woensdag 10 mei 2017

Dora 5 en Herman 3

Het speelt zich af in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Ik ben een jochie van een jaar of tien. Vanmorgen heb ik gehoord dat Dora 5 moet afkalveren. Let wel, Dora 5 en niet Dora V. De namen van de koeien worden geschreven in Arabische cijfers. Geschreven in Romeinse cijfers zou Dora V een koningin kunnen zijn. Maar koninginnen stonden bij ons niet in de stal. Nee, bij ons stonden Dora 5,  Truus 14 en een dertiental andere koeien
Tijdens de koffiedrinken zegt mijn vader: ga eens kijken of de pootjes er al zijn.
Ik dus naar de stal, en even later kom ik terug met de verheugende mededeling dat de pootjes er zijn. Verheugend, want als kind vond ik dat een blijde gebeurtenis. Hoe volstrekt natuurlijk en in de winter soms dagelijks gebeuren het ook was,  voor ons als kind was het altijd bijzonder.  Er waren wel meer zich cyclisch herhalende gebeurtenissen waarbij wij met de neus vooraan stonden maar die maakten veel minder indruk. Zomers werd er bijvoorbeeld regelmatig een tochtige koe uit de wei naar huis gehaald. Het woordje ‘tochtig’ werd overigens nooit gebruikt, bij ons was een tochtige koe ‘bollig’. Als kind hadden we geen idee wat dat was. Oké, een stier was een ‘bolle’, maar bollig had in mijn kinderjaren niets met een stier van doen. Trouwens, wij hadden niet eens een stier. Nee, een koe was bollig als ze werd besprongen door andere koeien. Dan werd die koe naar huis gehaald en aan een paal of een deur van de boerderij vastgebonden. Mijn vader belde dan voor 8 uur ’s morgens de K.I.  Die afkorting staat voor kunstmatige inseminatie. Een volstrekt vertrouwd begrip waar ik –met de kennis van nu – niets van begreep. Hij sprak dan in de telefoon die in de keuken aan de wand hing, de vertrouwde woorden:  ‘Willem Janssen , Eierweg 25. Dora 5 - Herman 3’.  (Naam en adres zijn fictief want je weet maar nooit tegenwoordig). Met de kennis van nu weet ik dat Herman 3 de door hem gewenste donerende stier was. Een uur of wat later kwam dan de K.I. De man  nam uit zijn tas een lange dunne staaf. Dan mat hij zich een heel lange rubberen handschoen aan die wel tot zijn schouder reikte, deed de staart van de koe opzij, en ging met zijn hand in de koe. Vervolgens deed hij die lange dunne staaf in de koe.  Dora kromde haar rug, drentelde een paar pasjes opzij, riep een keer ‘boe’, en dat was het dan. De man waste zijn handschoen opvallend zorgvuldig, deed de staaf weer in zijn tas en reed naar een volgend adres. Als mijn vader soms afwezig was dan vroeg hij bij thuiskomst: is de K.I. al geweest? Als dat zo was dan moesten wij de koe terugbrengen naar de wei. Mijn vader noteerde in zijn stalarchief achter Dora 5 een datum en Herman3. Een vanzelfsprekend ritueel, even vanzelfsprekend als het palmpaashaantje, het vastentrommeltje en de dagelijks gebeden oefeningen van berouw, geloof, hoop en liefde. 
Goed, de pootjes zijn er. Maar daarover een volgend verhaal.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten