Van hemelse gezangen tot klagelijk gebalk
Baraque de Fraiture
klinkt al een beetje vertrouwd. Op zijn Frans geschreven en op zijn Nederlands uitgesproken voelt het een beetje als Belgische friet, net een beetje te vet. Een klein half uurtje
later slingeren we onder tal van viaductjes door langs de oevers van de Maas
zonder stoplichten helemaal door Luik. Tunneltje in, tunneltje uit, hier een
kromming naar links, daar weer eentje naar rechts. Ik waan me er als jongetje
vroeger op een kermis. En dan plotseling gaat de weg over in een heuse snelweg
pal langs de rivier. Zoals elke keer als we hier rijden twijfel ik even of het
echt wel zo is. Verstand en gevoel sporen niet helemaal. Maar ik weet dat het
mag, dus druk ik het gaspedaal in tot boven 100 km en scheuren we naar mijn
gevoel veel te hard, langs de Maas in no time naar het vaderland. Eijsden en St.
Geertruid, het voelt als thuiskomen maar toch nog een beetje buitenlands.
Maastricht passeren we ondergronds – wat een herademing vergeleken bij vroeger
– vliegveld Beek en dan voorbij het bordje Ohé
en Laak voelen we ons weer echt op
vaderlandse bodem. Ontspannen karren we door tot bij Romeinse Put, waar we even
stoppen om onze benen een beetje te bewegen. We lezen de informatie over de
archeologische vondsten van een Romeinse hoeve en nog oudere bewoning die hier
zijn aangetroffen. Fascinerend vind ik dat. Op historische grond mijmeren over
een nu onzichtbaar maar nog net aanraakbaar verleden. Zoals we dat ook de
afgelopen week gedaan hadden, in Taizé, Cluny, en Paray-le-Monial.
Diep in de kraag van onze zomerkleding gedoken hadden we ,
terwijl het in Eijsden en St Geertruid sneeuwde, rondgewandeld op het plein van de op één
toren na volledig verwoeste, eens zo machtige abdij van Cluny. Ze stond aan de
top van een duizendtal abdijen verspreid over heel West Europa. Waar wij liepen
ontwikkelde zich tussen 900 en 1200 de romaanse bouwstijl gekenmerkt door
tongewelven die - zo lees ik in Wikipedia -
een bijzonder goede akoestiek boden voor de gregoriaanse zang. Er ligt
geschiedenis in Cluny, beroemde abten als Odo, Hugo, en Petrus Venerabilis
voerden er de scepter. Maar rijkdom en macht waren ook een steen des aanstoot
voor diehards die terug naar het echie
wilden, die totale afwending van de wereld wilden én vonden in de bossen van
Citaux en vele andere plaatsen. Op het plein van Cluny is het allemaal moeilijk
voor te stellen, al doen ze in het museum met een prachtige maquette en met video-impressies
nog zo hun best. Om een indruk te krijgen van de eens zo machtige abdijkerk
moet je 50 km westelijker naar Paray-le-Monial.
De monniken van Cluny hebben daar in de 11e eeuw
een kerk gebouwd naar beeld en gelijkenis van grote broer (of moeder,)
in Cluny. En inderdaad: de kapellenkrans om de driebeukig hoog opgetrokken
kerk, de kleine ramen hoog in het middenschip en de tongewelven geven een
schitterend idee. En als iemand verderop in de kerk het nodig vindt een stoel te verslepen, blijkt ook de
akoestiek fenomenaal! Terwijl ik dit enkele dagen later 150 km ten noorden van Ohé en Laak zit te tikken doet het schurend
lawaai nog pijn aan mijn oren!
Het gregoriaans moet er duizendmaal hemelser hebben
geklonken! Meer zoals de mantra’s die we elke dag gezongen hoorden door wel duizend
mensen, gezeten op de vloer in de eenvoudige kerk van de monniken in Taizé.
Als ik dit alles nog even nalees zie ik in gedachten ook de
drie baudets in de wei van ons
B&B in Taizé. Lieve beesten waren het, heel rustig. Maar eentje kon het
niet laten af en toe wat klagelijk te balken over zijn verre neef die zijn naam
schrijft met een hoofdletter…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten