woensdag 20 mei 2015


 En der wangen zachte gloed was hem een warme welkomstgroet.

  Ik weet niet of ik het helemaal correct citeer, maar ik vond en ik vind het schitterend. Vorig jaar is het verwijderd. Het stond in tegels gegrift in de tuin van de Staphorster boerderij in het museum. Ik mis het. Bijna altijd vroeg ik mijn gasten aandachtig naar die tegels te kijken.  Aandachtig lezend naderden ze dan de boerderij om vervolgens verrast bij elkaar te verifiëren of ze hetzelfde hadden gelezen. Want: zo’n tekst verwacht je niet in Staphorst. Staphorst is streng, orthodox, star, conservatief. Niet wulps, toch? Of toch wel? Vervolgens kon ik dan eenmaal binnen aan het schilderwerk laten zien dat  de effecten van Nederland immigratieland zelfs tot in Staphorst merkbaar zijn. Het ''typisch Staphorster bloemetjesmotief'' is namelijk geintroduceerd door Goldstein, een joodse huisschilder afkomstig uit het zuiden van Duitsland. et is allemaal niet zo star en onveranderlijk als wij vaak denken bij orthodox en klederdracht, ook niet anno 1900, zo was mijn insteek. Maar sinds begin vorig seizoen zijn de tegels weg en is Staphorst weer wat voorspelbaarder dan het was.
Met dit alles in gedachten stap ik de woonkeuken binnen waar ik gastvrouw Saskia tref. Ik deel mijn gedachten met haar. Ja, ze vindt het ook wel jammer. Maar, zegt ze, het klopte niet met Staphorst. Ze heeft begrepen dat de tegels daar lagen in verband met een project enkele jaren terug en gewoon wat te lang zijn blijven liggen. Samen komen we tot de conclusie dat het dan wel het thema ‘relaties’ zal zijn geweest. Daarom hebben we hier ook enkele jaren aandacht besteed aan het venstervrijen. Ook zo’n smeuïg maar bepaald niet exclusief Staphorster thema.  Maar voor mij als rondleider wel dankbaar om het beeld van Staphorst ietwat te ontmythologiseren. Tegenwoordig begin ik maar bij de opvallend grote rookvang boven het open vuur in het vertrek. Dat is degelijk maar niet verrassend.

Een "rondleider van buiten" – dus een concurrent van mij! – die met een groepje Duitstaligen komt binnenvallen, heeft van mooie versregels geen last. Ze vraagt Saskia of ze enige toelichting wil geven op haar kledij. Terwijl die dat op de haar eigen vriendelijke en rustige manier doet in haar beste Duits, let ik op de gasten, zeg maar een beetje mijn beroepstic als rondleider.  Ook nu weer valt het me op hoeveel belangstelling bezoekers hebben  voor de streekdracht.  Als eentje haar aanraakt, willen ze alle zes even haar kleding voelen. Het zal in onze gebouwen uit Vierhouten en Marken wel hetzelfde zijn, denk ik. Wat dat betreft ben ik blij dat ik niet in streekdracht rondloop, hoezeer ik hou van zachte gloed en warme groet, ze moeten me niet aan de kleren komen, aan mijn lijf geen polonaise!  Ze mogen me wel het hemd van mijn lijf vragen maar ze moeten me niet met zijn allen gaan bevoelen!
Zou dat het verschil zijn tussen een gastvrouw en een rondleider? Ik zal er de handboeken presentatie eens op naslaan. 

woensdag 6 mei 2015


Loopt een rondleider

met een groep buitenlandse scholieren over de bouwplaats bij de entree. Uit Nova Scotia komen ze, een provincie van Canada, jongens en meisjes van 14 -15 jaar. 
De students from Canada zijn een week te gast in Zwijndrecht. Redelijk op tijd komen ze het entreegebouw binnen. Ja, ze hebben een goede reis achter de rug, ze zijn al enkele dagen in Holland en hebben Rotterdam reeds bezocht. Vanmiddag gaan ze naar Oosterbeek, naar het oorlogsmonument en naar Hartenstein, zo begrijp ik. Erg, erg rustige jongelui, zo is mijn inschatting. Maar ik ben ook een tikkeltje argwanend, ik ben namelijk zelf ook wel met jongelui op stap geweest naar het buitenland en heb weet van zeer korte nachten. Did you get a good sleep last night?
Eh? O yes. Schaapachtig kijkend wachten ze een volgende vraag af. Het is me alras duidelijk. Volgzame sleepy wezens van over de oceaan. 
Via het post-office, het boarding house (ons gastarbeiderspension) en het café tante Stien gaan we naar het los hoes uit Harreveld. Warempel, als ik vertel over het in de schemer zitten naast het open vuurtje, aan één kant warm en aan één kant koud, begint er iets te leven. Uiteraard is ook de bedstee (het box bed)  eventjes interessant. Dan bega ik een fout door ze mee te nemen naar Kadoelen. De schoolmeester in me dacht ze oog te geven voor ongelijktijdige ontwikkelingen, voor zuivel en hygiëne, voor …etc. etc. Maar slapende kinderen interesseert dat niet, hier niet en in Canada niet. Ik vertel ze dat duizenden Nederlandse boerenzoons die in de vijftiger jaren naar Canada emigreerden van dit soort boerderijen kwamen. Het zegt ze niets, voor wie het nog niet weet: 1950 behoort tot de prehistorie. De brave, volgzame kids staan in hun schooluniform te tollen op hun benen. Even later bij de poldermolen toon ik ze een kaart van Nederland waarop de helft van ons land onder zeeniveau is te zien. Ik heb die kaart vaak bij me en altijd, altijd wordt me dan gevraagd waar Arnhem ligt en of we hier veilig staan. Maar nu: nobody die zich ook maar enige zorg maakt. Ook met de molens win ik het niet van hun slaapbehoefte. Maar dan, warempel:  de ophaalbrug. Ja de ophaalbrug dat is toch wel een aardig ding. En ook de  duiventil, die hebben de Schotten blijkbaar niet meegebracht naar Nova Scotia.

Naar huis fietsend weet ik dat ik geen museummeesterstuk heb afgeleverd. Over drie jaar komt er weer een groep van dezelfde school, zo begrijp ik. Ik troost me met de gedachte dat dan de presentatie van de canon van de Ned. geschiedenis klaar is. Die wordt zo digitaal, dat rondleiders daar ook tot prehistorie zijn verworden.