan toch nog eens eer aan. Onze kleinkinderen zullen er blij om zijn! 

dinsdag 16 februari 2016


Muffin uit de hemel


Geen koorts, wel koorts, geen griep, wel griep, beetje griep of toch niet? Ik ben het zat, dat duurt nu al ruim een week. Maar vanmorgen voel ik me voor het eerst weer als vanouds. Als kip dus. Hoe ik aan die uitdrukking kom weet ik niet, maar als ik me ‘als kip voel’, dan voel ik me gewoon lekker. En laat het nou nog prachtig weer zijn ook!! Ik aarzel geen moment!  Al meer dan een week heb ik niet gelopen. Alleen hardlopers weten dat lopen in de mond van een hardloper, hardlopen betekent. Ruim een week gedwongen rust! Regelmatige hardlopers weten dat dat afzien is en hunkeren, vooral dat laatste. Nu doet zich dus de kans voor en natuurlijk grijp ik die. Naar buiten! Nog wel niet hardlopend maar wel op de fiets!
Een uurtje later – want eerst moest nog mijn haar gekamd, mijn kin geschoren, een sudocu gemaakt, een kopje koffie gedronken – zit ik op de fiets. Het is nog koud maar op de dijk achter De Beemd voelt de zon heerlijk op de huid. Weggedoken in mijn sjaal, zonnebril op,  fiets ik onder de A12 door langs de zuivelboerderij richting Westervoorstedijk. Even later kies ik het fietspad door Het Broek. Wat begint Arnhem toch een echte fietsstad te worden. Zonder één stoplicht zoef ik over dat fietspad linea recta tot naar de Berekuil, de historische fietsrotonde bij de John Frostbrug  die rechtstreeks toegang geeft tot het stadscentrum. In no time ben ik via de Eusebiusbinnensingel tot bij V&D waar je – toegegeven – wel even ogen voor en achter moet hebben.  Ik heb nog net tijd om te denken: V&D sic transit gloria mundi! Maar dan sta ik al bij de gratis -  jawel: gratis! – fietsenstalling bij de Koepelkerk. En zo maak ik even later vol verwachting mijn opwachting bij Stan&CO , Arnhems nieuwste meet and greet point.
 De begroeting is verpletterend persoonlijk, alsof ik de VIP van de ochtend ben! Maar al ras merk ik dat het personeel de deur steeds in de gaten houdt en voor iedereen deze égards in huis heeft. Weer met beide voetjes op de grond bestudeer ik de kaart. Ik neem cappuccino met een muffin berry berry lady/chocolic. Dat lijkt me wel iets. Temeer daar de kaart vermeldt dat Stan&Kirsten al het zoet en lekkers maken bij patisserie Hemels in de Kerkstraat.
Mijn geduld wordt erg op de proef gesteld, maar allé de vasten is net begonnen dus even oefenen Gerard, zo houd ik me voor. Hoe langer ik wacht hoe meer ik last krijg van het volume van de muziek. Ik vind het takkenlawaaierig hier! Maar dan komt er iemand mijn bestelling opnemen. Ik voel de muffin berry berry al op mijn tong! Maar het verlangen moet nog even rijpen, zo blijkt. De chocolic is al driemaal gesmolten op mijn lip als ik eindelijk wordt bediend. Het moet gezegd, de muffin is heerlijk. De chocolic echter zo klein dat het nauwelijks lic genoemd mag worden.  
Ik maak een foto en stuur die naar Hemels. Onmiddellijk antwoord van Kirsten: ‘die muffin is dus niet door ons gemaakt.’ Ik ben helemaal van de wap: de kaart vermeldt dat al het lekkers etc, bij Hemels in de Kerkstraat wordt gemaakt. Aldus app ik terug. Ja, schrijft Kirsten, dat weet ik maar wij leveren de muffins dus niet. 
Ik kan het niet meer volgen, maar ja, er is tegenwoordig wel meer dat ik niet kan volgen. Als ik ga betalen en de bediening me vraagt of het heeft gesmaakt, vraag ik belangstellend waar die muffin vandaan komt. ‘Dat komt van patisserie Hemels in de Kerkstraat, meneer. Kijk maar dat staat op de kaart’. Ja , dat heb ik gelezen. Maar levert die patisserie ook de muffins? Ja meneer, die levert alles! Vond u het lekker? Ja, ik vond het lekker.
Nog wat in de war verlaat ik het pand. Wie valt er nu nog te vertrouwen in deze wereld? Afkomstig uit een degelijk rooms nest weet ik uiteraard dat er heel wat is gediscussieerd over goed en kwaad, hemel en hel. Als geen ander heb ik er weet van dat dingen heerlijk kunnen zijn ook al zijn ze niet des hemels. Niet voor niets is tussen hemel en hel het vagevuur geschoven. Die muffins zo besluit ik – inmiddels weer op mijn fiets -  zullen wel des vagevuurs zijn. Voortaan ga ik voor echte hemelse  muffins  naar HEMELS in de Kerkstraat.


zaterdag 30 januari 2016


Lief die oudjes 

Ik loop over het Zaanse Plein. Bij de bakker snuif ik weer even die heerlijke lucht van de verse bakker op. Ook al blijf ik brood bakken en een smederij een vreemde combinatie vinden, het ruikt er toch altijd heerlijk. Een smederij zegt u? Jazeker, de op takkenbossen gestookte oven van onze bakker staat in de vroegere smederij Van Klinkenberg uit Koog aan de Zaan. De ventilatieluiken om de rook te laten ontsnappen zijn nog aanwezig. Het is hier in het museum vastgeplakt aan een vroeger woonhuis /boekenwinkel uit Zaandam. Het museum heeft dus iets heel nieuws gecreëerd, maar het heeft wel een vreselijk authentieke uitstraling. Zo authentiek dat ik er bijna altijd mensen aan kwijtraak als ik er met een groep langsloop.
Dit keer loop ik dat gevaar niet want ik heb geen groep bij me. Ik zet me op een bankje en even later krijg ik gezelschap van een moeder met dochter.
Dochterlief vraagt: ‘Waarom koop je een krentenbol mamma, dat deed oma vorige week in de dierentuin ook.’ Ik moet op het puntje van mijn tong bijten om niet te zeggen: omdat we Nederlanders zijn, door de week eten we stamppot en als we uitgaan een krentenbol. 
Ik had ook kunnen zeggen: omdat jullie niet uit Arnhem komen, in Arnhem eten we Arnhemse meisjes. Maar ik denk dat in dat geval noch dochterlief noch mama er iets van had gesnapt. Arnhemse meisjes, die eet je toch niet, daar ga je mee naar de Korenmarkt, toch?
Later bedenk ik dat voor die Arnhemse meisjes in vroeger dagen echt geen bezoek aan de  Korenmarkt was weggelegd. Ze moesten op zondagochtend naar de kerk en daarna uitrusten want op zondagavond begon het alweer: dan werd de was alvast in de week gezet. De eerste fase van het arbeidsintensieve proces dat zich elke week herhaalde:
Weken - broeien – schrobben – loogbad - bleken – spoelen – persen- plakken (droog toeslaan) – drogen – strijken – vouwen – opbergen. En na de witte ook nog de bonte was!
Ook al werkten ze niet in een van de vele wasserijen langs de sprengen en beken ten noorden van Arnhem, het was toch een heel gebeuren. Ik zie het tafereel voor me op de landjes achter de huisjes uit Tilburg of op die achter de huizen op de Arnhemse Geitenkamp. Bejaarde mensen daar spreken meestal nog over hun ‘landje’ in plaats van over tuin.
Maar goed, dit uitgebreide wasgebeuren is sinds de intrede van wasmachine en droogtrommel, geschiedenis geworden. Het had van mij opgenomen mogen zijn in de canon van de Nederlandse geschiedenis. een canonvenster dus. Wat hebben die vrouwen gewerkt! De huidige Arnhemse meisjes hoeven  ‘alleen nog maar’ wit en bont te sorteren, op te hangen en af te halen, te strijken, op te vouwen en weg te werken. Oké, het komt wekelijks terug, maar in vergelijking met vroeger niet om over te schrijven. Bovendien: menige man heeft tegenwoordig een papadag juist op maandag. Of vergis ik me nu?
Hoe dan ook het ging over die krentenbol. Mijn laatste krentenbol at ik een paar maanden geleden in de trein. We hadden de expositie over Werkman bezocht in het Gronings museum. Op de terugreis aten we in de trein onze boterhammen en een krentenbol. Twee jonge vrouwen stapten in. Zegt de een tegen de ander: ‘lief, die oudjes met die boterhammen.’

Oké, dat zijn wij dus… 

zaterdag 16 januari 2016


Brrr natte sneeuw

Het regent een beetje. Het wordt een natte loop vandaag. Als ik de deur uitloop zie ik net Ingrid de hoek om fietsen. Halverwege de Rozendaalse Laan stopt een auto: Ton Fransen biedt me een lift aan. Nee, dank je ik vind het heerlijk om vijf minuutjes in te lopen. Altijd, elke zaterdag is er wel een loopmaatje die stopt om me een lift aan te bieden, en altijd bedank ik. Gek, dat lopers denken dat je het erg vindt om te lopen zelfs als je voor de lol gaat lopen. In de verte zie ik Els voor me lopen. Benieuwd hoe het met haar blessure is.
Er staat een grote groep vandaag, Blijkbaar is er dus nergens een trail. Als voorzitter Bert me ziet tovert hij meteen een waardebon voor mij tevoorschijn. Kijk dat noem ik nou een hartelijk onthaal! Bas probeert nog even: waarom jij wel en ik niet, maar dat is een flauwe. Later vanmorgen zal bij hem de lust om grapjes te maken langzaam maar zeker doven. Daarvan heeft hij nu echter nog geen flauw vermoeden.
Ruim te laat, want vijf over negen, besluiten we te starten. Cees kiest vanmorgen de Velpse kant van de parkeerplaats. Meteen de eerste meters in het bos is het al raak. Blubber, sporen van brede banden, diepe voren met water, we glibberen het bos in. En dat blijft zo want het Gelders Landschap heeft besloten de Koningsberg om te ploegen tot een wandelpark zoals dat eeuwen geleden blijkbaar is geweest. Tja, als je medewerkers in dienst neemt om subsidies aan te trekken dan is dit het gevolg… Onvoorstelbaar wat voor een ravage er in één week tijd al is aangericht, en hoeveel blubber dat oplevert!
Als we de sportvelden bereiken heeft de helft van ons al natte voeten. Ik hoop dat Cees rechtsaf gaat, maar nee hij besluit linksaf omhoog het bos weer in te gaan. Ojé, vorige week was het al zo’n kliederboel, het zal na de regen van deze week nog erger zijn, denk ik. Maar ja, als stadsmens denkt Cees zelfs bij regendagen niet aan het bos. Ik wel en mijn gelijk wordt snel bevestigd. Glibberend en glijdend klunen we naar boven. Boven bij de verharde weg blijkt er al een gapend gat met de achterhoede. Ik heb nu al medelijden met Els, wetend van haar hamstringblessure. Maar Cees kiest het pad achter de Emmapiramide naar het noorden. Dit is begaanbaar maar ik weet wat er straks gaat volgen:  iron man Cees kiest straks – zeker weten -  niet het asfalt naar links of rechts. Precies zoals ik dacht gaan we rechtdoor omhoog het zandpad naar de Zijpenberg op. Arme Els, nu wordt het menens! Normaal is het pad berucht vanwege de stijgingen door het rulle zand. Maar nu is het één lang, glad blubberig pad waarover we hink-stap-springend naar boven klimmen. Halverwege staat er plompverloren een auto. Hoe die daar komt en vooral weer wegkomt is mij een raadsel. Ik kijk achterom en zie dat Ronald wacht op Els die verder beneden in haar gele jack aan komt klimmen. Mooi, dan kan ik dus verder klunen. Els is in veilig gezelschap want mocht er iets gebeuren dan weet ik dat  Ronalds polsapparaat alles opslaat: stops, afstanden, coördinaten, hartslagen enz.  Ik kluun dus verder. Zo’n tweehonderd meter onder de top kan ik het asfalt  kiezen. Ik  aarzel ik geen seconde vermoedend dat Sjoukje en Nancy  dit voorbeeld zullen volgen, maar nee hoor als echte mannen klunen ze verder over het pad. Op de top staat de voorhoede te wachten tot de hele ploeg weer bijeen is.
Dan kiezen we een afdaling, zo mogelijk nog gevaarlijker want de holle wegen nodigen uit tot zijwaartse glijpartijen .Onze Harry heeft dan bedacht dat er nog wel een ommetje mogelijk is. Uiteraard een helling en dan via een afdaling over verborgen boomwortels toch richting de vijver van Beekhuizen. Dan begint het te  sneeuwen.  Het doet me deugt dat Harry noch de iron man van vanmorgen de weg langs het zwembad kiezen maar nu opteren voor de gebaande weg door Velp richting de Pinkenberg. Ik vraag Els even of ze last heeft van de blessure. Ja, ik voel hem, zegt ze, maar ik doe het zo graag, daarmee bevestigend dat ze echt bij de Bedriegertjeslopers hoort.  Want zo is ons cluppie: we lopen bij weer en geen weer, in alle seizoenen. Sterker nog: als even later de sneeuw ons ouderwets in het gezicht striemt, zeggen we: heerlijk hé !!
Op de parkeerplaats staat Wilma nog te wachten. Dat wisten we. Wat  we niet wisten is dat de snelle lopers die zichzelf de naam trailgroep  hebben  toegedacht, deze ochtend al voortijdig hebben afgehaakt.  De vraag wie de echte trailgroep vormen is nu dus in alle duidelijkheid beantwoord.
Terwijl we bij de kofferbak genieten van Wilma’s koffie zijn we er getuige van  hoe iron man Cees zich in de striemende sneeuw omkleedt. Zelfs hij heeft koude handen, het lukt niet zo goed, en uiteindelijk staat hij erbij als een buideldier  met een capuchon bungelend onder zijn kin. Vanonder paraplu’s met een beker warme koffie in onze hand  - wij wel ! - aanschouwen we het tafereel.
Nancy besluit dan enkele foto’s te maken om later haar kinderen  te kunnen laten zien dat ook zij deze dan legendarische helletocht heeft volbracht.  Maar ze staat er zelf niet op. Iron man is dan zo galant  om het toestel even over te nemen. Kom op Cees, ik sta te verkleumen, roept Wilma. Maar hoe Cees ook zwoegt, een stap naar voren, nog eens inzoomend, hij krijgt het niet voor elkaar.
We gaan naar huis. Dankbaar maak ik nu wel gebruik van de lift die Bas aanbiedt.  

P.S.:

Juist deze week besloot het bestuur van de stichting De Bedriegertjeslopers  al haar leden een reanimatiecursus aan te bieden.

woensdag 6 januari 2016


Mama’s tas


Ik loop van het administratiegebouw richting ijsbaan. Het is de zondag van Winter Landleven, en dat is te merken. Op de Schelmseweg keren tientallen automobilisten het wachten beu, hun automobiel. Als ik de rotonde nader zie ik de oorzaak: vele voetgangers naderen langs het restaurant omhoog de Schelmseweg en de verkeerregelaars zijn zeer attent voor hen.
Ik val zogezegd met de neus in de boter. Het publiek wordt gevraagd de baan vrij te maken voor een demonstratie schoonrijden op de schaats ‘ de oudste tak van ijssport in Nederland, en uniek in de wereld’, het is maar dat u dat nu dus weet. De demonstratie zal gegeven worden door de streekdrachtengroep van de Landelijke Vereniging van Schoonrijders, zo hoor ik. Daarvoor maken alle schaatsers graag ruim baan, het publiek omzoomt het hekwerk en even later neemt een twaalftal kleurrijke paren zwierend bezit van de baan. En het moet gezegd: het is een lust voor het oog, een plaatje! Terwijl ze zwierend hun rondjes schaatsen legt de commentaarstem de betekenis uit van het gezegde: het met iemand aan de stok krijgen, dan wel: iemand aan de stok krijgen. Ik denk aan mijn ouders die in hun jonge jaren bij elkaar aan de stok van Zwolle naar Kampen schaatsten. Ik dank er vermoedelijk mijn bestaan aan. Thuis google ik nog even, en jawel hoor: de Landelijke Vereniging van Schoonrijders heeft een eigen website en onder de button streekdrachtengroep zie ik een foto waarop ik verschillende dames van vanmiddag herken. Ze treden op, zo lees ik, tegen onkostenvergoeding (dus een koopje voor Landleven, maar dit terzijde).
Een uurtje later ben ik getuige van een ander schouwspel, helaas niet aan te klikken op internet. Het speelt zich af op het paadje naar Freia ter hoogte van de knuffelweide. Terwijl ik naar een stand van bushcraft (typisch zo’n Landleven item) sta te kijken, hoor ik achter me op bevelende toon ‘laat hem nou!’ In de bosschage zie ik een klein hondje aan de lijn van een vrouwelijke bezoekster krom gebogen in poephouding, terwijl dochterlief het hondje wil aaien. ‘Laat hem nou, anders doet ie het straks bij mamma in de tas!’ Als het blijkbaar niet wil vlotten en dochterlief opnieuw wil aaien roept moeder opnieuw: ‘laat hem nou, anders wordt straks mamma’s tas vies!’ En als het beestje dan geslaagd is zie ik dat moeder de gave in papier wikkelt en in haar rieten boodschappentas doet. Dan neemt ze het hondje op en laat het behoedzaam eveneens in de tas zakken. Met de tas aan de arm, het hondensnoetje er poezig bovenuit, begeeft ze zich verder de drukte in. Het is een snoezig gezicht, maar toch:  boven op de eigen drol…, zo’n hondenleven… ik weet het niet.
Naar huis fietsend dringt zich de gedachte op dat de tas van mevrouw bij thuiskomt misschien  toch niet helemaal droog zal blijken.