woensdag 6 mei 2015


Loopt een rondleider

met een groep buitenlandse scholieren over de bouwplaats bij de entree. Uit Nova Scotia komen ze, een provincie van Canada, jongens en meisjes van 14 -15 jaar. 
De students from Canada zijn een week te gast in Zwijndrecht. Redelijk op tijd komen ze het entreegebouw binnen. Ja, ze hebben een goede reis achter de rug, ze zijn al enkele dagen in Holland en hebben Rotterdam reeds bezocht. Vanmiddag gaan ze naar Oosterbeek, naar het oorlogsmonument en naar Hartenstein, zo begrijp ik. Erg, erg rustige jongelui, zo is mijn inschatting. Maar ik ben ook een tikkeltje argwanend, ik ben namelijk zelf ook wel met jongelui op stap geweest naar het buitenland en heb weet van zeer korte nachten. Did you get a good sleep last night?
Eh? O yes. Schaapachtig kijkend wachten ze een volgende vraag af. Het is me alras duidelijk. Volgzame sleepy wezens van over de oceaan. 
Via het post-office, het boarding house (ons gastarbeiderspension) en het café tante Stien gaan we naar het los hoes uit Harreveld. Warempel, als ik vertel over het in de schemer zitten naast het open vuurtje, aan één kant warm en aan één kant koud, begint er iets te leven. Uiteraard is ook de bedstee (het box bed)  eventjes interessant. Dan bega ik een fout door ze mee te nemen naar Kadoelen. De schoolmeester in me dacht ze oog te geven voor ongelijktijdige ontwikkelingen, voor zuivel en hygiëne, voor …etc. etc. Maar slapende kinderen interesseert dat niet, hier niet en in Canada niet. Ik vertel ze dat duizenden Nederlandse boerenzoons die in de vijftiger jaren naar Canada emigreerden van dit soort boerderijen kwamen. Het zegt ze niets, voor wie het nog niet weet: 1950 behoort tot de prehistorie. De brave, volgzame kids staan in hun schooluniform te tollen op hun benen. Even later bij de poldermolen toon ik ze een kaart van Nederland waarop de helft van ons land onder zeeniveau is te zien. Ik heb die kaart vaak bij me en altijd, altijd wordt me dan gevraagd waar Arnhem ligt en of we hier veilig staan. Maar nu: nobody die zich ook maar enige zorg maakt. Ook met de molens win ik het niet van hun slaapbehoefte. Maar dan, warempel:  de ophaalbrug. Ja de ophaalbrug dat is toch wel een aardig ding. En ook de  duiventil, die hebben de Schotten blijkbaar niet meegebracht naar Nova Scotia.

Naar huis fietsend weet ik dat ik geen museummeesterstuk heb afgeleverd. Over drie jaar komt er weer een groep van dezelfde school, zo begrijp ik. Ik troost me met de gedachte dat dan de presentatie van de canon van de Ned. geschiedenis klaar is. Die wordt zo digitaal, dat rondleiders daar ook tot prehistorie zijn verworden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten