Lopersuitje
Het is zaterdagochtend. Om 7.20 uur ben ik op het station
Velp. Denk je na vijf dagen hard werken, zeg maar gerust buffelen, van een
rustig weekend te genieten. Mooi niet, dus! Het bestuur van de stichting Bedriegertjeslopers, voor twee derde
bestaande uit pensionado’s, heeft een
reisje naar Amsterdam bedacht. En ja, als je daar op een beetje christelijke
tijd wilt arriveren dan moet je wel zorgen je troepen op tijd op het station Arnhem
bijeen te hebben. Dus niks niet uitslapen vanmorgen, voor de zekerheid heb ik
de Sprinter van 7.26 uit Velp gekozen, want met de NS weet je het maar
nooit. De Sprinter arriveert redelijk op
tijd. Al vóór ik op de knop kan drukken om de deur te openen kijk in het
grijzend gezicht van Erik. Ook een vroege vogel en al lang niet meer gezien. Hé Erik, jij hier? Wat leuk! Hoe is het met
je middenvoetsbeentje? Het was toch het middenvoetsbeentje ?
Ja, mijn
middenvoetsbeentje.
Heb je er nog steeds
last van?
Ja, zegt hij met
zijn beminnelijke glimlach, ik kan nog
niet hardlopen.
Oh, dat is jammer, en
fietsen?
Ja, dat gaat wel. Eerst vond ik daar nooit wat aan. Ik begreep
maar niet wat daar leuk aan is om 60
km te fietsen, maar nu vind ik fietsen wel leuk. En zo keuvelen we verder tot we station
Arnhem bereiken.
De koffie smaakt goed op dit vroege uur. Gaandeweg meldt
zich de hele groep, het weerzien met de zieken en gehandicapten is
allerhartelijkst. Harrie, Corry, Els, de andere Harry, ze zijn er allemaal. Hoe gaat het met jou, Els, ben je al geopereerd?
Ja, zegt ze opgewekt
als altijd.
Wat hebben ze
eigenlijk gedaan, was het de meniscus waar je last van had?
Ja, en dan - ik zie aan haar gezicht dat er iets
belangrijks komt –: en de chirurg zei dat
het kraakbeen (en nog iets dat ik vergeten ben) er nog bijzonder goed uitziet!!
Oh, dus je kunt nog
jaren mee?
Zo is dat, zegt
ze, haar zegeningen tellend. En zo keuvelend en bijpratend naderen we
Amsterdam. Tijdens de oversteek met de fietspond vlucht ik naar binnen. De
prullenbak op het achterdek staat in de fik en verspreidt een vieze stank, aan
de overkant aangekomen giet iemand er een emmer water in. Zo voorkom je dus een
scheepsramp.
Het bestuur trakteert ons op koffie met een goed stuk taart en magnifiek uitzicht over het IJ. Leuk voor een reisje met de kleinkinderen,
denk ik: trein – boot –taart en dan al die trappen hier. Maar voorlopig zijn de
beide ukkies nog maar acht, resp. vier
maanden oud, ik heb dus eerst nog heel wat rondjes Rozendaalse Veld te lopen!
Wachtend op de rondvaartboot begint het te regenen. Eenmaal
binnen zien we alleen maar regendruppels op de ruiten, maar we zitten in elk
geval droog. De kapitein geeft af en toe aanvulling op de juffrouw in de
recorder: we passeren een heel smal huis en ik leer dat je vroeger belasting
moest betalen voor de breedte van je huis. Wat ik ook leer: in de tram moet je
elkaar altijd in de gaten houden anders moet je zoals Els, Jan,Harry d V.en een
heel stel anderen maar hopen dat de groep zo vriendelijk is te wachten tot je
de te ver gereisde afstand te voet terug hebt afgelegd. Zo vriendelijk zijn we
natuurlijk wel, even later haasten we ons naar een heerlijke lunch in het
Vondelpark. Ook daar heeft het bestuur voor gezorgd!
Het blijft regenen, wat gaan we nu doen? Een rondleiding dus.
Zonder morren begeven we ons in twee groepen op pad. Bedriegertjeslopers
laten zich nu eenmaal niet weerhouden door een beetje regen.
Als vakbroeder volg ik met meer dan gewone belangstelling onze
gids. Ik zie hoe hij staat te worstelen, zijn hoofd vol gedachten en weetjes
die met elkaar strijden om naar buiten te mogen. De arme man heeft het er
moeilijk mee. Tja, dat krijg als je tevoren geen duidelijk plan hebt gemaakt,
denk ik. Hij blijkt te weten dat we uit
Arnhem komen, en hij laat niet na te uiten dat Arnhem maar een provinciestadje
is. Amsterdam is zijn stad en de rest is
voor hem de provincie, zo is mij alras duidelijk. Als ik hem vertel dat er
enkele panden uit de Jordaan in het Ned. Openluchtmuseum staan, kijkt hij me
niet wetend aan. Hij zegt: het
openluchtmuseum is toch een verzameling boerderijen? Daarna komt het niet
echt goed meer tussen hem en mij, maar ik gedraag me uiteraard ls een
gentleman. Hoewel, Wilma roept me toe: Gerard
je loopt er bij als een sjappie. Ik kijk niet begrijpend om en omhoog: dan
zie ik dat de wind inmiddels de helft van mijn paraplu vernield heeft. Het mag
de pret niet storen. Mijn vakbroeder praat verder over Cuypers hier en Cuypers daar. Hij kickt op architecten, dat is
duidelijk. We vertoeven langdurig in de Obrechtkerk, een parel, in geen enkele
stijl onder te brengen. Tot mijn verbazing volgt er geen enkele uitleg of
toelichting. Misschien gebouwd door een provinciaal? Maar hij heeft nog een verrassing
in petto: omdat wij Bedriegertjeslopers
zijn voert hij ons naar de fontein achter het rijksmuseum. Inderdaad, leuk en
toepasselijk. Maar nu zijn het mijn medelopers die mij verbazen. Als ik mij ,
uiteraard, even begeef ik in de droge cirkel midden tussen de fonteintjes,
heeft alleen Corry het lef dit ook te doen, de rest staat wat onzeker en
aarzelend toe te kijken. Maar snel en behendig weten zowel Corry als schrijver
dezes weer droog buiten de cirkel te stappen. Uiteraard! Een beetje Bedriegertjesloper kan dit toch!
Tijdens het diner worden twee bestuurders van de stichting
gedecoreerd voor wel twintig jaar bestuursactiviteiten. Het personeel van Bar Brouw staat met open mond te
luisteren: dat de vader van de baas zo’n maatschappelijke inzet vertoont, daar
hadden ze niet het flauwste vermoeden van. De voorzitter verklapt in zijn
dankwoord en passant dat Ingrid ook zo’n onderscheiding te wachten staat, maar
pas over twintig jaar… Hoe kan hij dat nou weten, vraag ik me af, over twintig
jaar? Hoe oud zou de voorzitter dan zijn?
Inmiddels speurt Wilma al weer de hemel af. Ja! daar gaat er een, een KLM. Even
later: Ja, weer een! Een KLM. Ze
blijft het volhouden, het hele diner. Nooit geweten, vliegtuigspotter pur sang!
In de trein terug spreekt de conducteur ons, een groepje
provincialen in de stiltecoupé streng toe. Of we maar stil willen blijven! We
doen ons best, maar we zijn wel samen op schoolreisje, toch? Het gaat redelijk,
tot Marinus het niet meer kan houden: het typisch geluid van een onderdrukte
slappe lach vult de stiltecoupé.
Terug in de Sprinter vraag ik Erik: hoe gaat het nu met je middenvoetsbeentje?
Nou, ik voel hem wel,
maar dat geeft niet, ik ben benieuwd hoe
hij morgen reageert, zegt hij met zijn beminnelijke glimlach.
Dit gelezen hebbend zal hij vast wel een voortgangsbericht
sturen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten