maandag 3 augustus 2015


De baard van Abraham

Ik loop met Jans door de Gelderse buurt. Hij weet veel van oude boerderijen in Drenthe. Vandaar dat we hadden afgesproken eens samen een middag in het museum te wandelen. Dat ‘eens’ werd dus vanmiddag. Ik heb geleerd voortaan anders naar de gebintbalken te kijken. Gebinten kun je ‘lezen’ zo werd ik gewaar. Als je dat doet zie je op verscheidene plekken geboorde of uitgebeitelde gaten in de balken (of boomstammen). Er is heel veel hergebruikt of veranderd in de loop der eeuwen, en waarschijnlijk ook regelmatig  gesjord en gesleept met (delen van) gebinten. Het was vroeger allemaal niet zo statisch als wij vaak denken. Maar daar wil ik eigenlijk niet over schrijven. Het meest werd ik getroffen door een anekdote die hij me vertelde.
Eens moest hij voor zijn werk in Staphorst zijn. Nu moet u weten dat Jans een mooie witte baard draagt. Een staphorster boer maakte hem bij de begroeting meteen duidelijk dat hij niets moest hebben van mannen met een baard. Wat moet ik daar nou mee aan, dacht Jans, en toen kreeg hij een geweldige inval. Hij besloot die man te antwoorden in zijn eigen Drents dialect en hem aan te spreken op zijn waarschijnlijk gelovige achtergrond. Staphorst en Drenthe, och dat verstaat elkaars dialect wel. Dus zei Jans: ‘muj us luustern. Ie weet dat Ooze Lieve Heer alles eschaopen hef. Hij hef ok Abraham eschaopen en Abraham – da weet ie toch – had ok een boad! Was die boad van Abraham dan ok nie goed?’
‘Nou’, zei Jans, ‘daar had die boer niet van terug. Alleen al het feit dat ik dialect met hem kon spreken ontdooide de hele sfeer. Ik heb een heel goed gesprek met hem gehad.’
Zelf heb ik ook zoiets meegemaakt. Het toeval wil dat ik een paar weken geleden gebeld werd door de entree: of ik iets vergeten was, er stond een groep op me te wachten! Ik dacht dat ik door de grond zakte! 10 Minuten later (ik wacht nog steeds op een bekeuring) stond ik op het entreeplein. Ik besloot maar open kaart te spelen en zei: ‘dames en heren ik ga maar gewoon met de billen bloot, wat me nu is overkomen hoop ik nooit weer mee te maken. Ik heb geen enkel excuus, ik was het gewoon vergeten. Ik hoop dat u niet boos op me blijft.’ Ze konden die openheid wel waarderen geloof ik. Vervolgens vroeg ik waar ze vandaan kwamen. Uit Luttenberg, zeiden ze. Ik was blij verrast en zei: ‘uut Lut’nbarg!! Da ken ie Harfte -Wietem wè, dao kom ik vanda.’
‘ Joa,’ zei een mevrouw: ‘dao hek nog ediend!’ 
Om het verhaal kort te houden: ze bleek een jaar inwonend dienstmeisje te zijn geweest op een van de tien boerderijen van dat gehucht waar ik een geweldige jeugd heb gehad. Ik zei: ‘aj eem wacht hef ze mie nog de luiers om edoan!’ De rondleiding kon niet meer stuk, dankzij enkele ogenblikken van contact in het dialect.
Vanmorgen kwam dit alles weer terug toen ik in de krant las over cirkels van taal waardoor volken zich verbonden weten en waardoor mensen bij elkaar willen blijven horen.
De boer in Staphorst zal zich dit niet bewust zijn geweest. Ook niet dat die baard van Abraham nergens in het scheppingsverhaal voorkomt. Ik meen te weten dat alleen ergens in de psalmen een keer sprake is over honing die druipt uit de baard van Abraham.
Nogal wiedes, ze kenden in die tijd nog geen scheerapparaten en bij gebrek aan papier ook geen WC-papier, laat staan servetten, toch?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten