Een Brabantse verpleegster
De familie komt uit West Brabant. Ze hadden lang getwijfeld
tussen een dagje Floriade of een bezoek aan het Openluchtmuseum. De Floriade
kun je maar eens in de paar jaar bezoeken, maar ook voor deze familie gaat er blijkbaar niets
boven het openluchtmuseum. Ik sta daar niet van te kijken, het is immers het
meest bezochte museum buiten de randstad, er is altijd wat te beleven en het weet mensen altijd te raken.
Oma (83 jaar) wil naar het Kruisgebouw en naar een grote boerderij
uit Etten-Leur, zo is me gezegd, want daar is ze opgegroeid en ze heeft lang gewerkt
in de verpleging. Dus leid ik het gezelschap naar de tram richting Brabant en
loop daar met ze naar ons Groene Kruisgebouw.
Als ze voor het gebouw een oude
solex ziet, vliegt ze eropaf, grijpt het stuur en vertelt haar verbaasde familie
‘met zo’n ding ben ik nog eens uit de bocht gevlogen!’ Eenmaal binnen komen er allerlei herinneringen
boven, ik beluister brokjes levensgeschiedenis:
een groot gezin, na school 7 jaar
thuis geholpen op de boerderij en uiteindelijk de verpleging in, blij dat ze weg kon onder
moeders vleugels vandaan. Dit laatste had ik eerder gehoord tijdens een
inleiding voor de rondleiders over de geschiedenis van de gezondheidszorg. (Rondleiders
moeten nl. van velerlei thuis zijn.) Als jonge vrouw had je niet veel mogelijkheden
om ‘verder’ te komen en de sociale druk van het dorp achter je te laten. Leerling verpleegsters moesten wel intern bij de nonnen in het ziekenhuis, maar ze woonden toch in de
stad! Na hun basisopleiding behaalden sommigen nog een aantekening
voor ‘de wijk’. Als wijkzuster was je zeker voor de tweede wereldoorlog iemand met
aanzien, ze hoorde in het rijtje pastoor, dokter, notaris! Je had goede kans een dokter aan de haak te slaan, maar er waren er ook die zich ontpopten als een geduchte konkurent van meneer de dokter!
Onze oma vroeg om vrije zondagen, ze werd de eerste
lekenverpleegster in het ziekenhuis in Roosendaal die vrije zondagen kreeg. Ze
werkte 52 uur betaald ‘en de rest was
voor Gods lof! Later kwam de 48 uur,
dankzij de bond. Ma vond dat maar niks!’
Ze werd verliefd op een patiënt, dat was een tegenvaller
voor de nonnen, ‘maar ja, één paar
schoenen voor het bed leek me ook niet alles’. Ze ging trouwen maar ze bleef wel werken, ‘sommigen vonden dat maar niks’.
‘Dus u was een soort pionierster’ vraag
ik.
‘ Wat zegt u? Nou, eigenlijk wel ja’
Bij de uitleenartikelen vertelt ze hoe je de verschillende
soorten ondersteken op hun plaats schoof.
Dat is nog een hele kunst, zo leer ik.
De climax komt wat mij betreft even later in het tweede
Tilburgse huisje. Met zachte stem, om het niet te laten horen aan alle
omstanders, bekent ze me dat ze eens bij een lijk in de bedstee is gekropen.
Natuurlijk luistert de hele groep extra scherp want ze heeft dan allang een
sfeer gecreëerd van ‘ons mam op de
praatstoel’ (alles is nu dus onderdeel van het familiearchief, maar dit
terzijde). ‘Die man, die lag niet handig. Ik
ben erbij in gekropen, en ben me toch sjorren geweest voor ik hem omgekeerd had
liggen! Dat viel niet mee hoor! Oh, ik
heb van alles meegemaakt joh…’
Even verder, als we de beugelbaan naderen wijst ze vooruit.
‘Da’s Etten-Leur’, zegt ze zonder
enige aarzeling.
‘Hoe ziet u dat?’
‘Da-zie-de gewoon !’
Rondleiden is boeiend, soms heel boeiend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten