Ik ga op reis en neem mee
Slaven hadden natuurlijk geen bagage bij zich. Maar ze namen wel verhalen mee, vooral
Anansiverhalen, die hadden ze in hun hoofd. Wat in hun hoofd zat ging mee aan
boord. En Anansi zelf was ook aanwezig, die
spon draden waarlangs hij op en neer kroop in de scheepsruimen. Overal ging hij
met hen mee, ook op de plantages zagen
ze hem overal. Aldus Julian, de verteller van vandaag, in het theekoepeltje in
het openluchtmuseum. In dat koepeltje worden sinds enige tijd Anansiverhalen
verteld. Al twee keer eerder was ik ernaartoe gegaan, maar beide keren zat ik moederziel
alleen onder de daar opgestelde Anansiboom. Vandaag probeer ik het opnieuw,
driemaal is scheepsrecht. Ik tref Julian.
Even denk ik dat hij verhalen gaat vertellen aan het groepje
Russen dat tot onze verbazing de koepel betreedt, maar nee de Russen gaan weer
verder. Anansi dus niet naar Rusland
vandaag. Even later komt Leila binnen met broertje en ouders, en net als Julian
wil beginnen komt ook Nienke met haar ouders en broertje. Julian vertelt dat Anansi een echte spin is
maar ook wel een beetje op een mens lijkt. Kijk maar, zegt hij, wijzend op de
afbeelding. Ja, de kinderen beamen het, hij heeft ook een beetje een
mensengezicht.
Anansi wil naar een feest maar moet betalen om binnen te
komen, hoe moet dat nu? Dan verneem ik dat Anansi heel slim is, veel ziet en
met zijn spinnenoortjes heel goed kan horen. Ik leer dat kakkerlakken heel
harde werkers zijn en dat de haan ‘s morgens heel hard roept: kukkelekúú, ik wil niet op het menúú, en
nog veel, veel meer leer ik. Het wordt
leuk als Anansi eenmaal op het feest –natuurlijk lukt het hem daar te komen - wil dansen met Leila en ook Nienke in het
verhaal wordt betrokken. Iedereen luistert geboeid hoe Anansi iedereen te slim
af is. Na afloop doet zelfs het kleine
broertje van Nienke een tekening van Anansi in het verzamel-vogelkooitje. Blij
verrast door dit onverwachte intermezzo verlaten de ouders met hun kroost het
koepeltje met die vreemde Anansiboom.
Als ik een uurtje later vanwege de regen even wil schuilen
in de boerderij uit Kadoelen ontwaar ik daar een aantal kinderen met vier
moeders. Ze zitten met zijn allen in een grote kring op de lemen vloer. Ze
zitten met de ogen dicht, tenminste dat lijkt de bedoeling, ik zie er een
aantal smokkelen. Een van de moeders
loopt al huppelend met een doekje in de hand rond de kring en allen zingen het mij bekende
riedeltje:
Zakdoekje leggen,
Niemand zeggen,
Ik heb de hele nacht
gewaakt.
Twee paar schoenen heb
ik afgemaakt:
Ergens in mijn bovenkamer springt een deurtje open en
moeiteloos haak ik in:
Een van stof en één
van leer,
hier leg ik mijn
zakdoekje neer.
Op weg naar huis bedenk ik dat ook dit liedje ongetwijfeld
als eens Anansi in de hoofden van landverhuizers meegegaan is naar Zuid Afrika,
Canada en elders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten