Kheptsodruk
We schrijven augustus 2017. Het is gezellig druk en de zon
schijnt uitbundig. Op zo’n dag valt er van alles te beleven. Daarvan hieronder een
kleine impressie.
Ik besluit eerst maar eens op het bankje voor ons blauwe
boerderijtje te gaan zitten. Als ik er een paar minuten zit passeert er een
moeder met een kind van naar ik schat vier / vijf jaar oud. De moeder oogt
opvallend jong. Ze pakt het kind bij de hand en zegt naar het boerderijtje
wijzend: ‘kijk daar, die kleine raampjes, kom, lekker gluren!’ Terwijl ze voor
me langs huppelt, het kind aan een arm meetronend, kan ik niet anders dan haar
toch wat verwonderd nastaren. Opvoeding anno 2017 denk ik: kom, lekker gluren!
Als ik verder loop nadert even over de tramrails een
familie, drie generaties, druk gesticulerend en pratend in een voor mij
onbegrijpelijke taal. Chinees? Japans? Koreaans? Een gewoon gesprek, boos, discussie
of gezellig? Ik heb geen idee. De talen van het andere halfrond zijn voor mij
één onbegrijpelijke brij, maar zij op hun beurt zullen het verschil niet horen
tussen Zweeds, Duits of Nederlands, denk ik.
Op de ophaalbrug wordt zoals gewoonlijk druk gefotografeerd.
Ik merk op dat zeker drie vaders de focus richten op het trekpontje in de
verte. Voor mij is het De Zaan, in
gedachten zie ik hier tientallen molens, grote zeilschepen en veel
bedrijvigheid op het water. Voor hen is het waarschijnlijk een Anton Pieck plaatje: twee molens langs
het water met een trekpontje op de achtergrond.
Bij de wagenloods met de sjees van de koopman zegt een
moeder tegen de kinderen: ‘kijk een arrenslee,’ terwijl de wielen van de sjees
toch bepaald niet aan het zicht onttrokken zijn! Wellicht heeft ze hier bij een vroeger bezoek
wel eens een slee gezien anders kan ik het niet verklaren. Hoe dan ook, ik vind
het een mooi staaltje van hoe een mens geprogrammeerd kan zijn. Wel vaker
bekruipt mij de neiging om in het voorbijgaan niet al te luid maar wel goed
verstaanbaar te mompelen: goed kijken, er staat niet wat je ziet!
Op het Zaanse plein kom ik zoals meestal op een zonnige middag
ogen te kort. De jeugd loopt, rent, roept en huilt door elkaar. Een vader helpt
een jong kind dat een vliegende hollander
heeft veroverd. ‘Je voeten zijn te kort,’ hoor ik hem zeggen. Hoe zo: voeten?
Het zijn niet de voeten, het zijn de beentjes waar het aan schort, denk ik,
terwijl ik nu op mijn beurt lekker zit te gluren. Het is als altijd weer verbazingwekkend
hoe behendig basisschoolleerlingen manoeuvreren op de oud hollandse fietsen.
Maar het mooiste volgt even later als ik wat schaduw heb
gezocht aan de ronde picknicktafel onder de bomen. Daar hoor ik in mijn eigen
moedertaal
-Goa’j morgenoamd nog
noa de buurvisiete?
-Kweetnie, kheptsodruk,
joh dèwujnieweetn!
-Nou, wiezultwèzie
En toen werd het stil
Geen opmerkingen:
Een reactie posten