dinsdag 7 mei 2019



Van hemelse gezangen tot klagelijk gebalk 

Baraque de Fraiture klinkt al een beetje vertrouwd.  Op zijn Frans geschreven en op zijn Nederlands uitgesproken voelt het een beetje als Belgische friet, net een beetje te vet. Een klein half uurtje later slingeren we onder tal van viaductjes door langs de oevers van de Maas zonder stoplichten helemaal door Luik. Tunneltje in, tunneltje uit, hier een kromming naar links, daar weer eentje naar rechts. Ik waan me er als jongetje vroeger op een kermis. En dan plotseling gaat de weg over in een heuse snelweg pal langs de rivier. Zoals elke keer als we hier rijden twijfel ik even of het echt wel zo is. Verstand en gevoel sporen niet helemaal. Maar ik weet dat het mag, dus druk ik het gaspedaal in tot boven 100 km en scheuren we naar mijn gevoel veel te hard, langs de Maas in no time naar het vaderland. Eijsden en St. Geertruid, het voelt als thuiskomen maar toch nog een beetje buitenlands. Maastricht passeren we ondergronds – wat een herademing vergeleken bij vroeger – vliegveld Beek en dan voorbij het bordje Ohé en Laak  voelen we ons weer echt op vaderlandse bodem. Ontspannen karren we door tot bij Romeinse Put, waar we even stoppen om onze benen een beetje te bewegen. We lezen de informatie over de archeologische vondsten van een Romeinse hoeve en nog oudere bewoning die hier zijn aangetroffen. Fascinerend vind ik dat. Op historische grond mijmeren over een nu onzichtbaar maar nog net aanraakbaar verleden. Zoals we dat ook de afgelopen week gedaan hadden, in Taizé, Cluny, en Paray-le-Monial. 
Diep in de kraag van onze zomerkleding gedoken hadden we , terwijl het in Eijsden en St Geertruid sneeuwde,  rondgewandeld op het plein van de op één toren na volledig verwoeste, eens zo machtige abdij van Cluny. Ze stond aan de top van een duizendtal abdijen verspreid over heel West Europa. Waar wij liepen ontwikkelde zich tussen 900 en 1200 de romaanse bouwstijl gekenmerkt door tongewelven die - zo lees ik in Wikipedia -  een bijzonder goede akoestiek boden voor de gregoriaanse zang. Er ligt geschiedenis in Cluny, beroemde abten als Odo, Hugo, en Petrus Venerabilis voerden er de scepter. Maar rijkdom en macht waren ook een steen des aanstoot voor diehards die terug naar het echie wilden, die totale afwending van de wereld wilden én vonden in de bossen van Citaux en vele andere plaatsen. Op het plein van Cluny is het allemaal moeilijk voor te stellen, al doen ze in het museum met een prachtige maquette en met video-impressies nog zo hun best. Om een indruk te krijgen van de eens zo machtige abdijkerk moet je 50 km westelijker naar  Paray-le-Monial. De monniken van Cluny hebben daar in de 11e  eeuw  een kerk gebouwd naar beeld en gelijkenis van grote broer (of moeder,) in Cluny. En inderdaad: de kapellenkrans om de driebeukig hoog opgetrokken kerk, de kleine ramen hoog in het middenschip en de tongewelven geven een schitterend idee. En als iemand verderop in de kerk het nodig vindt  een stoel te verslepen, blijkt ook de akoestiek fenomenaal! Terwijl ik dit enkele dagen later 150 km ten noorden van Ohé en Laak zit te tikken doet het schurend lawaai nog pijn aan mijn oren!
Het gregoriaans moet er duizendmaal hemelser hebben geklonken! Meer zoals de mantra’s die we elke dag gezongen hoorden door wel duizend mensen, gezeten op de vloer in de eenvoudige kerk van de monniken in Taizé.
Als ik dit alles nog even nalees zie ik in gedachten ook de drie baudets in de wei van ons B&B in Taizé. Lieve beesten waren het, heel rustig. Maar eentje kon het niet laten af en toe wat klagelijk te balken over zijn verre neef die zijn naam schrijft met een hoofdletter…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten