Tijdens een vrije rondleiding loop ik met een gezelschap
over onze Westerstraat. Het is het stukje Amsterdam waar het openluchtmuseum
een postkantoor, een Turkenpension en een Jordaanse kroeg heeft ondergebracht. Ik
vertel Monique en Arthur, resp. 10 en 9 jaar (geen familie) dat je vroeger voor
van alles en nog wat naar het postkantoor moest. Om te bellen (12 Hollandse
guldens voor drie minuten spreken met Suriname of de Antillen!), maar ook om een rekening te betalen, of om
geld op te nemen. Want 30 jaar geleden kon
je nog niet pinnen en ook geen geld uit de muur halen. Kunnen jullie je dat
voorstellen? Nee, dat kunnen kinderen van 10 zich niet voorstellen: een
wereld zonder pinnen…En geld storten,
dat hebben ze helemaal nog nooit meegemaakt. Geld stort je toch niet, dat maak
je toch even over? Ik vertel ze dat het postkantoor ook voor gastarbeiders heel
belangrijk was om pakketten naar huis te sturen. Weten jullie wat gastarbeiders
zijn? Arthur weet het niet, Monique
probeert: mensen uit Marokko en verre landen
misschien? Ja, jij bent warm, zeg
ik.
Na wat uitleg gaan we bij ze op bezoek in het pension. Ssstt, er slapen er nog een paar, zeg ik
als we het schemerduister betreden. De kinderen kijken de ogen uit (ook de
volwassenen trouwens). Hierna zou de
rondleiding eigenlijk moeten stoppen en zou het klassengesprek over gastarbeid gevoerd
moeten worden. Maar helaas, the show must
go on, het café wenkt ons. Monique en Arthur kijken verbaasd hoe een aantal
volwassenen in de groep (n.b.: Rotterdammers!) al dan niet dansend de Schlagers van Tante Leen en Johnny Jordaan meezingen. Zo kennen ze
hen blijkbaar niet.
Onderweg naar de Vinkenbaan zien we in de verte op het land mensen
druk in de weer. Papa, wat doen die
mensen daar, vraagt Monique. Papa vertelt dat ze aan het hooien zijn. Dan
krijg ik een ingeving: weet je wat dat
is, hooien? Nee, dus. En hooi, weet
je wat hooi is? En zo, al wandelend langs de wei leg ik uit dat gras wordt
gemaaid en gedroogd, en dat het in de boerderij of op een grote berg achter de
boerderij wordt bewaard voor in de winter, dan is het eten voor de koeien. (Hoezo:
rondleiden? Stilletjes denk ik: het is basisonderwijs).
Ook de Vinkenbaan is onbekend, voor jong én oud, maar daar
dat is wel voorstelbaar. Immers, het vinkenslaan is al bijna 100 jaar verleden
tijd. Monique vraagt wat ze met die gevangen vogeltjes deden. Slachten??
Opeten?? Nog zie ik haar ongelovige blik vol afkeuring. Dezelfde blik die
ik ook vaak zie als ik uitleg geef bij de hazen achter de kastdeur in
Vierhouten. En zo, wandelend langs de
wei, praten we over vlees kopen in de supermarkt en het opeten van dieren.
Na een klauterpartij in de Delftse molen krijgen we
uitgelegd hoe kleine korreltjes van de tarwe worden fijngemalen tot meel.
Iedereen weet nu dat brood van planten komt en – staande op de stelling – dat
je maar beter geen klap van de wieken kunt krijgen!
In de papiermolen legt de molenaar van dienst nogal nadruk
op de vieze, vaak stinkende vodden. Ze moesten eerst uitgezocht, gestampt en
gewassen worden alvorens de vezels konden worden opgelost tot een waterige
brei. Eenmaal buiten vraag ik aan de kinderen of ze weten wat vodden zijn. Nee
dus…
Zelf ontdekte ik onlangs , nota bene na vele tientallen
rondleidingen, dat kinderen niet weten wat een mestvaalt is en ook het begrip
mest niet kennen. (En ik maar praten over een waterput naast de mestvaalt!)
Eigenlijk zo gek dus niet dat Monique niet wist wat hooi is.
Misschien moeten we vrije
rondleiding maar vervangen door een
uurtje basiseducatie. En om het dan wat evenwichtiger te maken kunnen
Monique en Arthur mij dan misschien iets uitleggen over iPods en iPads.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten