Scheefwonen
In het museum staat een vissershuisje van het eiland Marken.
Het is eigenlijk een huisje van niks: opgetrokken van hout en helemaal
scheefgezakt. Maar als het huis kon praten! Het heeft heel wat meegemaakt. In
de 18e eeuw gebouwd op een terp want de Zuiderzee kon spoken,
regelmatig stroomde het eiland over, en je wilt toch wel droge voeten houden!
Nog in 1916 werden er 30 huizen door het water verzwolgen!
Naar ik heb begrepen werden er twee rijtjes van drie huizen
neergezet. Maar alleen dit huisje is in 1931 overgebracht naar Arnhem. Het
heeft dus nooit zo allenig de wind getrotseerd als hier in ons museum.
Aanvankelijk kreeg het hier de plaats waar nu ongeveer het cafetaria staat. Toen
de operatie Market Garden mislukte en
heel Arnhem moest evacueren heeft het een tijdje dienst gedaan als winkel, want
ook het openluchtmuseum kreeg honderden evacuees. Later, in 1948 werd het
huisje op de huidige plek gezet.
Als het eens kon praten… ergens na 1850 – dan staat het er
al 100 jaar! – wonen Jan en Lijsbeth De Waard er, met hun kinderen Jan, Annetje
en Sijmon, én oma, Bessie genoemd op Marken! Jan en Lijsbeth waren nl. bij hun
ouders ingetrouwd. Zes personen dus in dat huisje! Stel je dat eens voor als je
naar binnen gaat: Die mooie waterput om het regenwater op te vangen(geen WC !)
dat gaat nog wel, maar die ene woonkamer/keuken/slaapkamer! Jazeker, er zijn
twee vertrekken, maar die ene is toch vooral om te pronken. De typisch geel en
blauwe kleuren ogen fris en vrolijk (heel contrasterend met de zwart geteerde
buitenkant van het hout.) Dat geel/blauw is de kleur van Zweden. Niet
toevallig, want ze visten veel in de Oostzee. En probeer eens te zien hoe op
een koude, natte, winderige dag Lijsbeth
hier de boel warm probeert te houden, de luiers probeert te drogen, eten te
bereiden, kortom het hele spul draaiend te houden. De netten aan de hanenbalken
zullen ook niet veel frisheid aanbrengen, denk ik. De kist (het luik in het dak) zal wel vaak open staan om wat trek
te houden. Het hele gezin slaapt in de bedstee in de achterwand. De kleinsten
in de ruif boven het voeteneind van pa en ma, de grootsten in de ruimte onder
de bedstee ,‘de koets’. Bessie heeft dan een ruimte helemaal links achter naast
de bedstee. De beste kamer, de pronkkamer, is natuurlijk niet voor dagelijks
gebruik, die is om te pronken. Je wilt immers
niet onderdoen voor de rest op
het eiland! Ze haalden uit Amsterdam spullen van over de hele wereld, en de
vissers brachten ook zelf wel spullen mee uit Scandinavië. In ons huisje staan
vooral heel veel spaandozen, die komen uit Duitsland, en zijn geschilderd door
huisschilders uit Hindelopen die hier en daar rondtrokken. Het blauw in de
kamer werd tweemaal per jaar fris geverfd met blauwsel door de kalk: witwassen noemden ze dat. Het zal ook
wel nodig geweest zijn want deze huisjes werden niet voor niets rookhuisjes genoemd: er brandde in die
ene woonkamer/keuken/slaapkamer altijd een open vuur!
Met een hoofd vol indrukken loop ik van het rokerige huisje
naar de poffertjeskraam. Daar kijk ik nog eens om en zie hoe scheef het huisje
staat. Vanmorgen las ik in de krant over nieuwe woorden in nieuwe Van Dale. ‘Scheefwonen’ is een van de
nieuwe woorden, zo las ik. Kijkend naar het huisje denk ik: hoezo nieuw? Jan en
Lijsbeth hebben nooit anders gedaan! Ze hebben altijd scheef gewoond!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten